Je leest:

Het nieuwe Duitsland: troepen op de Israëlische grens

Het nieuwe Duitsland: troepen op de Israëlische grens

Auteur: | 10 mei 2008

“De angst van Duitsers voor zichzelf is veranderd,” concludeert politicoloog Hans Terlouw. “Duitsers denken niet langer dat ze, net als in het verleden, opnieuw een oorlogszuchtige politiek gaan voeren.” Sinds de Duitse eenwording in 1990 heeft Duitsland zich ontwikkeld tot een ‘normale’ Europese staat. Net als andere EU-landen, komt Duitsland op voor zijn eigen belangen, stuurt ze haar leger op vredesmissies en vieren Duitsers uitbundig feest als het nationale team in de halve finale van het WK-voetbal staat. Duitsland is in ieder geval niet de agressieve machtsstaat geworden waar sommigen voor vreesden.

“Het meest opmerkelijke resultaat van mijn onderzoek vind ik zelf de wijze waarop Duitsers anders zijn gaan kijken naar hun verleden. Duitsers denken niet langer dat ze, net als in het verleden, opnieuw een oorlogszuchtige politiek gaan voeren,” zegt Hans Terlouw. Lange tijd gingen Duitsers gebukt onder een schuldgevoel over het verleden. Duitsland is immers het land van Hitler, de Holocaust en twee wereldoorlogen. Het onderzoek van Terlouw suggereert dat dit schuldgevoel de buitenlandse politiek inmiddels niet meer beïnvloedt. Duitsland wordt een steeds ‘normaler’ land.

Politicoloog Terlouw: “Tijdens het succesvol verlopen WK voetbal gaven Duitsers zich voor het eerst over aan vlagvertoon. Dit was geen uitdrukking van een hernieuwd agressief racistisch nationalisme, maar gewoon een uiting van een postmodern patriottisme, een soort koninginnedaggevoel.” Duitsland werd pas in de verlenging van de halve finale uitgeschakeld door Italië. Het elftal liep daardoor net de finale in eigen land mis.

De geboorte van een machtige natie

Op 3 oktober 1990 werden Oost- en West-Duitsland herenigd. Deze hereniging zorgde ervoor dat er weer één groot en machtig land aan onze oostgrens verrees. Gezien de recente geschiedenis van Duitsland was dit reden voor politicologen om het buitenlands beleid nauwlettend te volgen. Hoe zou het nieuwe Duitsland zich gaan gedragen? Politicologen waren verdeeld over het antwoord. Het ene kamp beweerde dat het verenigde Duitsland het oude pro-Europese beleid van de Bondsrepubliek zou voortzetten. Het andere kamp beweerde juist dat het buitenlands beleid zou veranderen. “Veel politicologen waren bang dat Duitsland, net als voor 1945, een ondemocratisch land zou kunnen worden en een agressievere buitenlandse politiek zou gaan voeren,” legt Terlouw uit. Terlouw heeft in zijn onderzoek met behulp van een debatanalyse geprobeerd het juiste antwoord te vinden. Hij promoveerde in februari aan de Universiteit van Amsterdam.

In een debatanalyse worden redeneringen, concepten en de betekenis van deze concepten in het publieke debat geanalyseerd. Zo analyseerde Terlouw de betekenis van het begrip Zivilmacht. Voor 1995 wordt dit begrip vooral gebruikt als tegenpool voor militaire macht. Vijf jaar na de hereniging wordt met dit begrip juist aangegeven dat Duitsland humanitaire interventies niet moet schuwen. Duitsers menen dan dat hun land pas een civiele mogendheid kan zijn als het zijn militaire macht voor het goede doel inzet. Vanaf 1995 is de betekenis van Zivilmacht in politieke toespraken, parlementaire discussies, opiniebladen en kranten dus veranderd.

