Naar de content

Het klimaat en de ondergang van het Romeinse Rijk

Een tekening van de uitbarsting van de Vesuvius.
Een tekening van de uitbarsting van de Vesuvius.
Wikimedia Commons, publiek domein

Klimaatverandering is medeoorzaak van het ineenstorten van het Romeinse Rijk. De Romeinen zorgden voor een hoop luchtvervuiling en ontbossing, net als wij nu. Maar op de lange termijn had dat een stuk minder gevolgen.

Paus Gregorius de Grote (590-604) dacht dat het eind van de wereld nabij was. Het leven werd een hel in Rome, ooit de onaantastbare hoofdstad van het Romeinse Rijk. De stad werd geteisterd door overstromingen. Er ontstond hongersnood. Pestepidemieën braken uit. De archeologische aanwijzingen stapelen zich op dat deze en andere rampzalige scenario’s in het verleden het gevolg waren van klimaatverandering.

Romeinse luchtvervuiling

Diep in de ijskappen van Groenland troffen onderzoekers in de jaren 1990 een verhoogde concentratie lood- en koperdeeltjes aan. Ze bleken het product van grootschalige mijnbouw die in Spanje en andere mediterrane gebieden plaatsvond rond het begin van de jaartelling. Het vele fijnstof dat daarbij was vrijgekomen, was omhoog gestegen om vervolgens via de stratosfeer naar Groenland te worden getransporteerd. Hier viel het als neerslag weer uit de lucht, werd toegedekt door sneeuw en ijs en bleef op die manier bewaard totdat onderzoekers het tweeduizend jaar later in hun boorkernen naar het aardoppervlak haalden.

De grootschalige Romeinse mijnbouw deed ook de uitstoot van het broeikasgas methaan vanaf de eerste eeuw exponentieel (en nu nog meetbaar) toenemen. De mate van luchtvervuiling ten tijde van het hoogtepunt van het Romeinse Rijk die zo vast te stellen is, werd pas weer overtroffen tijdens en na de Industriële Revolutie van de achttiende en negentiende eeuw. Voeg hier nog eens de grootschalige ontbossing aan toe en het moge duidelijk zijn dat er van een modern milieubewustzijn nog geen sprake was.

Relatie tussen klimaat en gedrag

Geen Romein had ooit kunnen vermoeden dat de mens een blijvend negatief stempel op zijn leefomgeving zou gaan drukken, zoals nu het geval is met klimaatverandering die door menselijke activiteit teweeg wordt gebracht. Uiteindelijk was de Romeinse economie ook te weinig vervuilend om nadelige effecten te hebben op de langere termijn.

Een tekening van een fruitschaal en vazen uit de eerste eeuw na Christus. Gemaakt in de Italiaanse plaats Pompeii.

Zonder landbouw geen Romeins Rijk! Stilleven van fruit, Fresco uit Pompeï, circa 63-79.

Wikimedia Commons, Publiek domein

Dit neemt niet weg dat het klimaat een belangrijke factor is geworden voor oudheidkundigen die zich met het Romeinse Rijk bezighouden. Dat de samenleving toen volledig afhankelijk was van een goed functionerende landbouw, was al bekend. Nieuw onderzoek maakt echter pas goed duidelijk dat het Romeinse Rijk een interessante testcase biedt voor het vaststellen van een eventuele relatie tussen klimaat, menselijk gedrag en het verloop van de geschiedenis.

Om het allemaal nog uitdagender te maken: het Romeinse Rijk blijkt verschillende klimatologische zones inclusief een veelheid aan microklimaten te hebben omvat. Zo weten we nu dat toen er in Romeins Jordanië een vochtige periode aanbrak, het in Romeins Anatolië (het huidige Turkije) juist droog werd, en vice versa. Dit soort variatie maakt de reconstructie van het Romeinse klimatologische verleden er spannender maar tegelijk ook ingewikkelder op.

