Je leest:

‘Huiselijk geweld klinkt te gezellig’

‘Huiselijk geweld klinkt te gezellig’

Auteur: | 17 oktober 2008

In een vol voetbalstadion wordt een speler getackeld. Door te fluiten en boe te roepen uiten supporters hun afkeuring van de overtreding. Dan verschijnt er een beeld van een man die een vrouw slaat. De supporters houden zich muisstil. Dit is een voorlichtingsspotje zoals in Portugal vertoond wordt om het verschil tussen het openlijk afkeuren van publiek geweld en geweld binnen de privé-sfeer pijnlijk duidelijk te maken. Een goed filmpje volgens Renée Römkens, sinds kort hoogleraar Interpersoonlijk Geweld aan de Universiteit van Tilburg.

Eén op de tien vrouwen is slachtoffer van ernstig geweld binnen een relatie. Eén op de vier vrouwen heeft te maken met geweld, maar dan minder frequent. Eén op de vijftien vrouwen meldt ooit verkracht te zijn door een partner, het merendeel herhaaldelijk. Het gaat hierbij om vrouwen uit alle lagen van de bevolking en uit verschillende culturen. Schokkende cijfers. Renée Römkens presenteerde deze cijfers al in 1989 in het eerste onderzoek in Europa op het gebied van geweld tegen vrouwen in de privé-sfeer. Toch heeft het lange tijd geduurd voordat over deze kwestie een maatschappelijke- en beleidsdiscussie op gang kwam. Het tij lijkt te keren, de aandacht voor geweld binnen relaties is groeiende.

’ Römkens: ‘Het woord huiselijk heeft een gezellige lading. Daarom gebruik ik de term huiselijk geweld niet graag. Als onderzoeker omschrijf ik het als geweld in de privé-sfeer.’

Minderwaardig

In het publieke debat gebruikt men vaak de term huiselijk geweld en Römkens wordt in de media regelmatig aangeduid als nieuwe hoogleraar huiselijk geweld. Maar de kersverse hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg heeft weinig op met deze term. ‘Het woord huiselijk heeft een gezellige lading. Daarom gebruik ik de term huiselijk geweld niet graag. Als onderzoeker omschrijf ik het als geweld in de privé-sfeer.’ Römkens heeft nog een reden om deze term te vermijden: onder huiselijk geweld valt ook geestelijk geweld. Römkens kijkt als jurist en criminoloog alleen naar strafbaar gedrag en geestelijk geweld is nauwelijks aan te tonen. ‘Bovendien is de grens moeilijk aan te geven. Iemand een keer uitschelden voor trut, is dat al geestelijk geweld? Mishandeling in een relatie is wel verknoopt met vernederen, uitschelden en het ondermijnen van het zelfvertrouwen van het slachtoffer, maar dit is toch andere problematiek.’

Wanneer haar naar de oorzaken van interpersoonlijk geweld gevraagd wordt, wordt duidelijk dat Römkens haar intellectuele bagage combineert met sociaal engagement. ‘Er is een historisch geworteld besef dat vrouwen en kinderen minderwaardig zijn, dat ze de te onderwerpen categorie zijn. En nog steeds worden vrouwen in verschillende brandhaarden van de wereld gezien en gebruikt als oorlogsbuit. Die sentimenten komen ook terug in interviews met slachtoffers. Vrouwen worden vernederd en voelen zich minderwaardig aan daders die zichzelf superieur achten.’ Met de rol van geweld in man-vrouw verhoudingen heeft Römkens zich al lange tijd bezig gehouden. Door wetenschappelijk onderzoek te doen naar het probleem, hoopt ze haar steentje bij te dragen aan de oplossing.

