Indiase producenten van auto-onderdelen stappen sneller over op geautomatiseerde productietechnieken naarmate de vraag naar hun producten vanuit de autoverkoopbranche toeneemt, zo ontdekte Parhi bij haar analyse. Cruciaal daarbij is de relatie tussen leverancier en koper, zowel letterlijk als figuurlijk. Hoe beter die relatie is en hoe kleiner de afstand tussen bedrijven, hoe groter de bereidheid tot het aangaan van cruciale verplichtingen, zoals investeringen in innovatie. Voorbeelden zijn automatisering van de administratie en de toepassing van computer aided design.
Het onderzoek van Parhi bevestigde verder dat grotere bedrijven sneller overstappen op geavanceerde productietechnieken dan middelgrote en kleine. Ook de aandacht die het bedrijf besteedt aan research en ontwikkeling, het aantal werknemers en het technologische niveau van het bedrijf beïnvloeden volgens Parhi de innovatiebereidheid.
Vraaggestuurde innovatie
De verspreiding van nieuwe technologieën en de rol van netwerken en interactie tussen bedrijven is volgens Parhi in ontwikkelingslanden nog nauwelijks onderzocht. Zij denkt dat dergelijk onderzoek van groot belang is om te ontdekken in hoeverre innovatie de economische groei in deze landen kan stimuleren. Belangrijker dan de technologische vooruitgang zelf is volgens haar de mate waarin deze economiebreed wordt toegepast. De Indiase overheid zou in haar beleid daarom beter moeten inspelen op de door Parhi gesignaleerde vraaggestuurde innovatie. Zij zou de samenwerking tussen verschillende soorten bedrijven en tussen kennisproducenten en kennisgebruikers moeten stimuleren.
Parhi denkt dat vergelijkbaar onderzoek in andere sectoren, zoals de IT-sector, zinvol is. Deze sector maakte net als de automobielindustrie sinds de liberalisering van de Indiase economie begin jaren negentig van de vorige eeuw een spectaculaire groei door. Volgens Parhi blijft de sector echter kwetsbaar omdat die vooral afhankelijk is van buitenlandse vraag. Ook onderzoek in andere opkomende industrielanden zoals China, Brazilië, Mexico en Zuid-Afrika zou meer inzicht kunnen opleveren in de bijdrage van technologische vooruitgang aan economische groei.
Parhi’s onderzoek werd uitgevoerd in het UNU-Merit Instituut (een samenwerkingsverband tussen de Universiteit Maastricht en de United Nations University) en werd gesteund door de NWO-Stichting voor Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen en Ontwikkelingslanden (WOTRO).