Naar de content

Het wetenschappelijk inzicht van een kleuter

Taal- en rekentoetsen zeggen niets over inzicht in wetenschappelijke verbanden

Steffie van der Steen

Vooral de stimulans die een kind thuis en op school krijgt om nieuwsgierig te zijn draagt bij aan hoe snel een kind wetenschappelijke verbanden legt, ontdekte ontwikkelingspsycholoog Steffie van der Steen tijdens haar promotieonderzoek.

Waarom ziet de maan er nooit hetzelfde uit?

NASA/JPL/USGS

Waarom ziet de maan er nooit hetzelfde uit? En wanneer waren er dino’s? “Jonge kinderen stellen zo veel vragen op het gebied van wetenschap en techniek,” zegt ontwikkelingspsycholoog Steffie van der Steen enthousiast. “Ze zijn eigenlijk de ideale wetenschappers.” Die nieuwsgierigheid moeten we volgens Van der Steen niet alleen vasthouden, maar ook aanmoedigen. “Zo kiezen ze later misschien wel voor een opleiding in die hoek.”

Daarom wilde ze onderzoeken hoe jonge kinderen redeneren over fenomenen als zwaartekracht en luchtdruk, en hoe je zulk soort leerprocessen het beste kan stimuleren. En of het zo is dat kinderen uit het speciaal onderwijs – die door hun ADHD of autisme slechter scoren op taal- en rekentoetsen – ook op dit gebied wat langzamer zijn.

“Ik ontdekte – tegen de heersende theorieën in – dat kinderen uit het speciaal onderwijs net zo snel verbanden leggen als kinderen uit het regulier onderwijs. Het wetenschappelijk inzicht van kinderen hield geen verband met de score op taal- en rekentoetsen, maar wel met de mate waarin hun ouders hen stimuleren om na te denken en te interacteren met hun omgeving.” Van der Steen promoveerde afgelopen donderdag aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Steffie van der Steen achter de knikkerbaan. M.D. Boelhouwer

Zwaartekracht en luchtdruk

Ze testte 32 jonge kinderen van drie tot vijf jaar oud, waarvan de helft in het reguliere, en de andere helft in het speciaal onderwijs zat – het zogeheten cluster 4-onderwijs. “Dit zijn kinderen met zware vormen van ADHD of autisme. Er wordt vanuit gegaan dat ze, net als op taal- en rekentoetsen, ook op andere leertaken slechter presteren. Is dat wel zo, vroeg ik me af. Of scoren ze gewoon slecht omdat het maken van een toets achter je tafeltje om een flinke dosis aandacht en concentratie vraagt? Daarom wilde ik het inzicht van kinderen in wetenschap en techniek juist spelenderwijs testen, om zo een normale leersituatie na te bootsen.”

De knikkerbaan.

Steffie van der Steen

Dit deed ze door over een periode van anderhalf jaar lang, kinderen om de drie maanden te testen op hun begrip van zwaartekracht en luchtdruk. “Voor de zwaartekrachtproef ging ik naast een kind op de grond zitten, en keken we samen naar een knikkerbaan. Vervolgens vroeg ik dingen als: weet je wat dit is? Wat gebeurt er als je een balletje op een knikkerbaan legt? Rolt deze dan naar boven of naar beneden? Waarom dan?” Voor de luchtdruktest maakte ze de punt van twee spuitjes aan elkaar met een slangetje. “Wat gebeurt er nu als ik het ene spuitje indruk? Hoe kan dat nou? En wat gebeurt er als ik een langer slangetje gebruik? Elke keer bouwde ik de moeilijkheidsgraad iets op.”

Nieuwsgierigheid prikkelen

Van der Steen mat hoeveel antwoorden de kinderen gaven, hoeveel er goed waren en hoe complex de antwoorden waren. “Oftewel: herkende het kind de spuit alleen, of kon hij al twee elementen aan elkaar koppelen: dat het indrukken van de ene spuit er bijvoorbeeld voor zorgt dat de andere beweegt?” Ook liet ze ouders een vragenlijst invullen over hoe vaak ze thuis met hun kind praten over ‘waarom dingen zo zijn zoals ze zijn’ en nieuwsgierigheid aanmoedigen.

De kinderen uit het normale en speciale onderwijs verschilden niet in het aantal antwoorden dat ze gaven of de complexiteit hiervan. Kinderen uit het speciaal onderwijs gaven alleen iets meer foute antwoorden. Hoe goed ze het gemiddeld gezien deden, hield geen verband met hun score op taal- en rekentoetsen of het opleidingsniveau van hun ouders. Maar wél met de hoeveelheid interactieve gesprekken thuis, die de nieuwsgierigheid van een kind prikkelen.

“Natuurlijk is mijn studie ‘slechts’ een verkennende studie met weinig kinderen. Maar ik heb wél aangetoond: hoe een kind scoort op taal- en rekentoetsen, zegt niet per se iets over hoe snel een kind leert. Het voorspelt in ieder geval niet hoeveel inzicht een kind heeft in wetenschap en techniek.” Want wat meten die standaard taal- en rekentoetsen eigenlijk, vraagt Van der Steen zich af.

“Naast kennis ook aandacht, concentratievermogen, vocabulaire en misschien ook wel faalangst. Zulke toetsen dwingen kinderen om achter hun tafeltje, zonder context, geïsoleerde kennis op te halen. Dat is moeilijk. Maar als je kinderen juist laat interacteren met hun omgeving en je hen ook nog eens stimuleert om zelf na te denken, dan vallen al die obstakels weg. Dan lukt het ze wel.”

Handig, maar niet heilig

Daarom zijn Cito-toetsen uit het leervolgsysteem – die niet alleen in groep 8, maar ook al op kleuterleeftijd worden afgenomen – volgens Van der Steen handig, maar niet heilig. “Dat is voor leraren belangrijk om te beseffen. Nu mogen alleen de beste leerlingen – die het hoogst scoren op taal- en rekentestjes – naar de ‘plusklas’, waar ze voor wat extra uitdaging leuke proefjes mogen doen. Terwijl andere kinderen hier misschien wel net zo goed in zijn, evenveel van leren en net zo veel plezier uit halen.”

Ook moeten leraren niet bang zijn om jonge kinderen vragen te stellen en ze dingen zelf uit te laten zoeken, benadrukt Van der Steen. “Want je zult zien: als je ze genoeg context biedt, komen ze best wel ver.” Ze vertelt dat een jongetje van drie al snel doorhad dat er bij de luchtdrukproef ‘iets’ door het buisje heen ging. “Toen we het langere buisje aansloten zei hij opeens: ‘Ooh! Er zit zucht in!’ Hij heeft nog niet het vocabulaire om zich scherp uit te drukken, maar hij snapt het wel.”

Zie ook
ReactiesReageer