Er wordt al jaren onderzoek gedaan naar de werking van het geheugen, maar nog steeds blijven er veel vragen over. Amerikaanse onderzoekers wilden bijvoorbeeld graag weten hoe efficiënt het visuele korte termijn geheugen is. Om hier achter te komen, plaatsten zij 22 elektroden op de hoofden van gezonde jonge volwassenen. Hiermee konden spanningsverschillen gemeten worden op het moment dat het visuele werkgeheugen met beelden aan de slag ging.
In het eerste experiment moesten de proefpersonen de oriëntatie van rechthoeken uit een grotere verzameling rechthoeken onthouden (zie afbeelding 1). De capaciteit van het werkgeheugen verschilt nogal tussen mensen, dus verdeelden de onderzoekers de proefpersonen in een groep met een hoge capaciteit en een groep met een lage capaciteit. Zij kregen eerst de aanwijzing naar welke kant ze moesten kijken, vervolgens een afbeelding met gekleurde rechthoeken, en bijna een seconde later een testafbeelding die hetzelfde was of net iets anders. Ze moesten vervolgens aangeven of zij dachten dat het dezelfde of een andere afbeelding was. In dit experiment scoorden de mensen met een lage geheugencapaciteit ook laag bij het filteren van belangrijke en onbelangrijke informatie.
Afbeelding 1: De proefpersonen moesten de oriëntatie van de rode rechthoeken aan de linkerkant onthouden. Bron: Edward K. Vogel
Omdat uit onderzoek blijkt dat het voor veel mensen heel moeilijk is om te selecteren op basis van kleur, hebben Vogel en zijn collega´s een tweede experiment uitgevoerd. In dit experiment moesten de proefpersonen alleen de kleur van vierkanten op een bepaalde plek uit een grotere verzameling vierkanten onthouden, wat aangegeven werd door een pijltje. Dit experiment ging voor de mensen met een lage geheugencapaciteit wel iets beter, maar ook nu bleek dat bij hen veel onbelangrijke informatie in het werkgeheugen terechtkwam.
Afbeelding 2: De proefpersonen moesten de kleuren van de vierkanten in de linkerbovenhoek onthouden. Bron: Edward K. Vogel
De onderzoekers wilden ook nog weten of in hoeverre de proefpersonen oude informatie vervangen door nieuwe informatie. Daarom kregen de proefpersonen als derde experiment een afbeelding met twee rode rechthoeken en daarna nog een afbeelding met rode rechthoeken of een afbeelding met groene rechthoeken. Tenslotte kregen ze een testafbeelding met alle rechthoeken uit de vorige afbeeldingen en moesten ze zeggen of de rode rechthoeken hetzelfde waren gebleven. Met alleen rode rechthoeken scoorden zowel proefpersonen met hoge als lage capaciteit heel goed. Maar de proefpersonen met lage capaciteit sloegen vaak onnodig de richting van de groene rechthoeken op in hun werkgeheugen, waarbij de informatie over de rode rechthoeken verloren ging.
Naast een verschil in capaciteit blijkt er dus ook verschil te zijn in de efficiëntie van mensen om onbelangrijke zaken weg te filteren. Mensen die dat niet goed doen, slaan per ongeluk nieuwe informatie op over de oude, maar nog nuttige, informatie. Of ze slaan teveel onbelangrijke informatie op, en dat kost geheugencapaciteit die niet meer ingezet kan worden voor de belangrijke informatie.