Naar de content

'Het moet normaler worden dat producten lang meegaan'

De vijf drempels voor de circulaire economie

Flickr, Michael Coghlan (CC BY-SA 2.0)

In 2050 hebben we een circulaire economie, schreef het kabinet zes jaar geleden in het regeerakkoord. Zijn we op de goede weg om al onze grondstoffen te hergebruiken in plaats van weg te gooien? NEMO Kennislink vraagt het aan Marko Hekkert, hoogleraar Innovatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Hij schreef mee aan een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving dat de voortgang van de circulaire economie bespreekt.

Op 21 februari 2019 werd het Plastic Pact ondertekend. In dit verdrag van staatssecretaris Van Veldhoven staan nieuwe afspraken met bedrijven en milieuorganisaties over het plasticgebruik in 2025. Zo moet al het wegwerpplastic recyclebaar zijn, de recyclecapaciteit moet groot genoeg zijn om 70 procent van het wegwerpplastic te recyclen en er moet 20 procent minder plastic gebruikt worden dan in 2017. Ook moet 35 procent van het wergwerpplastic in 2025 uit gerecycled plastic bestaan. Greenpeace spreekt van een schijnoplossing, en vindt dat de maatregelen veel groter hadden moeten zijn om het plasticprobleem daadwerkelijk aan te pakken.

“De circulaire economie begint met de preventie van materiaalgebruik. Dat is bij de Praxis nog niet echt doorgedrongen”, mailt Marko Hekkert.

Marko Hekkert

Bij de bouwmarkt kocht hij een doorzichtig plastic bakje. Het was nog niet half gevuld met krammetjes, van die stalen U-vormige spijkertjes. “Zo vol zit het bakje écht als je het koopt”, mailt Marko Hekkert, die hoogleraar Innovatiewetenschappen aan de Universiteit Utrecht is, als antwoord op mijn vraag of we op de goede weg zijn met de circulaire economie. “Circulair denken begint met de preventie van materiaalgebruik, maar dat is bij de Praxis nog niet echt doorgedrongen.”

Hetzelfde pakje krammetjes ligt op zijn kantoor bij het Copernicus Instituut voor Duurzame Ontwikkeling in Utrecht waar Hekkert directeur van is en waar we elkaar enkele weken later zien. Opnieuw windt hij zich op. “Dat is toch niet normaal? Je hebt driekwart van het doosje niet nodig!” Ook verbaast hij zich over het kartonnen doosje op zijn bureau waar precies een tandpastatube in past. “Dat doosje was het icoon van het eerste verpakkingsconvenant”, weet hij. In dat convenant uit 1991 spraken driehonderd bedrijven met de overheid af om de hoeveelheid verpakkingsmateriaal te verminderen en te stimuleren dat verpakkingsafval wordt hergebruikt.

“Tandpastafabrikanten hebben toen de dop vergroot, zodat je de tube rechtop kon zetten. Intussen zijn we twintig jaar verder en zit het doosje er weer om. Ik kom er niet achter waarom. Als ik er te veel over doorpraat, zeggen mensen tegen me: ‘Marko, waar heb je het nou over? Kun je niet wat groter denken?’ Maar ik denk dat het tandpastadoosje exemplarisch is voor wat er nu mis gaat in de circulaire economie.”

Verpakkingsdeskundige Cathrien Ruoff denkt te weten waarom tandpasta een kartonnen verpakking heeft. In een interview door het BNN/VARA-programma Groen Licht zei ze dat producenten ons willen verleiden om hún tandpasta te kopen. Vandaar dat doosje. Volgens Ruoff zit er een gat in het Europese verpakkingsconvenant, omdat er nog steeds verpakkingen gebruikt mogen worden om een product commercieel interessant te maken. Dit bevestigt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die controleert of fabrikanten zich aan de verpakkingseisen houden, in de Volkskrant. De producent moet weliswaar het gewicht en volume van de verpakking beperken, maar ook rekening houden met een aantrekkelijke presentatie.

Flickr, Kevin McShane (CC BY-NC 2.0)

Om te weten wat er precies mis gaat, is het goed om meer te weten over de circulaire economie. Hekkert schreef mee aan het rapport Circulaire economie: wat we willen weten en kunnen meten, dat het Planbureau voor de Leefomgeving begin dit jaar publiceerde. In het rapport staat een voorstel om te meten hoe ver we nou zijn met die circulaire economie. Staan we nog maar aan het begin of zijn zijn we al volledig duurzaam? Daarom staan in het rapport tien stappen die je kunt nemen om je bedrijf circulair te maken (zie afbeelding). Zo luidt de belangrijkste en eerste stap: voorkom materiaalgebruik. Ofwel: dat wat je eigenlijk niet nodig hebt, bijvoorbeeld het tandpastadoosje, moet je ook niet gebruiken.

In een circulaire economie behouden de materialen in een afgedankt product hun oorspronkelijke kwaliteit, om zo opnieuw in een zelfde soort product te kunnen worden gebruikt. De infographic geeft tien stappen aan (met een prioriteitsvolgorde van hoog naar laag) om grondstoffen- en materiaalgebruik en afvalproductie te voorkomen.

Planbureau voor de Leefomgeving (CC-BY)

Maar wat houdt ons nou tegen om deze tien stappen daadwerkelijk te nemen? Volgens Marko Hekkert zijn er vijf dingen die mis gaan. In andere woorden: er liggen vijf drempels voor de Nederlandse economie om circulair te worden.

