Je leest:

(HIV) Positieve moslims

(HIV) Positieve moslims

Auteur: | 21 november 2006

‘Ik ben ook maar een mens,’ zegt de hiv-positieve Naila. De Zuid-Afrikaanse moslima is niet de enige die worstelt met haar ziekte. In Zuid-Afrika zijn vijf en een half miljoen mensen met hiv/aids besmet. Politici, religieuze instanties en familie weten niet altijd even goed om te gaan met de ziekte. De antropoloog Sindre Bangstad doet onderzoek naar hiv/aids onder moslims in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad.

Aids-bestrijders en religieuze autoriteiten kunnen vaak niet door één deur. Naast christelijke autoriteiten lopen ook islamitische geleerden nogal eens te hoop tegen condoomgebruik. Maar er zijn onder moslims ook andere geluiden te horen, bijvoorbeeld in Zuid-Afrika.

‘Ik ben ook maar een mens,’ zei Naila (pseudoniem), een 34-jarige vrouw uit de arbeidersklasse van Kaapstad. In 2002 werd ze hiv-positief bevonden. Naila leeft met haar moeder in een arbeidersbuurt in Kaapstad. Ze werkt en is actief in de vakbond en komt uit een hechte moslimfamilie van twee werkende ouders met drie kinderen. In vergelijking met de meeste mensen in haar gemeenschap die zich kenmerkt door werkloosheid en een gebrek aan mogelijkheden is Naila gefortuneerd, vindingrijk en assertief. Desondanks heeft ze geen huwelijkspartner kunnen vinden. ‘Op deze leeftijd zou ik graag een partner willen hebben, omdat de meeste moslims van mijn leeftijd getrouwd zijn en drie of vier kinderen hebben. Ik houd van kinderen. Ik heb moeite om de juiste persoon te vinden.’

Naila is nooit getrouwd en heeft geen kinderen. Ze wist van hiv/aids sinds de Amerikaanse acteur Rock Hudson in de jaren tachtig aan de ziekte stierf. In de loop van de jaren negentig had Naila een aantal seksuele relaties. Ze was zich bewust van de risico’s en eiste meestal veilige seks van haar partner; ze wilde dat hij een condoom gebruikte. Ze liet zich in die tijd ook regelmatig testen. Maar kennis vertaalt zich niet altijd in actie. ‘Soms denken we dat we onsterfelijk zijn, soms hebben we geen geweten en zijn we onverantwoordelijk.’

Naila is actief geworden in een steungroep in haar gemeenschap. Ze heeft haar collega’s op het werk erover verteld. Haar familie weet eveneens van haar besmetting; Naila omschreef haar moeder dan ook als een grote steun. Ze vertelde dat zij vanwege haar ziekte bij vlagen aan depressies lijdt. Aangezien zij de imam van haar gemeenschap niet kent, is hij voor zover ze weet niet van haar situatie op de hoogte.

Demonstratie van de Kaapse NGO Treatment Action Campaign in Zuid Afrika. Bron: TAC

Ontkenningsdenken

Hiv/aids in Zuid-Afrika is wel beschreven als een pandemie ‘waiting to happen’. Het land ondergaat sinds het einde van de apartheid begin jaren negentig diepgaande sociale en politieke veranderingen en voldoet aan de meeste risicofactoren voor een pandemie: veel geweld, ontheemden, migratie en economische ongelijkheid en een zeer jonge bevolking. Betaalde seks, patriarchale verhoudingen en geweld tegen vrouwen komen er veel voor. Ook het in regeringskringen sterk aanwezige ‘ontkenningsdenken’ heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de miserabele situatie. De ontkenning van de relatie tussen hiv en aids is verbonden met ideologische gevoeligheden. In het Afrikaans nationalisme vinden sommigen het onacceptabel wanneer westerse gezondheidszorg wordt toegepast op Afrikaanse lichamen: de koloniale blanke kennis diagnosticeert het zwarte lichaam als ziek en onderwerpt het aan een behandeling naar eigen inzicht. Dit denken mag menigeen overgevoelig lijken, maar bestaat niettemin.

