Het blad Onze Taal vraagt aan verschillende politici om hun mooiste en lelijkste woord van dit jaar op te geven. “Ik laat het aan u allen over of dit het mooiste of het lelijkste woord is.” Aan het woord is Tweede-Kamervoorzitter Frans Weisglas tijdens het mondelinge vragenuurtje van 5 november 2002. Hij reageert op iets wat even daarvoor in het Nederlands voor het eerst te horen is geweest: het woord prullenbakkeren.
Het begon ermee dat Kamerlid Rehwinkel tijdens het vragenuurtje uitspraken van de minister-president over de gekozen burgemeester aan de orde stelde, en vervolgens constateerde: “Maanden voor de verkiezingen is het strategisch akkoord al in de prullenbak beland.” In reactie daarop verklaarde demissionair minister van Binnenlandse Zaken Remkes: “Het strategisch akkoord staat wat mij betreft niet op losse schroeven en wordt niet ‘geprullenbakkeerd’.” Hierna ontstond er kennelijk wat gemurmel, want Remkes vervolgde met: “Voorzitter. Ik constateer dat er enige hilariteit over mijn woordgebruik ontstaat. Ik realiseer mij dat ik op dit ogenblik een nieuw werkwoord toevoeg.”
Mooi of lelijk, dat oordeel liet de voorzitter dus aan de leden van de Tweede Kamer over. Ik ook, maar daarmee is zeker nog niet alles gezegd over dit woord.
Nieuwe werkwoorden
Geprullenbakkeerd is natuurlijk afgeleid van prullenbak. Van een zelfstandig naamwoord kunnen we een werkwoord vormen door er iets aan toe te voegen: aan de voorkant ( verwoord, onthaast) of aan de achterkant ( spioneer, pauzeer). Maar ook zijn er veel werkwoorden waarbij er niets aan het zelfstandig naamwoord verandert:
zelfstandig naamwoord | werkwoord |
---|---|
douche | (ik) douche |
winkel | (ik) winkel |
papegaai | (ik) papegaai |
Strikt genomen is er wel iets aan het zelfstandig naamwoord veranderd ( douchen heeft tenslotte niet dezelfde vorm als douche), maar aan de eerste persoon enkelvoud is te zien dat er in zulke gevallen geen voor- of achtervoegsel gebruikt is om tot een werkwoord te komen.
Dergelijke werkwoorden zijn niet alleen makkelijk te maken, meestal kunnen we ze ook snel begrijpen. Het gaat altijd om een of andere handeling die in nauw verband staat met het zelfstandig naamwoord waarvan ze zijn afgeleid. Als we van prullenbak een werkwoord prullenbakken zouden vormen, dan weten we direct dat de bijbehorende handeling iets te maken heeft met een prullenbak.
Prullenbakken zijn dingen waar je iets in gooit wat je kwijt wilt; er verdwijnt iets in, niet alleen (waardeloze) papieren of ander afval, maar soms ook plannen en ideeën. Remkes had, bijvoorbeeld ter afwisseling van het gebruikelijke in de prullenbak gooien (of belanden) of naar de prullenbak verwijzen, dus ook kunnen zeggen dat het strategisch akkoord niet werd ‘geprullenbakt’.
Bron afbeelding: Hein de Kort
Banaal
Waarom Remkes de voorkeur aan geprullenbakkeerd gaf, weten we niet – en hijzelf waarschijnlijk evenmin. Misschien vond hij geprullenbakt te ‘gewoon’. Nieuwe werkwoorden van dit type komen namelijk vaak in een informele omgeving voor: we vinden ze vooral in spreektaal en krantencolumns:
- De nieuwe Zoetermeer is uit. In haar ‘redactioneel’ veronicaat de redactie de lezers toe (…) ( de Volkskrant, 9-5-1994)
- In het theater werd het gezongen door een scharreltje van Perón, nadat Evita haar uit het bed van de generaal heeft geëlleboogd. ( NRC Handelsblad, 20-12-1996)
- Mijn man is dood laat Connie Palmen ons weten en bij deze simpele regel kippevelt mijn ziel. ( NRC Handelsblad, 18-02-1995)
Wat is dan precies het verschil tussen zulke werkwoorden zonder achtervoegsel en die op bijvoorbeeld – eren? Dus tussen prullenbakken en prullenbakkeren? Met het achtervoegsel – eren kunnen we ook werkwoorden afleiden van zelfstandige naamwoorden ( pauzeren, signaleren, asfalteren). En in betekenis verschillen die niet van de werkwoorden zonder achtervoegsel: ook nu gaat het om een of andere handeling die in relatie staat tot wat het zelfstandig naamwoord noemt (een pauze houden, een signaal afgeven of van asfalt voorzien).
