Het shopgedrag van zeeroofdieren wordt gekarakteriseerd door het ‘Lévy loopje’. Dit houdt in dat de dieren zich verplaatsen met kleine, onregelmatige bewegingen. Deze bewegingen worden af en toe afgewisseld met grote sprongen om van zoeklocatie te veranderen. Dit zoekgedrag is uitermate geschikt voor een variërende omgeving als de oceaan, waar posities van prooien snel veranderen.
De rode lijn volgt het patroon van het ‘Lévy loopje’.
Eieren uit de supermarkt
Een groot probleem voor de haai is dat hij altijd een incompleet beeld heeft van de locatie waar de prooi zich bevindt. Zeeroofdieren kunnen in de oceaan maar hele kleine afstanden overzien. Zij moeten dus voortdurend specifiek en actief op zoek zijn naar voedsel. Daarom is het geen optie om passief rondjes te zwemmen en af te wachten tot de prooi vanzelf naar je toe komt.
Voor een kleine boodschap als een doosje eieren gaat niemand de hele supermarkt door. Ook zeeroofdieren zijn liever actief naar hun voedsel op zoek, want dat bespaart energie.
David Sims, leider van het onderzoek, vergelijkt het zoekgedrag van zeeroofdieren met het kopen van een doosje eieren in de supermarkt. “Als je alleen eieren nodig hebt, loop je direct naar het schap waar deze zouden kunnen staan. En als ze daar niet staan, probeer je een andere locatie. Weinig mensen zullen voor een doosje eieren de hele supermarkt doorgaan en alle schappen bekijken.” En dat is maar goed ook, want specifiek zoeken bespaart een hoop energie.
De babyhaai zoekt anders
Naast een flinke energiebesparing hebben haaien die actief op zoek gaan naar prooien ook meer te eten. De opbrengst van actieve zoekers is in natuurlijke omstandigheden (wanneer de prooien zich niet regelmatig over het gebied verdelen) 14 procent hoger dan die van passieve zoekers. Wanneer de prooien gelijkmatig over het gebied verdeeld zijn, leveren beide zoekstrategieën evenveel op.
Babyhaaien moeten het doen met passief zoeken. Zij zullen het ‘Lévy loopje’ eerst moeten leren. En dat is nog niet zo simpel, want een actieve zoekstrategie vereist de nodige kennis van prooiverdeling over het gebied. Dit betekent dat er eerst ervaring moet worden opgedaan. Vandaar dat het wel een aantal jaren kan duren voordat zeeroofdieren specifiek naar hun prooien op zoek gaan.
Het ‘Lévy loopje’ is universeel
Omdat de zoekstrategie van zeeroofdieren te herkennen is bij vele verschillende diersoorten, verwachten de onderzoekers dat dit gedrag universeel is. Kennis over het ‘Lévy loopje’ kan van belang zijn voor het programmeren van robots. De robots kunnen op die manier efficiënter monsters verzamelen van, voor de mens onbereikbare, plaatsen als actieve vulkanen, de diepzee of andere planeten.
Zie ook:
- Haaien kunnen magnetisch veld waarnemen (Kennislinkartikel)