Je leest:

Hoosbuien en hittegolven

Hoosbuien en hittegolven

Auteur: | 30 juli 2007

Het water komt. Pas verschenen klimaatrapporten laten zien dat Nederland de komende eeuw flink wat extra water te verstouwen krijgt. Ondertussen bouwen we laaggelegen polders gewoon vol. Houden wij het hoofd boven water? “We hebben onszelf kwetsbaar gemaakt.”

De temperatuur blijft stijgen, waardoor ook de zeespiegel stijgt. Het zal ’s winters vaker en harder regenen. Ook extreem warm weer komt vaker voor. Dat zijn voor Nederland de belangrijkste conclusies uit de klimaatrapporten van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) die dit jaar verschenen. Wij moeten dus oppassen dat we geen natte voeten krijgen. Hoe bang moeten we zijn voor het water dat onze kant op komt?

Klimaatverandering kan de Nederlandse neerslag compleet overhoop gooien. Overstromen de rivieren vaker door hevige regenval – of krijgen we juist hete, droge zomers? bron: Nederlandleeftmetwater.nl.

Bij het Instituut voor Milieuvraagstukken van de VU werkt dr. Jeroen Aerts ( woont in IJburg, 120 centimeter boven NAP, “ik snap niet waarom ze heel IJburg niet meteen een extra metertje hebben opgehoogd”). Hij onderzoekt de langetermijnontwikkelingen die voor het Nederlandse waterbeheer van belang zijn, waaronder klimaatverandering. Aerts: “Voor de zeespiegelstijging heeft de overheid veel aandacht. We zullen er hard aan moeten werken, maar ik verwacht dat dat wel lukt. Wat volgens mij enorm wordt onderschat, zijn de gevolgen van extreem weer: extreme regenbuien, piekafvoeren op de rivier en extreme droogte.”

Nu al regent het regelmatig zo hard, dat het riool het niet aankan. Aerts: “Dat zal vaker gebeuren. Daar vallen geen doden bij, maar wanneer de kassen steeds vollopen, is de economische schade enorm.” In 2003 bleek wat er bij langdurige droogte gebeurt: “Toen leed de scheepvaart 100 tot 150 miljoen euro schade. Door het lage waterpeil konden schepen minder laden dan normaal. Ook werd het water te warm om als koelwater te dienen voor energiecentrales. Maar die gebeurtenissen lijken snel weer uit het collectief geheugen weg te zakken.”

In 2003 zorgde een hete zomer voor droogteproblematiek.

Onzekerheid

Toch krijgt het klimaat nu veel meer aandacht dan voorheen. Door de film van Al Gore, maar ook de extreme warmte van vorig jaar, raken mensen bezorgd. Kunnen we in de Randstad blijven wonen? Of is de klimaatverandering bangmakerij, zoals sceptici beweren? Niet iedereen is onder de indruk van de cijfers. Vooral de marges van de verwachtingen zorgen voor scepsis. Zo verwacht het IPCC voor de komende eeuw een wereldwijde zeespiegelstijging van 18 tot 59 centimeter. Wanneer Groenland en Antarctica versneld afsmelten, kan daar nog eens 10 tot 20 centimeter bij komen. Maar wat heb je aan een verwachting die zo onzeker is?

Aerts reageert fel op die vraag: “Het bewijs voor de veranderingen is inmiddels zo overweldigend, dat je je niet meer achter de onzekerheden kunt verschuilen. Weet je wat ik zo raar vind? Wie een beleggingshypotheek afsluit voor dertig jaar, krijgt te horen dat het rendement tussen de zes en negen procent zal liggen. Zes of negen, weet je hoeveel geld dat scheelt? Toch vinden we dat normaal – je kunt immers niet precies voorspellen hoe de economie zich ontwikkelt. Maar wanneer het over klimaatverandering gaat, eisen mensen ineens zekerheid. De verwachting is dat de zeespiegel in Nederland tot 2050 met 15 tot 35 centimeter stijgt. Maar hoeveel is het nu precies, vragen beleidsmakers me. Waarmee moeten we rekening houden? We zijn immers zuinige Hollanders: we willen wel investeren om ons land droog te houden, maar geen cent meer dan nodig is. Zo werkt het niet. We weten wél zeker dat het in deze bandbreedte ligt. Dus houd maar rekening met die 35 centimeter, dan valt het waarschijnlijk mee.”

Zeespiegelstijging in de komende 100 jaar volgens de VN-klimaatcommissie IPCC.

Gemalen die vooruit denken

Onzekerheden in klimaatverwachting zijn net zo onvermijdelijk als onzekerheden in de weersverwachting. Enerzijds komt dat door de modellen zelf. Die worden gevoed met gegevens over het weer in de afgelopen eeuwen, maar die data zijn onvolledig. Ook begrijpen we nog niet alle fysische processen: zo is de invloed van wolken moeilijk in te schatten en is bijvoorbeeld niet duidelijk of het Groenlandse ijs gelijkmatig of steeds sneller zal smelten.

