Dat constateren de hersenwetenschappers Kielan Yarrow, Peter Brown en John Krakauer. In Nature Reviews Neuroscience geven ze een overzicht van de verschillen tussen het brein van een topatleet en een beginner of amateur.

Het eerste verschil ligt een beetje voor de hand. In elk brein is het de motorcortex die onze spieren en daarmee onze bewegingen aanstuurt. De rechtermotorcortex regelt de linkerkant van het lichaam, terwijl de rechterkant van ons lijf door de motorcortex links wordt bestuurd. Beide kanten zijn ongeveer even groot. Behalve bij topsporters. Wetenschappers ontdekten dat bij toptennissers de kant die hun speelhand aanstuurt groter en beter ontwikkeld is. Zo heeft hun brein dus meer controle over de spieren in die hand en arm.
Maar er zijn meer verschillen, en die hebben minder met spieren te maken en meer met slim spelen. Zo kunnen sporters beter voorspellen waar een bal die op hen af suist terecht gaat komen. En ze maken die voorspelling bovendien eerder, zodat ze meer tijd hebben om zich voor te bereiden. Een voorbeeld. Een amateur die een potje tennis speelt, kijkt naar de baan van een bal van de tegenstander en bedenkt dan wat hij moet doen. Een topspeler doet dat anders. Hij voorspelt waar de bal gaat landen uit de armbewegingen van zijn tegenstander. Daarmee wint hij kostbare milliseconden, omdat hij daardoor ook eerder in beweging kan komen en dus meer tijd maakt om te reageren.

Spiegelneuronen en feedbacklussen
Om dit te kunnen, gebruikt het topsportersbrein hele gewone hersengebieden en cellen op een efficiëntere manier. Wetenschappers denken bijvoorbeeld dat kampioenen hun spiegelneuronen optimaal gebruiken om de koers van de bal af te leiden uit de bewegingen van hun opponent. Die spiegelneuronen stellen je in staat om je heel letterlijk even in iemand anders schoenen te verplaatsen: ze lezen een beweging en spiegelen vervolgens letterlijk de hersenactiviteit die de ander moet voelen om die beweging te kunnen maken.
En om razendsnel de goede beslissing te nemen communiceren de hersengebiedjes die we gebruiken voor zicht en aandacht (achter in je brein) planning (de prefrontale cortex, achter je voorhoofd) en voor het voorbereiden en uitvoeren van bewegingen (de premotor- en de motercortex) voortdurend heel gefocust met elkaar, in een soort continue feedbacklus. Daardoor kan een topsporter zijn eigen bewegingen voortdurend bijsturen en dus veel beter reageren op wat er gebeurt op het veld.

De kans op succes
De grote vraag die overblijft is natuurlijk: kan dit sporters ook helpen beter te presteren? Yarrow, Brown en Krakauer denken van wel. Betere kennis van hoe het brein van een topsporter werkt, kan een goede basis zijn voor het verfijnen van trainingsprogramma’s, zeggen ze. En ze gaan nog een stapje verder. In de toekomst denken ze dat het mogelijk wordt om aan het begin van een carrière al te voorspellen wat de kansen op succes op het hoogste niveau zijn. Hoe dat dan zou moeten, laten de hersenwetenschappers in het midden. De tijd zal het leren.
Yarrow, Brown en Krakauer publiceerden hun conclusies in het vakblad Nature Neuroscience Review onder de titel ‘Inside the brain of an elite athlete: the neural processes that support high achievement in sports’
Zie ook:
- Wetenschap en sport (Kennislinkdossier)
- De wetenschap achter voetbal (Kennislinkdossier)
- Wetenschap en topsport, op naar goud (Kennislinkartikel van Gewoon Bijzonder)