Het begon allemaal eind jaren negentig aan de Universiteit van Wageningen. Schneider: “Ik studeerde gewasbescherming, waarbij ik me op ziektes specialiseerde die door insecten worden overgedragen. Maar in 1997, na een stage in een overheidskliniek in Togo, wist ik dat ik iets wilde doen om mensen met malaria te helpen”. Ze ging in Oxford studeren om zich de kennis over de medische kant van malaria toe te eigenen. Daarbij stelde ze vast dat er in de strijd tegen malaria veel langs elkaar heen wordt gewerkt: medici en biologen doen beide veel voor de bestrijding van de ziekte, maar is weinig contact tussen beide werelden. Schneider zag het als haar opgave om geïntegreerd onderzoek te gaan doen, waarbij de overdracht van de ziekte door muggen centraal zou staan.
dr.ir. Petra Schneider Foto: Ivar Pel
Malariaparasieten kweken
Terug aan de Universiteit van Wageningen kwam Schneider eerst terecht in een onderzoek naar de effecten van het klimaat en het landgebruik naar de verspreiding van malaria. In Kenia en Brazilië onderzocht ze de vraag waarom malaria zich moeilijker verspreidt in hogergelegen gebieden, en wat de invloed is van ontbossing op de verspreiding van de malariamug. Dat onderzoek bracht haar uiteindelijk bij het onderwerp van haar promotie: uitzoeken wat er in de levenscyclus van de malariaparasiet precies voor nodig is om van een mug, in rode bloedcellen van mensen terecht te komen, om daarna weer over te gaan in muggen. Het onderzoek werd uitgevoerd in het UMC Sint Radboud in Nijmegen in nauwe samenwerking met het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam.
Schneider: “In Nijmegen moest ik veel nieuwe dingen leren. Hoe je in een laboratorium malariaparasieten kweekt bijvoorbeeld. Zo’n parasiet maakt in zijn leven verschillende levensstadia door. We onderscheiden daarbij zogenoemde aseksuele en seksuele stadia. De aseksuele stadia van de parasiet nestelen zich in de rode bloedcellen en maken daarbij mensen ziek. Soms ontwikkelt de parasiet zich tot het seksuele stadium. Dat stadium is nodig om via een mug de volgende patiënt te infecteren.”
Foto: Ivar Pel
Het werd Schneider al snel duidelijk dat de bestaande methode om malaria te diagnosticeren niet optimaal is. Het bloed van malariapatiënten wordt daarbij met een microscoop bekeken, en de parasieten worden handmatig geteld. Dat is onnauwkeurig en tijdrovend en wordt daarom vaak alleen voor ziekmakende aseksuele stadia gebruikt.
Gen zoeken
Zou het niet mogelijk zijn om een test te ontwikkelen die veel gevoeliger is en ook voor seksuele stadia kan worden gebruikt? Bij zo’n test zou een apparaat de dodelijke malariasoort moeten detecteren op basis van het genetisch materiaal in de parasieten. Schneider: “De uitdaging daarbij was om een gen te vinden, waaraan je de seksuele stadia van een parasiet kunt herkennen. We wisten dat je daarvoor in het genetisch materiaal moet kijken dat verschillend is voor ieder levensstadium, het zogeheten RNA. Maar het was niet bekend welk gen het in dat genetisch materiaal zou moeten zijn.” Schneider vond na twee jaar onderzoek het passende ‘targetgen’. Daarna was het zoeken naar een methode om dit specifieke gen zichtbaar te maken. Schneider: “Voor mij was enorm belangrijk dat ons lab een van de weinige laboratoria in de wereld is met ervaring op het gebied van het kweken van seksuele stadia van de malaria parasieten. Daardoor kon ik in korte tijd veel verschillende methodes uitproberen”. Uiteindelijk lukte het Schneider om een moleculair baken aan het targetgen vast te maken. Dat baken zendt licht uit, en door de hoeveelheid licht te meten is het mogelijk om in een fractie van de tijd die anders ervoor nodig was, uit te rekenen hoeveel parasieten van het gezochte type er in een monster zitten.
De praktische uitvoering van de test was niet eenvoudig. Schneider: “je krijgt te maken met laboratorium – apparatuur die niet goed werkt, software die door de fabrikant nog ontwikkeld moet worden, een zeer primitief patiëntenarchief, bloedmonsters die op de reis van Afrika hier naartoe zoek raken, enzovoort”.
Foto: Ivar Pel
Toch lukte het uiteindelijk om een werkende test te ontwikkelen. Voor veel landen in Afrika is dat van belang. Een goede malariatest draagt bij aan het vroegtijdig herkennen en bestrijden van de ziekte. Doordat de test ook de seksuele stadia kan tellen, kan de overheid een veel beter beleid maken voor bestrijding van malaria. Schneider zelf werkt op dit moment aan de Universiteit van Edinburgh, Schotland, waar ze verder onderzoek doet naar de relatie tussen aseksuele en seksuele ontwikkeling in malariaparasieten. Het is nu vooral laboratoriumwerk. Schneider: “Ik moet er flink aan wennen om geen veldonderzoek meer te doen. Vooral het werk met de mensen mis ik”. Maar dan lacht ze. “Maar minder reizen heeft ook wel zijn goede kanten – zo is het best wel goed voor je privéleven”.
De artikelen in de brochure Technologisch Toptalent 2007 werden geschreven door wetenschapsjournalist Bruno van Wayenburg.