Anderzijds is het gedrag van de mens een onzekere factor. Klimaatmodellen rekenen met verschillende emissiescenario’s: scenario’s waarin de CO2-uitstoot onverminderd hard doorgroeit, maar ook scenario’s waarin de emissie wordt teruggedrongen. Dat vergroot de spreiding in de resultaten.

Klimaatmodellen van het KNMI. (bron: KNMI)

Wat in ieder geval zeker is, is dat Nederland meer water te verwerken krijgt. De vraag is of onze waterhuishouding dat aankan. “In Nederland is geen sloot of rivier meer waar geen stuw in zit: we hebben ons watersysteem volledig gereguleerd. Daarmee hebben we onszelf kwetsbaar gemaakt. Er is geen natuurlijke flexibiliteit meer in het systeem, zodat het geen grote variaties kan opvangen. We zullen alles moeten updaten om ons aan te passen aan de klimaatverandering”, aldus Pieter Stuyfzand ( woont in de duinen: “Soms ben ik bang voor een opeenhoping van ellende. Hoog water in de rivieren en storm op zee.”)

Stuyfzand is hoogleraar Hydrochemie bij de Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen. Zijn collega hydrogeoloog dr. Henk Kooi ( woont in de Flevopolder: “Ik heb me nog geen seconde zorgen gemaakt”) vult hem aan: “Het aanwijzen van overloopgebieden is een eerste stap om extreme waterstanden beter te kunnen opvangen. Ik verwacht ook dat we slimmere systemen zullen ontwerpen. Denk aan gemalen die nog beter inspelen op de weersverwachting. Wanneer er veel regen wordt verwacht, pompen ze vooraf water uit de sloot zodat er extra ruimte voor de regen komt. Ook kunnen we niet meer zomaar alle polders volbouwen.”

Viezigheid

Toch wordt er in Nederland in hoog tempo gebouwd, ook in de laag gelegen polders. Zo is onlangs nog besloten dat de Zuidplaspolder ( zes meter onder NAP) bebouwd mag worden. Een planologische fout, vindt Stuyfzand. “Die lage gebieden moet je niet volzetten met kassen en huizen. Het wordt tijd om de kassen te verplaatsen naar gebieden die hoger liggen. Maar in de planologie wordt nog te weinig rekening gehouden met waterbeheer.”

Aerts deelt die mening. Binnen het onderzoekprogramma Klimaat voor Ruimte adviseert hij overheden hoe ze het waterbeheer kunnen aanpassen aan de klimaatverandering. Hem valt op dat klimaatverandering pas sinds kort hoog op de politieke agenda staat. “Tien jaar vooruit kijken, dat vinden politici al veel. Zij worden voor vier jaar gekozen, en hebben daardoor geen politiek belang bij beleid voor de lange termijn. Ik vind dat een groot manco in ons systeem. Wij moeten ons nu voorbereiden op de klimaatveranderingen van de komende vijftig of honderd jaar. Kijk maar eens naar dit rapport van Economische Zaken, Pieken in de Delta uit 2004. Het gaat over de stimulering van economische regio’s: bedrijventerreinen, havens, dat soort dingen. Het rapport kijkt vooruit naar 2010, en het woord klimaat komt niet eens voor! Terwijl een bedrijventerrein tientallen jaren blijft liggen. Dat is toch onvoorstelbaar. Gelukkig merk ik een trendbreuk. Er is meer aandacht voor klimaat, en de onderzoeken worden beter op elkaar afgestemd. Zo heeft een aantal ministeries samen Adaptatie Ruimte en Klimaat opgezet – een programma om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig te maken. Ook werken de meeste overheden tegenwoordig met vier standaard klimaatscenario’s voor Nederland die het KNMI heeft ontwikkeld. Zo zijn plannen en onderzoeken beter met elkaar te vergelijken. We zijn de afgelopen jaren erg laks geweest, dus het is tijd voor een inhaalslag.”

Kooi en Stuyfzand benadrukken de noodzaak van zo’n inhaalslag door te wijzen op de indirecte problemen die klimaatverandering met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor de kwaliteit van ons drinkwater en het grondwater. “Bij waterbeheer hangt alles met elkaar samen. Bijvoorbeeld dat probleem van de regenbuien. De trend is om wijken zo in te richten, dat het hemelwater niet meer het riool instroomt, maar in lokale waterbekkens wordt opgeslagen. De vraag is hoe ver je dat kunt doorvoeren. Vanuit die bekkens komt namelijk een deel van viezigheid die met het hemelwater meekomt, in het grondwater terecht, en daaruit halen we weer drinkwater. Een waterprobleem staat nooit op zichzelf.”

Hoe schoon is het grondwater?

