“Als puntenneuker zou ik niet graag omschreven willen worden”, zegt Wernfried Hofmeister (Universiteit van Graz, Oostenrijk), hoewel er misschien geen andere onderzoeker is op wie deze benaming meer van toepassing is. In elk geval draait zijn onderzoek letterlijk om het puntje op de i. Samen met zijn vrouw Andrea Hofmeister onderzoekt hij in het project DAmalS (afkorting voor Datenbank zur Authentifizierung mittelalterlicher Schreiberhände, databank voor het authentificeren van middeleeuwse schrijfhanden) de puntjes op de i in middeleeuwse handschriften – en daarnaast natuurlijk nog een heel stel andere eigenaardigheden die geschreven woorden kunnen vertonen en die geheimen verraden die iedereen tot nu toe waren ontgaan.
De Oostenrijkse term voor ‘kommaneuker’ is i-Tüpferl-Reiter, letterlijk ‘puntje-op-de-i-rijder’; zie http://de.wikipedia.org/wiki/Korinthenkacker. Dat past dus letterlijk bij wat Hofmeisters onderzoek inhoudt.
Middeleeuwse schrijfateliers
Ieder mens heeft zijn eigen handschrift. Het is moeilijk te vervalsen, en net als een vingerafdruk kan het ieder individu identificeren. Wetenschappers maken van deze eigenschap gebruik om uit te vinden welke kopiist aan welk stuk van een oude tekst gewerkt heeft. Wie met middeleeuwse geschriften omgaat probeert altijd meer uit de tekst te halen dan de tekst alleen weergeeft: de manier waarop de schrifttekens gemaakt zijn, waarop de schrijfveer vastgehouden werd en dus ook het individuele gebruik van het puntje op de i. Al die dingen helpen om te begrijpen hoe de tekst tot stand is gekomen.
Bovendien zeggen zulke aanwijzingen ook veel over het leven rondom de middeleeuwse schrijfateliers. “Er bestond iets wat je een premoderne uitgeverswereld zou kunnen noemen. De schrijfateliers van de 13e eeuw waren niet meer aan een klooster gebonden en ze maakten in hun werken reclame voor nieuwe klanten”, vertelt Hofmeister. Aan elk stuk dat in de ateliers vermenigvuldigd werd werkten meestal meerdere schrijvers – en ook schrijfsters.
Hightech tools
Aan de hand van minieme veranderingen in lettertekens zijn Wernfried en Andrea Hofmeister in staat vast te stellen waar in de tekst “de schrijfhand wisselde”, dat wil zeggen, waar de ene schrijver werd afgelost door de andere. Daartoe vergelijken ze niet alleen de frequentie waarmee het puntje op de i gezet wordt: het markeren van de i met een punt erboven kwam pas in de middeleeuwen in de mode, en niet alle schrijvers namen het zo nauw bij het zetten van de puntjes op de i. Ook de positie van het puntje ten opzichte van de letter kan van schrijver tot schrijver verschillen.
Tot voor kort was het oog van de wetenschapper de enige maat bij het ontdekken van zulke veranderingen. Maar de onderzoekers uit Graz wilden het onderzoek naar de middeleeuwen op een hoger niveau tillen met behulp van de modernste hightech tools. Ze vonden in het onderzoeksinstituut Joanneum Research (gevestigd in Graz) de juiste partner om een computerprogramma te ontwikkelen dat oude geschriften op de allerkleinste grafische veranderingen controleert. De ingescande pagina’s worden dusdanig opgeslagen en bewerkt dat het geschrevene als tekst leesbaar is; een specifieke bewerking voor afbeeldingen meet vervolgens de afstand tussen een i en zijn puntje.
De paleografie houdt zich bezig met het bestuderen en ontcijferen van oude handschriften.
Ook het schriftbeeld van bepaalde sleutelwoorden is veelzeggend. “De op afbeeldingen gebaseerde meettechniek maakt zichtbaar waar in de tekst veranderingen in de schrijfhand optreden”, verklaart Hofmeister. Maar ondanks de technische analyse is het eigen beoordelingsvermogen van de wetenschapper nog steeds van belang. Die moet namelijk controleren of de afwijkingen in de vorm van het schrift daadwerkelijk van twee verschillende schrijfhanden stammen, of dat er slechts een enkele schrijver aan het werk was die misschien die dag een slecht humeur had of ziek was.
Hedendaagse handschriften
Waarom willen we dat eigenlijk weten? “In die tijd bestonden er geen grammatica´s of woordenboeken met heldere schrijfnormen, waardoor elke schrijver zijn eigen schrijfgewoontes in de tekst aanbracht”, zegt Hofmeister. Op die manier werden ze eigenlijk tot uitgevers avant-la-lettre, en ieder van hen ging op een andere manier met bestaande tekstvoorbeelden om. Daarmee moet je rekening houden bij de analyse van oude handschriften, om een zo exact mogelijke interpretatie te verkrijgen van wat er achter de tekst schuilgaat.
De eigenaardigheden van elke schrijver worden in een databank opgeslagen, zodat de indelingen van schrijfwijze en middeleeuwse schrijvers ook voor andere onderzoeksgebieden van nut kunnen zijn – ongeveer zoals een databank met vingerafdrukken. Dat is de reden waarom ook de criminologie interesse heeft voor het nieuw ontwikkelde instrument: immers, je kunt er ook hedendaagse handgeschreven teksten mee analyseren. Zo kun je bijvoorbeeld vaststellen of een testament vervalst is, of van andere handgeschreven documenten achterhalen wie ze heeft vervaardigd.
Dit artikel verscheen in de Oostenrijkse krant_Die Presse,_ Print-Ausgabe, 08.10.2008. Vertaling: Michiel de Vaan (Universiteit Leiden).
zie ook:
- Website onderzoeksproject DAmalS
- Paleografie (Wikipedia)
- Middeleeuwse manuscripten in Nederland
- Transcriberen van Middelnederlandse teksten
- Museum Meermanno, museum van het geschreven en gedrukte boek
- Hoe Mariken van Nieumeghen verzeild raakte in Oost-Turkije (Kennislinkartikel)
- Speurtocht naar het oudste Nederlands (Kennislinkartikel)
- Meer dan hebban olla uogala (Kennislinkartikel)
- Reizen in de tijd (Kennislinkartikel)
- Geen e-mails maar b-mails (Kennislinkartikel)
- Liefde in brieven (Kennislinkartikel)