Bovendien moeten er voor historisch klimaatonderzoek ongelijksoortige verschillende data gecombineerd worden om tot een samenhangend beeld te komen. Van gegevens over gletsjers in de Alpen, boomringen, stalagmieten, kleilagen, sedimenten in het gebied rond de Dode Zee tot en met zonneactiviteit en een studie van de grotere weersystemen in het gebied van de Atlantische én de Indische Oceaan… al dit soort informatie moet worden meegenomen, verdisconteerd en tegen elkaar afgezet. Een heidens karwei.

Een tekening van de uitbarsting van de Vesuvius.

Vulkaanuitbarstingen hadden direct effect op het klimaat. (Fresco van de uitbarsting van de Etna in 1669. De gedocumenteerde uitbarstingen van deze vulkaan op Sicilië gaan terug tot 1500 voor Christus.)

Wikimedia Commons, publiek domein

Laatantieke kleine ijstijd

Het eerste historisch bruikbare klimaatonderzoek van de klassieke oudheid heeft dan ook tot 2012 op zich laten wachten. Sindsdien zijn er verschillende nieuwe onderzoeken gepubliceerd en begint de studie van het Romeinse klimaat tot een dynamisch wetenschapsgebied uit te groeien.

Wat is de huidige stand van zaken? Samenvattend kunnen er drie grotere klimaatperiodes worden onderscheiden. Tussen 200 voor en 150 na Christus was er sprake van het zogeheten Romeins klimaatoptimum, een relatief warme en vochtige periode waarin het klimaat stabiel was. Tussen 150 en 450 kwam aan deze stabiliteit een einde. Het werd gemiddeld iets kouder en ook droger. Tijdens de overgang van late oudheid naar de vroege middeleeuwen ten slotte, van 450 tot 700, zette de negatieve trend door en spreekt men van de laatantieke kleine ijstijd.

Verschillende factoren spelen een rol bij het ontstaan van deze relatief koude periode. De best identificeerbare is de uitbarsting van een vulkaan (het is onbekend welke) rond 530. Bij de eruptie werd zoveel vulkanisch materiaal de lucht in geslingerd dat tijdgenoten het hadden over ‘het jaar dat de zon niet scheen’.

De periode 536-545 staat te boek als een van de koudste tijdvakken van de laatantieke kleine ijstijd. Olijfbomen, graanakkers, wijnstokken en boomgaarden brachten een slechte oogst op, de voedselvoorziening voor de hele bevolking leed er zwaar onder. De laatantieke kleine ijstijd had alleen daarom al desastreuze gevolgen.

Crises bij kwakkelend klimaat

Deze nieuwe inzichten, op zich al boeiend genoeg, krijgen pas echt betekenis als ze in een grotere historische en maatschappelijke context kunnen worden geplaatst. Het buitengewoon interessante aan bovengenoemde periodes is dat ze min of meer lijken samen te vallen met de grote ontwikkelingen en veranderingen op politiek vlak in de Romeinse geschiedenis waarmee we al zo lang vertrouwd zijn op grond van de reeds lang bekende antieke geschreven bronnen en de inscripties.

Ga maar na. Het klimaatoptimum valt samen met de grootste machtsuitbreiding en bloei van het Romeinse Rijk in de latere republiek tot aan de hoge keizertijd. Het klimaat ging kwakkelen omstreeks 150 en vanaf die tijd zijn er tekenen van politieke crisis en verzwakking. Uit deze tijd stammen de eerste vermeldingen van de Antonijnse pest. Deze pokkenepidemie begon omstreeks 165 en bleef nog decennialang zijn lelijke kop opsteken.

In de derde eeuw was het serieus hommeles in het Romeinse Rijk. Het kampte met invallen van buiten de rijksgrenzen en met geldinflatie. De keizers kwamen niet meer vanzelfsprekend uit de rangen van senatoren in Rome maar uit het leger. Deze soldatenkeizers stonden elkaar vaak naar het leven. Weinigen van hen stierven een natuurlijke dood. Politieke desintegratie kenmerkte deze periode, het rijk viel in deelrijken uiteen. Naar nu blijkt zette het kwakkelend klimaat de toch al moeilijke verhoudingen in deze periode verder op scherp.

