
Veel van het huidige Nederlandse sinterklaasfeest heeft rond 1850 vorm gekregen. De Amsterdamse onderwijzer Schenkman publiceerde rond dat jaar de eerste editie van een sinterklaasprentenboek. Hierin verscheen Sinterklaas voor het eerst met een (naamloze) bediende aan zijn zijde, een Indisch aandoende man in harem-broek en jasje. In de tekeningen van de tweede editie in 1855 of daaromtrent ziet de bediende eruit als een zestiende-eeuwse moorse page. Deze verbeelding beklijfde. De naam Piet(er) komt voor de eerste keer voor in een boek uit 1863 maar werd pas in het begin van de twintigste eeuw algemener.
Sint en zijn knecht komen in Schenkmans prentenboek aan per stoomboot (toen natuurlijk zeer modern!), vanuit Spanje en vertrekken per trein. Stoute kinderen gaan in de zak. Bij de plaatjes heeft Schenkman 16 korte versjes geschreven, inclusief ‘Zie ginds komt de stoomboot’ (op basis van een Duitse melodie).
Het lijkt erop dat Schenkman een aantal aspecten heeft verzonnen, al greep hij wellicht terug op oudere voorbeelden. De stoomboot moge nieuw zijn, de associatie van Sinterklaas met de scheepvaart was dat bepaald niet. De figuur van de zwarte knecht is relatief nieuw – in Nederland ging de Sint eeuwenlang alleen door de wereld. Misschien kende Schenkman de zwartgemaakte schooljongens uit de middeleeuwen, of de duivelsfiguur Krampus die Sinterklaas soms in Duitsland vergezelde. Of wellicht verzon hij een ‘ouderwetse exotische bediende’ zoals die op zeventiende-eeuwse schilderijen te vinden zijn, als aannemelijk begeleider van een stokoude heilige uit een ver land. Waarom en sinds wanneer dat land Spanje werd is ook al onduidelijk. Misschien speelt een rol dat Bari, de stad waarin de relieken van Sint-Nicolaas lange tijd lagen, ooit tot het Spaanse Rijk behoorde. Bovendien gold Spanje toen als ver, rijk en machtig, een land waar allerlei lekkers vandaan kwam, zoals specerijen, vijgen, noten en sinasappelen, die op de sinterklaasmarkten in Amsterdam te vinden waren.

Weer tot leven gewekt
Het nieuwe duo Sint en Piet verdeelt de taken. De straffende kant van Sint wordt steeds meer overgenomen door Piet, die dreigt en kinderen in de zak stopt. De twee karakters winnen aan overtuiging als Sint-Nicolaas ook daadwerkelijk gaat optreden, als bisschop gekleed met een zwarte knecht aan zijn zijde, oprukkend vanuit het (katholieke) zuiden. De eerste verschijningen vonden vermoedelijk plaats in de loop van de jaren 1870. in de jaren twintig van de twintigste eeuw trok de Sint onder meer Leeuwarden, Venlo, Deventer en Utrecht binnen. Steeds meer deed de invloed van winkeliers en warenhuizen zich gelden. Vanuit die hoek kwam ook de wens tot de organisatie van de eerste intocht in Amsterdam in 1934.
Na de Tweede Wereldoorlog groeide de intocht van Sint-Nicolaas uit tot een nationaal gebeuren. De media spelen daarbij een steeds grotere rol. Het evenement wordt uitvoerig geafficheerd en verslagen op de nationale tv en in alle kranten, de heilige wordt ontvangen door burgemeesters en komt op elke school. De Sint is alomtegenwoordig en wordt kennelijk door alle volwassenen serieus genomen. Voor jonge kinderen neemt dit elke twijfel weg of de Sint wel echt bestaat.
Totaaltheater
De kracht van het feest is dat het veel meer is dan alleen een kinderfeest. Zodra gelovige kinderen ongelovig worden, gaan ze naadloos over naar het andere kamp, dat van de ingewijden. Ze weten nu dat het nep is, maar werken onmiddellijk mee om voor de kleinsten de illusie in stand te houden. Op elke basisschool is de jongste helft gelovig en de andere helft niet. Die balans blijft volmaakt in evenwicht.