‘Er is een historisch geworteld besef dat vrouwen en kinderen minderwaardig zijn, dat ze de te onderwerpen categorie zijn. En nog steeds worden vrouwen in verschillende brandhaarden van de wereld gezien en gebruikt als oorlogsbuit.’ Illustratie: © Ronald de Hoogh

Scepsis

Renée Römkens verrichtte in de jaren tachtig het eerste landelijke onderzoek naar de aard en omvang van geweld tegen vrouwen in relaties. Maatschappelijke organisaties zoals de Blijf van m’n Lijf-huizen hadden bij het ministerie van VWS aangedrongen op dit onderzoek. Het ministerie stemde toe en Römkens werd gevraagd dit onderzoek uit te voeren. In 1989 werden de eerste schokkende cijfers bekend. De onderzoeksresultaten leidden niet zozeer tot maatregelen om het geweld terug te dringen, maar vooral tot scepsis en ongeloof. Reacties varieerden van ‘dit kan niet waar zijn, want anders zouden we het merken’ tot ‘zolang je alleen slachtoffers ondervraagt weet je nog niets, je moet ook plegers ondervragen’ en ‘een vrouw als onderzoeker is sowieso niet neutraal en dus onbetrouwbaar’. Römkens liet zich hierdoor niet van haar stuk brengen. ‘Ik wist dat we degelijk onderzoek hadden gedaan. We hebben een representatieve groep van duizend vrouwen face-to-face geïnterviewd. We vroegen hen of ze ooit wel eens te maken hadden gehad met geweld binnen hun relatie. En dit waren de getallen die uit ons onderzoek naar voren kwamen.’

Spaans voorlichtingsspotje over geweld tegen vrouwen. Bron:Youtube

Comfortzone

Het heeft tot 2001 geduurd voordat de maatschappelijke en beleidsdiscussie op gang kwam. Römkens denkt wel te weten waarom het zo lang heeft geduurd. ‘Neiging tot ongeloof en bagatelliseren is er altijd geweest en zal ook altijd blijven bestaan. Het onderwerp is too close for comfort: het is een onaangenaam besef dat de plek die omgeven zou moeten zijn met veiligheid en geborgenheid, intimiteit en gezelligheid, ook een plek is waar geweld plaatsvindt. Bovendien is het een onprettige gedachte dat het zo veel gebeurt. Het is comfortabeler om te denken dat psychopaten geweld plegen, in plaats van mensen in een gezin. En daar zitten wel psychopaten tussen, maar dat is maar een klein deel. Interpersoonlijk geweld komt zo vaak voor, dat kunnen niet allemaal psychopaten zijn. Kennelijk is het plegen van geweld in de privé-sfeer voor veel mensen nog steeds aanvaardbaar. Er is veel aandacht geweest voor zinloos geweld op straat tegen vreemden, maar als je naar de cijfers kijkt komt geweld binnen een relatie veel vaker voor. Dus zou daar eigenlijk meer aandacht voor moeten zijn.’

Illustratie: © Ronald de Hoogh

Dubbele moraal

De dubbele moraal die geldt bij de aandacht voor dit probleem, gaat ook op voor de direct betrokkenen. Zolang de slachtoffers nog een relatie hebben met de persoon die slaat, zijn ze op zoek naar manieren om het geweld te stoppen. De slachtoffers zien het als hun probleem en vragen zich af welk gedrag hun partner aanleiding geeft om te slaan. Mannen willen het de vrouw ook graag doen geloven: als zij niet te laat thuis zou zijn, dan had ik haar niet geslagen, zo redeneren zij. Daders betuigen vaak wel spijt, maar dan doen ze het later toch weer. Bovendien is de hand die slaat ook de hand die liefheeft. Ook hier druipt de dubbelheid van af.

Dit geldt ook voor de aandacht die er onlangs was voor mannen die het slachtoffer waren van het geweld gepleegd door hun vrouwelijke partners. ‘Er zijn pogingen gedaan opvanghuizen voor mannen te openen en dit werd breed uitgemeten in de media. Maar hoewel er over de verhouding mannelijke en vrouwelijke slachtoffers geen betrouwbare cijfers zijn, komt de hulpvraag van mannen in omvang en in ernst niet in de buurt van die van vrouwen, tenzij er veel verborgen leed is.’