Zuidplaspolder als proeftuin

De Zuidplaspolder ligt tussen Gouda, Rotterdam en Zoetermeer. Het is een van de laagste polders in ons land – zes meter onder NAP. Toch is in de Nota Ruimte besloten dat het gebied wordt bebouwd met kassen en woningen. Het Nationaal Onderzoeksprogramma Klimaat voor Ruimte onderzoekt nu wat er moet gebeuren om de polder de komende eeuw klimaatbestendig te maken. VU-promovendus Hans de Moel (woont vier meter onder NAP, “In een flat, dus mijn vloer blijft droog”) werkt daaraan mee.

“Het besluit tot bouwen is nu eenmaal genomen, dus laten we het dan ook goed doen. Je wilt niet dat mensen over twintig jaar weer moeten verhuizen.” Doordat de polder laag ligt, wordt het gevaar van een dijkdoorbraak goed onderzocht. Maar er zijn ook problemen die minder voor de hand liggen. Het gebied ligt naast de Hollandse IJssel, een rivier die in verbinding staat met de grote rivieren en de zee. In droge perioden is het rivierwater relatief zout, waardoor het kwelwater in de polder zouter wordt. Dat is slecht voor de tuinbouw. Ook is het cruciaal dat je water snel kunt afvoeren, omdat extreme regenbuien in de toekomst vaker voorkomen. De bodemdaling in delen van de polder versterkt al deze effecten.

“De waterschappen hebben computermodellen van het gebied”, vertelt De Moel. “Daarmee kun je de effecten van maatregelen doorrekenen. Waar moet een dijk komen, waar een extra gemaal, waar kunnen het beste kassen en huizen komen en waar akkerland? Die informatie spelen we door naar de planologen.” Over de extra kosten maakt De Moel zich weinig zorgen: “Bestaande infrastructuur aanpassen kost veel geld. Maar wanneer je er al tijdens de bouw rekening mee houdt, hoeft klimaatbestendig bouwen niet veel te kosten.”

Metertje zand

Ook hittegolven brengen specifieke drinkwaterproblemen met zich mee, leggen de onderzoekers uit. “We halen een deel van ons drinkwater – direct en indirect – uit de rivieren. Wanneer het warm is en het water laag staat, is dat water viezer dan normaal. Het kost dan meer moeite om te zuiveren.”

Maar een hittegolf werkt ook op andere manieren door. “Veel drinkwaterleidingen liggen onder asfaltwegen: die worden dan zo warm dat het drinkwater opwarmt, waardoor micro-organismen in het water sneller groeien. Dat wordt weer versterkt door het sproeiverbod in hete perioden. Dan daalt namelijk het waterverbruik en zit het water langer in de leidingen. Voor die indirecte gevolgen moet meer aandacht komen.”

Toch verwachten alle drie de wetenschappers dat Nederland de problemen de komende eeuw het hoofd kan bieden. Kooi: "We zullen wat meer moeten uitgeven aan waterbeheer en dus minder overhouden voor leuke dingen. Doordat de zeespiegel stijgt, krijgen we meer problemen met het afvoeren van rivierwater. Anders dan bijvoorbeeld Bangladesh zijn wij rijk genoeg om dit probleem het hoofd te bieden.

Natuurlijk zal dat niet vlekkeloos verlopen. Sommige problemen worden pas aangepakt als het een paar keer is misgegaan. En er zullen onverwacht dingen fout gaan. We moeten meer water afvoeren, dus we zullen meer drains aanleggen. Je zult zien dat er dan soms te veel water wordt weggesluisd, waardoor paalrot kan ontstaan. Verder moeten we soms kiezen tussen twee kwaden, zoals tijdens de droogte een paar jaar geleden: relatief zout water inlaten om het grondwaterpeil op niveau te houden – slecht voor de tuinders – of de boel laten verdrogen – slecht voor de heipalen."

Het gemaal Zeeburg is betrokken bij waterbeheer in en rond Amsterdam.

Alleen hogere dijken bouwen volstaat in ieder geval niet. Stuyfzand: “Dat doen ze in China. Maar als daar een dijk doorbreekt, is het ook flink mis. Wij zullen het water meer ruimte moeten geven.” Aerts: “Over de kosten moeten we niet al te dramatisch doen. Zo veel kost het niet om Nederland klimaatbestendig te maken, zeker niet als je het afzet tegen de schade die je lijdt als je niets doet. Weet je wat de Randstad waard is? Zeker 200 miljard. Het mag best wat kosten om die te beschermen. Nu geven we 0,2 tot 0,4 procent van het BNP uit aan veiligheid. Dat moet naar 0,8 tot 2 procent om Nederland klimaatbestendig te maken. Sommige maatregelen zijn simpel: nieuwe woonwijken verhoogd aanleggen, bijvoorbeeld. Wat kost nou een extra metertje zand? Soms zullen we slimme technologie moeten ontwikkelen. Dat verdient zichzelf terug: de kennis hierover kunnen we weer aan het buitenland verkopen.”

Anouck Vrouwe woont achttien meter boven NAP, “maar als het regent, staan alle tunnels in Eindhoven blank.”

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Gewoon Bijzonder.
© Gewoon Bijzonder, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 30 juli 2007
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.