Maar ze hebben iets verhevens, waarschijnlijk doordat afleidingen op – eren over het algemeen ontleningen zijn, vooral uit het Frans, waarbij de Franse infinitiefuitgang – er ( instruer) is vernederlandst tot – eer( instrueer), waarna er in het Nederlands voor de infinitief nog – en bij komt: instrue( e) ren. Op beperkte schaal zijn vervolgens ook in het Nederlands werkwoorden op – eer gevormd, zoals waardeer en agendeer, mogelijk in navolging van leenvertalingen als katapulteer ‘met een katapult afschieten’ naast catapulter:
Jean-Marie le Pen, die tijdens een gedreven monoloog van meer dan een uur niet één keer heeft gereageerd op de krijgsfanfares van zijn tienduizendkoppig publiek, spreidt voor het eerst de armen. Om er een jongedame in op te vangen die als levend projectiel het podium op is gekatapulteerd. ( NRC Handelsblad, 21-4-1995)
Meestal vinden we – e( e) r( en) na van oorsprong niet- Nederlandse woorden; toevoeging aan een Nederlands woord als prullenbak is eigenlijk weinig gebruikelijk. Geprullenbakkeerd valt op door de combinatie van het formele – eer met zo’n gewoon, ‘banaal’ woord als prullenbak.
Er bleken trouwens ook nog woordspelige kanten te zitten aan prullenbakkeren. Zo vraagt Kamerlid Jense “of prullenbakkeren niet de overtreffende trap is van parkeren op lange termijn”, en gaat Kamerlid Van Gent daar even later op door: “Minister Remkes parkeert de gekozen burgemeester in de prullenbak.”
Geprullenbakkiliseerd
Met de lancering van geprullenbakkeerd was de woordcreativiteit in de Tweede Kamer nog niet uitgeput. Rehwinkel wilde het woord herhalen, maar dat lukte niet helemaal: “Dat akkoord wordt nu naar de prullenbak – hoe noemde de minister van BZK het ook alweer? – ‘geprullenbakkiliseerd’. Het strategisch akkoord is dus ‘geprullenbakkiliseerd’.” Remkes merkt vervolgens op dat hieruit blijkt dat Rehwinkel wel vaker slecht luistert, maar die herhaalt nog eens “geprullenbakkiliseerd”.
Zo staat het althans allemaal in de Handelingen. De Haagsche Courant(6-11-2002) laat Rehwinkel “geprullenbakkieerd” zeggen, Jan Mulder heeft behalve het werkwoord “prullebakkeliseren” ook “prullebakkeleren” gehoord ( de Volkskrant, 9-11-2002), en een chatter maakte er zelfs “verprullenbakkaliseerd” van (“ik vond ‘verprukkebakkaliseerd’ ofzo, dat die andere gast er van maakte, ook best gruwelijk”). Veel onzekerheid dus.
Hoe kwamen ze aan deze woorden? Ik denk naar analogie van werkwoorden op – iseren. Die hebben een bijvoeglijk naamwoord als basis ( internationaliseren, stabiliseren, proletariseren) maar ook wel een zelfstandig naamwoord ( periodiseren, standaardiseren, karakteriseren, taboeïseren). Ze betekenen ‘bepaalde eigenschappen ( stabiel) of kenmerken ( taboe) krijgen of geven’. Overigens is de basis niet altijd makkelijk vast te stellen: als Fortuyn is ‘gedemoniseerd’, is hij dan ‘tot demon gemaakt’ of ‘als demonisch voorgesteld’?