Thabo Mbeki, president van Zuid Afrika, ontkent de relatie tussen hiv en aids. Hij meent dat er naar ‘Afrikaanse oplossingen’ moet worden gezocht.

In een toespraak in 2001 beschuldigde president Thabo Mbeki Zuid-Afrikaanse activisten die bepaalde aids-remmers eisten ervan dat zij zwarten zien als ‘mensen van een lagere orde’, die ‘van nature dragers zijn van bacillen’ en ‘gedoemd te sterven vanwege onze zondige lustgevoelens’. Dit gaf wel aan hoezeer de president zelf het pan-afrikanistische denken over aids onderschrijft. Mbeki en zijn minister van Gezondheidszaken Manto Tshabalala-Msimang hebben veel tijd en energie gestoken in het ontkennen van de relatie tussen hiv en aids en het waarschuwen van de bevolking tegen de ‘giftige aids-remmers’. Zij prezen ‘Afrikaanse oplossingen’ aan als alternatief, zonder aan te geven wat deze Afrikaanse oplossingen dan inhouden.

Spotprent over het beleid van Mbeki en minister Tshabalala-Msimang van de bekende Zuid-Afrikaanse cartoonist Zapiro.

UNAIDS schat dat ongeveer vijf en een half miljoen van de 47 miljoen Zuid-Afrikanen met hiv/aids leven. Alleen India telt meer mensen die aan hiv/aids lijden. Sinds 2000 zijn aids-gerelateerde ziekten de belangrijkste doodsoorzaak onder Zuid-Afrikanen. Uit een onderzoek uit 2005 zou blijken dat meer dan zestien procent van de Zuid-Afrikanen in de leeftijd tussen 15 en 49 jaar er aan lijdt. De pandemie in Zuid-Afrika wordt verscherpt door de sociale scheiding tussen klassen, ‘rassen’ en etnische groepen. Zwarte Afrikanen, vrouwen, armen en gemarginaliseerde groepen in de stedelijke randgebieden lopen meer kans op infectie dan anderen. De Westkaap, de relatief welvarende provincie met Kaapstad als hoofdstad, vertoont met 3,2 procent het laagste infectiepercentage van heel Zuid-Afrika.

Van de moslims in Kaapstad geldt 86 procent als coloured, gekleurd. Gekleurde moslims zijn voornamelijk de nakomelingen van slaven en politieke bannelingen, die door Nederlands en Brits koloniaal bestuur vanuit het Indische Oceaangebied naar de Kaap werden gestuurd. De overige moslims in Kaapstad zijn Indiase moslims die vanaf 1880 immigreerden, een groeiende groep zwarte Afrikaanse moslims en een klein aantal blanke moslims. In 2001 was ongeveer tien procent van de totale Kaapse bevolking moslim.

Kaapse moslims in Chiappini Moskee, Kaapstad. In 2001 was ongeveer tien procent van de totale Kaapse bevolking moslim.

De eerste moslim in Kaapstad van wie bekend is dat hij aan hiv/aids stierf was een homoseksuele man. Hij overleed rond 1990. Zijn dood heeft wellicht het populaire beeld versterkt dat het een ‘homoziekte’ was. Deze misvatting was al in de vroege jaren tachtig ontstaan, toen onder blanke homo’s de eerste slachtoffers vielen. Deze misvatting bleef bestaan, zelfs tot lang nadat hiv/aids in de vroege jaren negentig voornamelijk door heteroseksuelen werd overgebracht.

