Je leest:

Hoger opgeleide allochtonen voelen zich Nederlands, maar houden niet van autochtonen

Hoger opgeleide allochtonen voelen zich Nederlands, maar houden niet van autochtonen

Ouders met een hoge opleiding en hoge maatschappelijke status zijn doorgaans tolerant tegenover buitenlanders en geven die houding aan hun kinderen door. Zelfs als die kinderen een lagere opleiding en status hebben – waar gemiddeld een minder verdraagzame houding bij hoort – blijft die tolerantie overeind. Dat is een van de conclusies uit het promotieonderzoek van Jochem Tolsma, socioloog aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Onverwacht: invloed sociale mobiliteit

Sommige mensen hebben een grotere weerstand tegen etnische minderheden dan anderen. Factoren als leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, arbeidsmarktpositie, mate van religiositeit, spelen daar een rol in – dat is bekend. Jochem Tolsma bestudeerde factoren die nog onvoldoende onderzocht zijn.

De meest onverwachte bevinding vindt hij zelf de invloed van sociale mobiliteit. ‘Dat betekent: of je maatschappelijk gezien stijgt of daalt ten opzichte van je ouders. Bij verschillende opleidingsniveaus en beroepsgroepen zien we een verschillende mate van weerstand. Ik constateer nu dat als je uit een nest komt met een hogere sociale status en een tolerante houding ten opzichte van etnische minderheden, je relatief tolerant blijft – zelfs wanneer je sociaal daalt ten opzichte van je ouders. Dat dat zo sterk doorwerkt, had ik niet verwacht.’

Meer diversiteit in de buurt niet per se een probleem

Over de invloed van de ‘lokale leefomgeving’ of buurt op etnische weerstand is binnen de sociologie momenteel veel discussie. Een veelgehoorde opvatting, populair gemaakt door de Amerikaan Robert Putnam, is: hoe meer etnische groepen er wonen in een buurt, des te sterker de weerstand er tussen die groepen is en des te minder sociale samenhang er in die buurt is – ook binnen de eigen etnische groep. ‘Sociale samenhang, daarmee worden zaken bedoeld als: vertrouwen in de medemens, burenhulp, onderling contact, deelname aan vrijwilligerswerk, maar dus ook tolerantie ten aanzien van andere bevolkingsgroepen. Putnam stelt dat bij een grotere etnische diversiteit mensen niet alleen buurtbewoners uit andere bevolkingsgroepen mijden maar zich sowieso meer terugtrekken. Maar ik constateer: meer diversiteit leidt niet per se tot meer weerstand tegen etnische minderheden én ook niet per se tot minder sociale samenhang.’

Meer diversiteit in de buurt leidt niet per se tot meer weerstand tegen etnische minderheden én ook niet per se tot minder sociale samenhang.
FaceMePLS

Gemiddeld inkomen wel van (beperkt) belang

Belangrijker dan de etnische samenstelling van de buurt is het gemiddelde inkomen. ‘Als persoon A en B hetzelfde inkomen hebben, maar A woont in een gemiddeld armere buurt, heeft A meer etnische vooroordelen. Dit komt niet omdat er in armere buurten vaak relatief veel allochtonen wonen of veel criminaliteit plaatsvindt.’

Tolsma concludeert dat de invloed van wijkkenmerken niet overschat moeten worden. ‘Met het opknappen van de wijk, renovaties of buurtwerk bestrijd je de etnische weerstand niet. Beter kun je kijken hoe het gemiddelde inkomen omhoog kan. Maar ook daar moet je geen wonderen van verwachten. Want de invloed van de lokale leefomgeving is veel geringer dan individuele kenmerken als leeftijd, opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie.’

Met name Turkse en Marokkaanse Nederlanders van de tweede generatie worden niet veel positiever over autochtone Nederlanders naarmate zij hoger opgeleid zijn.
Bert Beelen

Hoger opgeleide allochtonen niet (veel) positiever over Nederlanders

Het is bekend dat naarmate het opleidingsniveau stijgt, de weerstand onder autochtonen tegen etnische minderheden afneemt. Tolsma wilde weten of zo’n opleidingseffect ook bestaat onder allochtonen. Welnu: het bestaat, maar het is zwakker dan onder autochtonen. Met name Turkse en Marokkaanse Nederlanders van de tweede generatie worden niet veel positiever over autochtone Nederlanders naarmate zij hoger opgeleid zijn.

Dat heeft ermee te maken, aldus Tolsma, dat zij niet meer contact hebben met autochtone Nederlanders en ook niet minder discriminatie ervaren dan lager opgeleide allochtonen. Een ander gegeven is dat hoger opgeleide allochtonen meer gebruik maken van Nederlandse media dan lager opgeleide allochtonen. Dat bevordert de tolerantie ten opzichte van autochtone Nederlanders, zou je denken. ‘En dat gebeurt ook wel, behalve bij tweede generatie Marokkaanse Nederlanders. Niet vreemd, gegeven de vaak negatieve aandacht voor hun etnische groep. De vraag is: ligt de gebrekkige integratie nu aan de allochtoon of de autochtoon? Feit is dat het nu niet van twee kanten komt.’

Hoger opgeleide allochtonen identificeren zich wél meer met Nederland dan lager opgeleiden. Tolsma: ‘Loyaal aan Nederland zijn ze wel, maar dol op Nederlanders, nee, dat dus niet per se.’

Jochem Tolsma studeerde natuurwetenschappen en sociaal culturele wetenschappen. Met zijn proefschrift ’Ethnic Hostility among Ethnic Majority and Minority Groups in the Netherlands. An Investigation into the Impact of Social Mobility Experiences, the Local Living Environment and Educational Attainment on Ethnic Hostility’ promoveert hij op 28 september 2009 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Momenteel is hij daar universitair docent bij de afdeling Sociologie.

Lees ook:

Dit artikel is een publicatie van Radboud Universiteit Nijmegen.
© Radboud Universiteit Nijmegen, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 03 september 2009
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.