Gedaantewisseling

“Oppervlakkig gezien lijkt het Duitse zelfbewustzijn en de buitenlandse politiek onveranderd sinds de hereniging, maar in werkelijkheid heeft zich een opmerkelijke gedaantewisseling voltrokken.” Tot deze conclusie komt Terlouw in zijn proefschrift. Op het eerste gezicht lijkt het nieuwe Duitsland op de Bondsrepubliek: “Duitsland bleef naar meer Europa streven, het land bleef een trouwe bondgenoot van de VS (het land bleef trouw aan zijn multilaterale politiek) en het land bleef een terughoudende veiligheidspolitiek voeren waarin een afkeer van militair geweld de boventoon voerde.” Toch is er wel degelijk van alles veranderd. De gedaantewisseling waar Terlouw over schrijft, komt voort uit drie ontwikkelingen: een veranderende houding tegenover de Europese Unie, de Verenigde Staten en de inzet van militairen.

Terlouw: “Politieke wetenschappers vreesden in de jaren negentig dat Duitsland niet langer onderdeel van ‘het Westen’ (van de Europese Unie en de NAVO) zou willen zijn, nu het niet langer bedreigd werd door de Sovjet-Unie.” West-Duitsland was sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een drijvende kracht geweest achter de Europese eenwording en had nauwe banden met de Verenigde Staten. Zonder de steun van deze sterke westerse bondgenoten zou West-Duitsland immers wel eens onder de voet kunnen worden gelopen door de Sovjet-Unie. Toen de dreiging van het communisme na 1990 verdween, bestond de vrees dat het verenigd Duitsland zijn eigen weg zou inslaan.

Duitsland en de Europese Unie

Ten eerste is de Duitse houding ten opzichte van de Europese Unie veranderd. Eerst werd een verenigd Europa nog gezien als oplossing voor het Duitse nationalisme. “In 1990 waren er nog veel mensen die hoopten dat een verenigd Europa het einde zou betekenen van de Europese (en Duitse) natiestaat en daarmee aan het nationalisme dat men verantwoordelijk hield voor de problematische Duitse geschiedenis,” stelt de politicoloog. “Geleidelijk kwamen Duitsers er achter dat andere Europese landen een heel andere kijk op Europa hadden. Landen als Frankrijk bleven veel nationaler georiënteerd. Dit leidde tot teleurstellingen bij Duitsers die een verenigd Europa als ideaalbeeld hadden.”

Daarnaast is Duitsland zichzelf steeds meer gaan zien als een ‘normaal’ land. “Sinds 1990 is een tendens zichtbaar dat Duitsers minder verkrampt omgaan met hun nationale identiteit. Men gaat zonder meer nog altijd verantwoordelijk om met het Duitse verleden en de eventuele gevoeligheden die hiermee gepaard gaan,” licht Terlouw toe. “Maar men ziet zichzelf inmiddels ook als een ‘normale’ nationale staat: een nationale staat die een zwarte bladzijde in zijn geschiedenis heeft, maar van dit verleden geleerd heeft en in de afgelopen decennia een democratische, stabiele, vredelievende en coöperatieve staat is geworden.” Volgens Terlouws proefschrift zijn de Duitsers sinds 1990 aanzienlijk positiever gaan denken over hun eigen nationale staat.

“In de loop van de jaren negentig zie je dat de stroming in het Duitse debat die al jaren pleit voor een ‘normale’ Duitse Europapolitiek de boventoon gaat voeren. Een ‘normale’ Duitse Europapolitiek houdt in dat Duitsland de schaamte voor zijn eigen verleden opgeeft en zich net zo opstelt in Europa als andere ‘normale’ landen dat doen. Duitsland moet zijn nationale belangen behartigen, ook als dit conflicten met andere landen oplevert.” Duitsland draagt Europa nog steeds een warm hart toe maar is niet meer bang om voor zijn eigen belangen op te komen. Duitsers trekken bijvoorbeeld niet meer zo maar hun portemonnee om de Europese integratie te financieren. Net als Nederland betaalden Duitsers relatief veel aan Brussel. “Maar,” zegt Terlouw, “Duitsers laten zich niet langer (moreel) ‘chanteren’.” Daarnaast blijkt ook uit het Duitse publieke debat dat er tegenwoordig stemmen opgaan om sommige zaken vooral niet aan Europa over te dragen.