De eerste Zuid-Afrikaanse moslim die openlijk voor haar hiv-positieve status uitkwam was de timide maar buitengewoon moedige Faghmeda Miller uit Kaapstad. Haar verhaal kreeg veel aandacht van de lokale en nationale pers. Ze was in 1993 geïnfecteerd geraakt door haar Malawisch-Indiase echtgenoot. Haar beslissing om ‘publiek te gaan’ leidde in 2000 tot de oprichting van de NGO Positive Muslims. Vanuit Kaapstad verleent Positive Muslims steun en advies aan moslims met hiv/aids en doet ze lobby- en preventiewerk in moslimgemeenschappen. Het werk van deze NGO, die voornamelijk wordt gefinancierd door Oxfam-NOVIB, is gebaseerd op een zogenoemd ‘progressief’ islamitische grondslag. De steun van Positive Muslims voor condoomgebruik in bepaalde gevallen heeft echter geleid tot een tweeslachtige verstandhouding met dominante groeperingen binnen de Kaapstadse gemeenschap. De organisatie is de toegang tot een aantal moskeeën en madrasa’s (religieuze scholen) in en om Kaapstad ontzegd. Positive Muslims is er wel erin geslaagd nauwe contacten aan te gaan met hiv/aids-werkers in ziekenhuizen en kleinere hospitalen in de townships en suburbs. Moslims die positief worden bevonden worden automatisch naar haar doorverwezen.

De timide maar buitengewone moedige Faghmeda Miller was de eerste moslim die openlijk voor haar hiv-positieve status uitkwam. Bron: www.idol.co.za

Stigma

Door gebrek aan empirisch onderzoek en door het taboe op de ziekte is eigenlijk maar weinig bekend over de impact op Kaapse moslimgemeenschappen. Mijn eigen onderzoek behelst een dertiental interviews met hiv/aids-positieve moslims uit de townships in en om Kaapstad. De meeste van hen waren vrouw, en allen waren geïnfecteerd geraakt door onbeschermde heteroseksuele geslachtsgemeenschap. Vier van de dertien vrouwen werden geïnfecteerd door hun echtgenoot, wat een probleem vormt voor wie een ‘islamitische levensstijl’ predikt als panacee tegen de ziekte, terwijl drie anderen tijdens geslachtsgemeenschap onder dwang waren geïnfecteerd.

Veel Kaapstadse moslims wonen in de arme gebieden van Kaapstad en allen leven in een omgeving waarin seksuele normen en waarden in enkele decennia sterk veranderd zijn. Islamitische normen en voorschriften met betrekking tot de seksuele moraal zijn daarom niet altijd en niet noodzakelijkerwijs de bepalende factoren in individueel gedrag. Er lijkt ook een discrepantie te bestaan tussen het religieuze discours van de Kaapstadse oelema (rechtsgeleerden), die vaak uit de sociaal en moreel gerespecteerde middenklasse komen, en de dagelijkse werkelijkheid van het gemengde gekleurde arbeidersmilieu, waarin seksuele relaties voor en buiten het huwelijk niet ongewoon zijn, ook niet onder moslims. Dat blijkt al uit cijfers uit 1990, die laten zien dat 44 procent van alle kinderen van gekleurde moeders buiten het huwelijk werd geboren, of uit mijn eigen veldwerkobservatie in 2000 van een aanzienlijk aantal tienerzwangerschappen onder moslims in een gekleurde township in Kaapstad.

De houding ten aanzien van seksualiteit wordt in deze gemeenschappen vaak gekenmerkt door ambiguïteit, mannelijke stoerheid over seksuele prestaties, en patriarchale verhoudingen waarbij mannen recht hebben op buitenechtelijke pleziertjes. Door de toegenomen werkloosheid en de verarming van de gekleurde arbeidersklasse is de kloof tussen het religieuze discours van de Kaapse oelema en de concrete leefomstandigheden van de Kaapse moslims waarschijnlijk alleen maar verbreed. De armen in Zuid-Afrika lopen veel meer risico op een hiv-infectie.