Drempel 1: Bewustwording

“Als je aan de circulaire economie wil meedoen, dan moet je het in de eerste plaats willen”, zegt Hekkert. “We zien dat bedrijven die geïnteresseerd zijn in duurzaamheid toch de verkeerde keuzes maken. Dat komt omdat het circulaire denken nog onvoldoende is ingedaald. In de wereld van de overheid praten ambtenaren er veel over, maar dat geldt niet voor productontwikkelaars en productontwerpers.” Hij verwijst naar een onderzoek dat het Copernicus Instituut vorig jaar samen met Deloitte deed, waarin hij concludeerde dat de circulaire economie nog altijd een niche is. “De grootste drempel zit in de bewustwording”, zegt collega Julian Kirchherr in een persbericht van de Universiteit Utrecht.

Drempel 2: Afstemming

Stel dat productontwerpers wel de circulaire mindset hebben, dan komt een tweede drempel in beeld. “Je moet enorm veel dingen in de productieketens op elkaar afstemmen. Dat vraagt om veel coördinatie en afstemming, vaak buiten het bedrijf om”, zegt Hekkert. Hij noemt een voorbeeld van plastic flessen waar wasmiddel in zit. “Op dit moment gooien we die in de prullenbak, maar ze zouden ook gerecycled kunnen worden. Een bedrijf als Unilever zou dan kunnen zeggen: lever die flessen maar in bij de supermarkt, dan vullen wij ze opnieuw. Het lastige is alleen dat supermarkten dat niet willen, omdat er veel ruimte voor nodig is. Bovendien zijn er te veel bedrijven die zulke flessen maken. Een andere oplossing zou kunnen zijn dat alle fabrikanten samen een recyclingsysteem moeten bedenken.”

Drempel 3: Verouderd businessmodel

Om te zorgen dat producten en materialen langer meegaan, zijn niet alleen technologische en organisatorische innovaties nodig, maar ook nieuwe businessmodellen. Bedrijven zouden de manier waarop ze zaken doen met klanten opnieuw moeten uitvinden. Een voorbeeld van zo’n innovatief businessmodel is het verkopen van een dienst in plaats van een product, zoals goed geluid in plaats van apparatuur. Philips is bijvoorbeeld bezig met circulair licht: het leasen van licht in plaats van het verkopen van lampen. Daarbij verschuift de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en de recycling van lampen van de consument naar de producent. In de praktijk gaan lampen daardoor veel langer mee. “Zo’n verandering van je businessmodel is best ingrijpend”, aldus Hekkert.

Flickr, Michael Coghlan (CC BY-SA 2.0)

Drempel 4: Angst voor kwaliteitsverlies

“Ik vind het doodzonde dat deze fles weggegooid moet worden”, zegt Hekkert terwijl hij met een lege literfles zwaait. Waar we volgens hem nog niet zo goed in zijn, is het verlengen van de levensduur van producten. Eerst verpakten we al onze frisdranken in PET-flessen. Die brachten we terug en werden opnieuw gevuld. Zo ging elke fles wel 20 tot 25 keer mee. “Vier jaar terug heeft de hele industrie keihard gelobbyd om daar vanaf te komen . We zamelen de flessen weliswaar nog steeds in, maar er wordt iets anders mee gedaan. Dat komt omdat veel bedrijven bang zijn dat de consument de fles minder graag koopt vanwege de slijtsporen die ontstaan door de hervulmachine en de lopende band.”

Drempel 5: Regelgeving

Als we iets niet meer gebruiken, dan is het afval. Daar zijn hele strenge regels voor: de wetgever bepaalt wat we met afval mogen doen. Tegen die wetgeving lopen veel bedrijven aan, omdat daarin staat dat ze afval niet als nieuwe grondstof mogen gebruiken.

Hekkert: “Deze vijf drempels zie ik als grootste barrières voor de Nederlandse economie om circulair te worden.” Toch is Nederland volgens hem al best voortvarend bezig, vergeleken met andere landen. “In het recyclen is Nederland al superver: we zijn zelfs beter dan elk ander land in het hergebruiken van papier, glas, metaal en aluminium. Ook hebben we veel verbrandingsovens en zetten we een kwart van die energie om in elektriciteit.” Tegelijkertijd bevindt recycling zich heel laag op de eerder genoemde ladder met tien stappen die je als producent kunt nemen om je bedrijf circulair te maken. “Het is nu zaak om omhoog te gaan op die ladder en daar meer actie te ondernemen”, meent de hoogleraar.

Hij vindt het vooral interessant dat we als Nederland grote ambities hebben met de circulaire economie. In 2050 moet alles immers circulair zijn, zonder dat we weten wat dat betekent. Willen we naar een systeem om wasmachines te leasen in plaats van te kopen? Of zou elk product een materialenpaspoort moeten krijgen? Moeten we alle plastic verpakkingen terugbrengen naar de winkel? Zijn er speciale containers nodig voor elk soort plastic (en zou het dan niet handig zijn om maar drie soort plastic te gebruiken in verpakkingen) of gooien we alles in dezelfde prullenbak? Eén ding weet hij zeker: het moet normaler worden dat producten lang meegaan.

ReactiesReageer