De pijn (en soms de opluchting) van de verbroken illusie, wordt verzoet door allerlei nieuwe aantrekkelijkheden. De oudere sinterklaasvierder wordt geacht nu zelf cadeautjes te kopen en weg te geven, gedichten te schrijven en surprises te maken. Dit alles onder strikte anonimiteit. Het sinterklaasfeest wordt zo een onverwachte jaarlijkse uitlaatklep van collectieve creativiteit. Het optreden van de Sint voor een publiek van gelovige onderdanen en meespelende ingewijden leidt tot toespraken vol dubbelzinnigheden. En zelfs wie geen enkel ander liedje kent, kent op zijn minst een paar sinterklaasliedjes.
Blijft het feest bestaan?
Zeker in de opbouwjaren na 1945 is het sinterklaasfeest een niet te missen aanwezigheid in vele Nederlandse huishoudens. De van oorsprong katholieke heilige is geaccepteerd als nationaal feestfiguur, zowel door katholieken, protestanten als niet-kerkelijken. Voor de oorlog bleef het vaak bij een enkel cadeautje. Na de oorlog pakt Nederland steeds forser uit.
Maar de heilige heeft concurrentie. De laatste jaren schrijft men steeds vaker over de bedreiging door de oprukkende kerstman. De (vage) cijfers geven wel verschuivingen aan. In 1983 zou 77 procent van de bevolking Sinterklaas vieren met cadeaus. In 1996 zou dat gedaald zijn naar 58 procent. Ook winkeliers doen mee aan deze trend door soms al voor 5 december kerstetalages te maken. Cadeaus geven met kerst lijkt eigentijdser. Weggespeeld is de Sint echter nog lang niet. De bestrijders van de amerikanisering in de vorm van de enkel ‘ho ho’ roepende Coca Cola Santa Claus zijn alert.

Multicultureel Sinterklaas
Ook de multiculturele samenleving die Nederland geworden is heeft zijn effect. In het boekje Sinterklaasje kom maar binnen zonder knecht (1998) wordt niet het (kinder)feest als zodanig bekritiseerd, maar wel de aanwezigheid van zwartepieten, waarin de auteurs een racistisch cliché terugzien. Er is geëxperimenteerd met verschillende varianten (gekleurde pieten, witte pieten) maar de oude samenstelling is vooralsnog niet wezenlijk aangetast. Op veel gemengde scholen worden verschillende culturele feesten naast elkaar gevierd. Sommige zwarte scholen hebben Sinterklaas van het programma afgevoerd, andere niet.
Al wijst niets er op dat Sint en Piet verdwijnen, de rollen zijn veranderd. Tot in de negentiende eeuw was Sint-Nicolaas vaak een boze bestraffer, onzichtbaar maar alles ziend. In de tweede helft van de negentiende eeuw neemt zwartepiet gewapend met roe en zak de disciplinerende rol over. De laatste decennia speelt de figuur van strenge opvoeder geen rol meer. Sinterklaas is geëvolueerd van kinderschrik tot vriendelijke oude vaderfiguur, die kinderen meer en meer beschermt, maar ook steeds saaier is geworden. Piet is van krom pratende, dommige en dreigende knecht, uitgegroeid tot dynamische hoofdfiguur, of liever gezegd tot een hele categorie in zichzelf. Er is een hoofdpiet die alles weet en organiseert, en een hele stoet van andere pieten, die snoep uitdelen en vooral entertainen.
Door de combinatie van publiek theater, cadeaus voor iedereen, satirische gedichten, creatieve surprises en huiselijke gezelligheid in de donkere winterperiode, is het sinterklaasfeest door alle leeftijden, religies en culturen heen, nog steeds een geliefd moment in het jaar.
Paul Faber is kunsthistoricus en conservator bij het Tropenmuseum in Amsterdam.