Poster van Positive Muslims

Condoomgebruik

Aangezien er in de soennitische islam geen ‘kerkelijke’ hiërarchie bestaat, moeten we het gezag van de oelema in Kaapstad zien in zijn maatschappelijke en historische context. Dit gezag, dat zich in vroeger tijden ook uitstrekte tot gezondheidskwesties, is in de loop van de twintigste eeuw geleidelijk ondermijnd door groeiende alfabetisering en grootschalig onderwijs onder Kaapse moslims en door de professionalisering van de gezondheidszorg. Er bestaat dan ook een veelheid aan Kaaps-islamitische visies over wat de juiste, islamitische benadering van hiv/aids is. Kaapse oelema spreken niet met één stem over dit onderwerp, ook al positioneert een oelema-organisatie als de Muslim Judicial Council zichzelf als de publieke vertegenwoordiger van de islam en als de enige islamitische gesprekspartner voor de overheid.

De onafhankelijke Claremont Main Road moskee nodigde al in 1994 een hiv-positieve moslima uit Singapore uit om een lezing te geven. Deze moskee steunt ook de organisatie Progressive Muslims. Oelema van de moskee hebben in hun vrijdagpreek meermaals over hiv/aids gesproken. Ook al verzet de Muslim Judicial Council zich keer op keer tegen condoomgebruik buiten het huwelijk omdat dit promiscuïteit zou bevorderen, een aanzienlijk aantal Kaapse moslims blijkt deze opstelling onhoudbaar te vinden vanwege de sociale en morele omstandigheden waarin zij leven. In de context van de epidemie is het volgens hen een zonde om ‘ze te laten sterven’, en wel een zonde die ernstiger is dan de acceptatie van liberaal condoomgebruik.

De Kaapse oelema spreekt niet met één stem over bijvoorbeeld condoomgebruik. Een aanzienlijk aantal Kaapse moslims vindt het een grotere zonde om mensen aan aids te laten sterven dan om condooms te gebruiken.

Echtgenoten

Het verhaal van Fairuz laat de hachelijke situatie zien van moslimvrouwen die zonder het te weten door hun echtgenoten besmet worden. Fairuz is 35 jaar oud en komt uit een moslimfamilie. Ze leeft samen met haar stiefzus in een recent ontstane krottenwijk. ‘s Nachts maken bendes er de straten onveilig. Fairuz is tweemaal getrouwd geweest. Uit haar eerste huwelijk, dat ze sloot toen ze 22 jaar oud was, heeft zij twee kinderen. In 1997 werd zij door een vriend voorgesteld aan Khalil, de man die haar tweede echtgenoot zou worden. Khalil was een straatverkoper en een jaar jonger dan zijzelf. Ze trouwden in 1999. Hun eerste kind, een zoon met de naam Serag, werd geboren in 2002. Korte tijd later kreeg Serag een longinfectie. Fairuz bracht hem naar het ziekenhuis, waar de artsen voorstelden om een hiv-test te doen. Fairuz had eerder dat jaar voor het eerst over de ziekte gehoord, toen de staatszender SABC de documentaire ’De Malawische Kus’ over Faghmeda Miller uitzond. De tests bevestigden dat Serag hiv-positief was, evenals Khalil en Fairuz zelf.

Fairuz had haar echtgenoot vervolgens gevraagd hoe hij besmet was geraakt en waarom hij haar dit nooit had verteld. Hoewel ze in de consultatiekamer waren met de dokter en een maatschappelijk werker was Khalil weggelopen. Fairuz wist dat hij vóór haar andere vriendinnen had gehad, maar doordat hij bleef weigeren haar te vertellen hoe hij besmet geraakt kon zijn, moest ze naar de oorzaak blijven gissen. Hij had bijvoorbeeld ooit in de gevangenis gezeten en hard drugs gebruikt. De risico’s van hiv-infectie in Zuid-Afrikaanse gevangenissen zijn door het delen van spuiten voor drugs en tatoeëring en door seks tussen mannen groot.