“Het lidmaatschap van een Europese Unie is voor veel Duitsers een essentieel onderdeel van het Duits-zijn” zegt Terlouw. “Wel is de liefde voor Europa pragmatischer geworden. Dit betekent dat Duitsland zijn Europapolitiek ook instrumenteler zal gebruiken en Europa ‘inzetten’ wanneer dit de eigen belangen ondersteunt.” Foto: Bondskanselier Merkel viert het vijftigjarig bestaan van de EU.

De Verenigde Staten als tegen-identiteit

Duitsers zijn zich ook anders gaan opstellen ten opzichte van de Verenigde Staten. In de jaren negentig waren emotionele pleidooien over de vriendschap tussen de twee landen geen uitzondering. De relatie was van bijzonder belang om Duitsland op het juiste, vredelievende pad te houden. In het huidige debat geven voorstanders van een hechte band vooral pragmatische argumenten. Ze moeten het opnemen tegen de vele critici van het Amerikaanse unilateralisme (eigenmachtig optreden). Deze manier van optreden van de Verenigde Staten, vooral in Irak, heeft de relatie bekoeld. Terlouw: “Waar de VS voor Duitsland tot 1990 de belangrijkste bondgenoot en rolmodel was, is Amerika nu bijna een ‘tegen-identiteit’. Voor veel Duitsers staat Amerika voor wat Duitsland niet wil zijn: Amerika heeft geen respect voor internationaal recht, geen respect voor milieuvraagstukken en het is een oorlogszuchtig land dat een onverantwoordelijke machtspolitiek voert (net als Duitsland voor 1945). Voor Duitsers is het evident dat men met de Verenigde Staten moet samenwerken – het is nu eenmaal de enig overgebleven supermacht – maar de vanzelfsprekendheid van vroeger is verdwenen.”

Merkel op bezoek bij de Duitse marine in Libanon. De Duitsers maakten deel uit van de UNIFIL troepenmacht, die na de Israëlisch-Libanese gevechten in 2006 de vrede in het gebied moest bewaren. In noodgeval hadden de militairen op Israëli’s moeten schieten. Foto: www.bundeswehr.de

Duiters aan het front

De derde en laatste verandering betreft de inzet van Duitse militairen. In 1990 was de inzet van Duitse troepen buiten het NAVO-verdragsgebied nog een taboe. “Vanwege de Duitse geschiedenis zouden Duitse troepen, ook al waren het blauwhelmen in landen als Joegoslavië, niet ingezet mogen worden,” verklaart Terlouw. Dit principiële pacifisme is in de loop der jaren verdwenen. “De terughoudendheid verminderde toen bleek dat pacifisme niet werkte. Massale mensenrechtenschendingen (zoals in Srebrenica) werden niet voorkomen als Duitsers niet meededen met vredesmissies. Daarnaast vroegen, of eisten, Duitslands westerse bondgenoten dat Duitsland ook mee zou doen aan vredesmissies.” De westerse bondgenoten bleken niet bang te zijn voor de inzet van de Bundeswehr bij vredesmissies en een eventuele ‘remilitarisering’ van de Duitse buitenlandse politiek. Duitsland zou bereid moeten zijn met zijn bondgenoten op te treden bij schendingen van de mensenrechten, ook militair. In het publieke debat over militaire missies wordt de nadruk wel gelegd op het naleven van het internationaal recht bij deze interventies.

Het proefschrift van politicoloog en cultuurwetenschapper Hans Terlouw heet ‘Duitslands rol in de wereld. Een onderzoek naar identiteitspercepties in het debat over de Duitse buitenlandse en veiligheidspolitiek sinds 1990.’ Hij promoveerde op 22 februari 2008 aan de Universiteit van Amsterdam.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 10 mei 2008
Heb je gevonden wat je zocht?
We zijn onze zoekresultaten aan het verbeteren. Jouw antwoord helpt ons hierbij.