Ook – iseren is uitheems. We hebben het, net als – eren, aan het Frans te danken, en het correspondeert met het Engelse ize( to computerize, to moralize). Waarschijnlijk is dat Engels van invloed op het toenemende gebruik van dit achtervoegsel na Nederlandse woorden. Opvallend daarbij is dat ze vaak een beetje een negatieve, denigrerende betekenis hebben:
- Nederlander stort zich op evenementenwedloop. (…) De drukte bij Vermeer staat niet op zichzelf. Nederland ‘evenementiseert’. ( de Volkskrant, 14-3-1996)
- De fractie zucht onder de productie van nota’s en notities en zegt weinig tijd te hebben voor inhoudelijke debatten. ‘We steken zoveel energie in het meeregeren en meebesturen, dat we geen tijd overhouden om na te denken. We KVP-iseren’, zegt Frans Timmermans. ( NRC Handelsblad, 3-3-2001)
- Wat er in de Arena gebeurt is de endemollisering van het voetbal. (…) Overal om je heen zie je Nederland endemolliseren. ( De Groene Amsterdammer, 18-12-1996)
Prullenbakkeren, kooien en inkaderen
Ook al is het in het Nederlands heel goed mogelijk om van een zelfstandig naamwoord een werkwoord te maken, toch voelt iedere taalgebruiker dat er iets mis is met het woord prullenbakkeren. Het lijkt erop dat het niet goed in het Nederlandse taalsysteem past. Was minister Remkes geboren in Brighton in plaats van in het Groningse Oostenbroek, dan had hij probleemloos kunnen spreken van to bin, to ditch of desnoods to wastepaperbasket.
Het Nederlands heeft echter geen woord voor het ‘in een prullenbak gooien’ van iets. Wat je ook verzint, prullenbakkeren, beprullenbakken, inprullenbakken, prullenbakkiseren, het klinkt allemaal erg geforceerd. Vandaar dat de Kamerleden prullenbakkeren niet konden onthouden, en het meteen verbasterden tot prullenbakkiliseren.
In het Engels zijn werkwoorden met zo’n ‘verplaatsingsbetekenis’ heel gewoon: to bag, to box, to barrel, to pocket, to shelve, to table: het betekent allemaal zoiets als ‘iets in een tas (doos, etc.) doen’ of ‘op een plank (tafel, etc.) leggen of zetten’, kortweg ‘verplaatsen naar’. In het Nederlands zijn er maar een handjevol echte voorbeelden; het procédé lijkt uitgestorven: archiveren, boeien, bottelen, ketenen, kerkeren, kooien, kuilen, kuipen, pekelen, potten, schouderen, soppen, spiesen, _stallen_en vloeren. En nog een paar met een extra voorzetsel: inblikken, _inkaderen_en opdissen.
(Jan Don – Universiteit van Amsterdam)
_Geprullenbakkiseerd_is dus voor wat Rehwinkel bedoelde misschien wel geschikter dan geprullenbakkeerd: Rehwinkel verwijt Remkes dat het idee van de gekozen burgemeester door het kabinet niet serieus genomen wordt, en kan een beetje extra minachting dus best gebruiken. Ver- ( verprullenbakkiseerd) zou daaraan nog verder bijdragen: werkwoorden die met ver- en – _iseer_gevormd zijn, vertonen vaak een ongunstige betekenis ( vercommercialiseren, verpolitiseren), en zeker als de basis een Nederlands zelfstandig naamwoord is: “de verpretparkisering van Nederland” (gehoord op tv, 19-10-1998), de “verkleuterisering van de consument” ( NRC Handelsblad, 15-5-1995) en de “verachterhoekisering van het Randstad-landschap” ( de Volkskrant, 11-4-1992).
Waar dat – il- in Rehwinkels geprullenbakkiliseerd vandaan komt, weet ik niet zo goed. Er zijn meer werkwoorden op – iliseer, maar daarin behoort – il- tot het basiswoord, zoals debiliseren of civiliseren. Verder vinden we – iliseer bij een basis op – el, zoals variabel – variabiliseren en flexibel- flexibiliseren. Kennelijk kan – eliseren ( flexibeliseren, variabeliseren) niet zo goed. En hoe zit dat met verprullenbakkaliseren, zoals de chatter had verstaan?
Woorden op – _aliseren_vinden we eigenlijk alleen naast woorden op – aal( globaliseren) en – eel( criminaliseren). De werkwoorden prullebakkeliseren en ( ver) _prullenbakkaliseren_liggen dus niet erg voor de hand.
Hoe dan ook werd er op die novemberdag in de Kamer onbedoeld een mooi doorkijkje gegeven naar de interessante manier waarop er in het Nederlands werkwoorden kunnen worden gemaakt. Dat sommigen het “geprullenbakkelei” na een tijdje “spuugzat” waren (tv-programma Vereeniging Het Volk is Gansch de Taal, op nieuwjaarsdag) doet daar niets aan af.