Hunnen eerste klimaatvluchtelingen

In de vierde eeuw kwam er politiek herstel én herstelde het klimaat zich, zij het alleen in bepaalde regio’s. In andere regio’s zette juist de negatieve trend zich voort en werd het droger dan voorheen, waardoor bijvoorbeeld graan verbouwen of olijfbomen exploiteren onmogelijk werd. Die veranderingen hadden op hun beurt weer tot gevolg dat het totaal aan beschikbaar landbouwareaal in het hele Romeinse Rijk per saldo afnam.

Ook overstroomde de Nijl minder regelmatig. Egypte was de graanschuur van het Romeinse Rijk en dus werden de gevolgen ook in het verre Rome voelbaar. Niet alleen in de Nijlvallei, ook elders verlieten boeren die het niet langer konden bolwerken, hun landerijen. Zo ontstond een neerwaartse spiraal die ook de indrukwekkende urbanisatie, die zo kenmerkend is voor de Romeinse tijd, onhoudbaar maakte. In Noord-Afrika, een andere graanschuur, regende het minder en rukte de woestijn op. Geen wonder dat we de late oudheid kennen als periode van algemeen verval en van politieke en sociaaleconomische desintegratie.

In dezelfde tijd werd het ook aanmerkelijk droger op de Euraziatische steppen. Het leven van de hier wonende Hunnen werd moeilijk, zo niet ondraaglijk. Zij trokken naar West-Europa, daarbij andere groepen zoals de Goten voor zich uit drijvend. We kennen hun reputatie uit de geschiedenisboeken. Met hun weerbarstige paardjes, hun asymmetrische bogen en hun snelle cavalerie waren de aanvankelijk onverslaanbare Hunnen in dit scenario echter niet zomaar een ongecontroleerde roversbende die het Romeinse Rijk bij gelegenheid binnenviel en vanuit de grensregio terroriseerde. Deze Hunnen kunnen we ook zien als de eerste gedocumenteerde klimaatvluchtelingen in de geschiedenis van Europa.

Het schilderij 'la invasión de los barbarós' door de Spaanse schilder Ulpiano Checa. Op het impressionistische schilderij zijn Hunnen op paarden te zien die Rome bestormen.

De Hunnen naderen Rome, door Ulpiano Checa, 1887. Hij gaf Attila de Hun en zijn mannen traditioneel weer als een bende woestelingen, maar ook als superieure ruiters.

Wikimedia Commons, Publiek Domein

2,5 graad al funest

In hoeverre bestaat er bij de correlatie die we waarnemen tussen klimaat enerzijds en historische gebeurtenissen anderzijds ook een causaal verband? Deze vraag blijkt vooralsnog moeilijk te beantwoorden, vooral ook omdat de meeste historici niet graag al te directe en te simplistische verbanden willen leggen. De nieuwe inzichten, inschattingen en hypotheses roepen veel verdere vragen op. Niet alleen over de betrouwbaarheid en interpretatie van de data zelf, maar ook over de relatie tussen mens en milieu.

Desalniettemin levert al deze nieuwe kennis omtrent het klimaat in het verleden wel een boeiende nieuwe dimensie of variabele op waar we vanaf nu zeker niet meer omheen kunnen. Vanuit ons huidige perspectief is het vooral leerzaam om te zien dat er voor een complete instorting van het systeem slechts een kleine klimaatverandering nodig was. Blijkens de gegevens uit de Romeinse wereld kon een samenleving bij 2,5 graad verschil al helemaal op losse schroeven komen te staan.

Paus Gregorius de Grote schreef omstreeks eind vijfde eeuw in zijn Bijbelcommentaren en Dialogen over de rampzalige gevolgen ervan. Rome, dat ooit zo’n miljoen inwoners had, telde er nu nog maar 10.000 à 20.000. Laten we dus voorzichtig omgaan met ons klimaat en laten we toch vooral alles op alles zetten om de boel niet definitief uit de hand te laten lopen.

Dit artikel is geschreven door Leonard Rutgers, hoogleraar antieke cultuur aan de Universiteit Utrecht. Het is verschenen in Geschiedenis Magazine nummer 4, 2019.

Dit artikel is een publicatie van Geschiedenis Magazine
ReactiesReageer