‘De hulpvraag van mannen komt in omvang en in ernst niet in de buurt van die van vrouwen, tenzij er veel verborgen leed is.’ Foto: www.ban-tshirts.com

Moslima’s

Het clichébeeld dat geweld alleen voorkomt binnen relaties van laagopgeleiden of dat het alleen onmondige moslima’s zijn die geslagen worden, klopt volgens Römkens niet. ‘Onderzoeken naar in welke sociaal-economische of etnische groepen geweld het meest voorkomt, laten tot nu toe een wisselend beeld zien. Uit mijn onderzoek van twintig jaar geleden leek er wel een verband te zijn tussen sociaal-economische klasse en de ernst van het geweld: hoe lager de klasse, hoe ernstiger het geweld. Maar hier kan sprake zijn van onderrapportering: het is mogelijk dat de schaamte om het slachtofferschap toe te geven groter is bij vrouwen met een hogere opleiding. Daarom moet worden gedacht aan meer verklarende factoren dan alleen de sociologische, er is een scala aan verklaringen van het probleem.’

Haar nieuwe onderzoek van de leerstoel Interpersoonlijk Geweld heeft onder andere het doel meer zicht te krijgen op de samenhang tussen kwetsbaarheid en sociaal-economische factoren, etniciteit en gender. Het is de bedoeling om jongens die veroordeeld zijn voor een strafbaar feit of die met de politie in aanraking zijn geweest te onderzoeken en te kijken naar hun gezinsachtergrond: de hechtingsstijl, of er geweld plaatsvindt, hoe de meisjes het doen in dat gezin. Het onderzoek moet uitwijzen in hoeverre de hechtingsstijl van jongens agressieproblematiek veroorzaakt.

Renée Römkens (1953) studeerde rechten en criminologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (de huidige Radboud Universiteit) en promoveerde in 1992 cum laude aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Gewoon geweld? Omvang, aard, achtergronden en gevolgen van geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Ze werkte als docent en onderzoeker aan universiteiten in binnen- en buitenland, waarbij geweld in de relationele sfeer het verbindende onderzoeksthema was: de Universiteit Leiden, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Utrecht en tussen 2001 en 2005 bij Columbia University (New York). Daarnaast heeft ze in het afgelopen decennium als research fellow in het buitenland onderzoek gedaan bij de University of the Western Cape (Kaapstad), John Jay College of Criminal Justice in New York, New York University Law School en Rutgers University (VS). In 2005 kwam ze van New York naar de Universiteit van Tilburg om te werken bij IVA Beleidsonderzoek en advies en bij onderzoeksinstituut INTERVICT. Op 1 februari 2008 is ze daar benoemd tot hoogleraar Interpersoonlijk Geweld. Foto: Dolph Cantrijn

Beschaving

De publieke opinie is vergeleken met twintig jaar geleden veranderd: het besef van het maatschappelijke probleem interpersoonlijk geweld is gegroeid. Niemand zou nu meer zeggen: we merken niets, dus het bestaat ook niet. Er is ook een trend tot harder optreden tegen interpersoonlijk geweld. Wet- en regelgeving alleen kan de omvang van het probleem volgens Römkens echter niet veranderen. Daar is ook hulpverlening bij nodig. Het is daarom afwachten wat het effect zal zijn van de wet tijdelijk huisverbod die nog dit jaar van kracht wordt. ‘In deze wet staat dat de pleger van geweld het huis voor een periode van minimaal tien dagen moet verlaten. De bedoeling is dat het preventief werkt. Uit onderzoek blijkt dat er een risico is dat hardere maatregelen contraproductief kunnen werken. Daarom is het hulpverleningstraject dat ook aangeboden wordt cruciaal. Criminalisering alleen kan vrouwen kopschuw maken om de politie te hulp te roepen. Harder optreden kan leiden tot onbedoelde neveneffecten.’

Römkens ziet de oplossing ook in het harder en op een hardere toon werken aan bewustwording. Voorlichtingscampagnes moeten leiden tot een proces van innerlijke beschaving en een beschavingsoffensief. De Nederlandse overheid kan hierbij nog wel een voorbeeld nemen aan het Portugese filmpje van het voetbalstadion. ‘In Nederland is de voorlichting nog veel te wollig. Mensen moeten meer wakker geschud worden. Maar hoewel bewustwording zal helpen bij het afnemen van geweld, helemaal verdwijnen zal het nooit.’

Dit artikel is een publicatie van Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen).
© Facta (Tijdschrift voor Maatschappijwetenschappen), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 17 oktober 2008

Discussieer mee

0

Vragen, opmerkingen of bijdragen over dit artikel of het onderwerp? Neem deel aan de discussie.

NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.