Zuid-Afrikaanse gevangenen hebben een grote kans hiv besmet te worden, onder andere door het delen van naalden voor tatoeages. Bron: Cosmovision

In de tijd dat Fairuz vernam dat zij hiv-positief was, leefde ze met haar echtgenoot bij haar moeder. Toen zij haar situatie aan haar moeder onthulde, had deze gezegd dat ze haar spullen moest pakken en moest vertrekken, bang als ze was dat Fairuz de kinderen van haar zus en broers zou besmetten. Fairuz is door zowel haar moeder als haar vader afgewezen. Wanneer ze haar moeder bezoekt, weigert die voedsel met haar te delen en wast ze voortdurend alles af wat Fairuz aanraakt.

Fairuz’ zoon Serag stierf aan aids-gerelateerde ziektes in 2004, twee maanden na de dood van zijn vader. Fairuz informeerde haar familie over de dood van Serag, maar haar eigen moeder en vader waren afwezig bij zijn begrafenis. De uitgaven werden betaald door de zus van haar vader, die betrokken is bij de hulpverlening bij hiv/aids. In de gemeenschap waarin Fairuz leeft is het bekend dat ze hiv/aids heeft. Tijdens een mars in Kaapstad om op te roepen tot het verschaffen van aidsremmers aan hiv-postieve Zuid-Afrikanen had ze een T-shirt gedragen dat was uitgedeeld door de organisatie, met de tekst dat zij hiv-positief waren. Zo vernam de gemeenschap dat ze besmet was.

Fairuz heeft ook in plaatselijke kerken mensen over haar situatie verteld. Zij voelt dat mensen haar steunen, ook al wordt er soms gesmoesd als ze voorbijkomt. Zij heeft een nieuwe vriend, die ook besmet is. Fairuz vertelde dat zij condooms gebruiken als ze seks hebben. Haar twee zoons leven bij haar tante elders in Kaapstad, iets waar ze blij om is omdat ze vreest dat zij anders vanwege hun moeder door schoolkinderen gepest worden. De imam in de gemeenschap is eveneens van haar situatie op de hoogte en heeft gezegd dat ‘het hem spijt’, maar heeft haar verder geen steun geboden. Hoewel zij in plaatselijke kerken haar gehoor heeft toegesproken, weet ze niet waarom ze nooit is uitgenodigd om in de plaatselijke moskee te spreken.

Misschien schuilt er in de roep om erkenning van Naila en Fairuz en vele andere moslims met hiv/aids een mogelijkheid om oplossingen te ontwikkelen voor het tegengaan van de ziekte in samenlevingen waarin de meeste mensen zichzelf als religieus beschouwen. Als men in de strijd tegen aids succes wil boeken, zal dat hard nodig zijn.

De Noorse antropoloog Sindre Bangstad is verbonden aan het International Institute for the Study of Islam in the Modern World (ISIM) in Leiden en doet onderzoek naar hiv/aids onder moslims in Kaapstad. Vertaling: Robbert Woltering

Bronnen: S. Bekker en A. Leildé . Faith in Cape Town: Identity, Cooperation and Conflict. Monograph nr. 6, Cape Town, 2004. S. Burman en E. Preston-Whyte (red.) Questionable Issue: Illegitimacy in South Africa. Cape Town, 1992. Shisana e. a. South African National HIV Prevalence, HIV Incidence, Behaviour and Communication Survey. Cape Town, 2005. V. van der Vliet. ‘South Africa Divided Against AIDS: A Crisis of Leadership’ in K.D. Kaufman en D.L. Lindauer (red.) AIDS and South Africa: The Social Expression of a Pandemic. London, 2004.

Zie ook over AIDS:

Dit artikel is een publicatie van ZemZem.
© ZemZem, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 21 november 2006
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.