Je leest:

Het idee m/v

Het idee m/v

Hoe de stereotypen in onze cultuur onze genen de baas zijn

Auteur: | 9 juni 2010

Als we de populaire psychologieboeken mogen geloven zit het zo: man-vrouwverschillen zitten in onze genen en zijn dus aangeboren. Maar in haar boek Het idee m/v laat wetenschapsjournalist Asha ten Broeke op basis nieuwe inzichten uit de hersenwetenschap en epigenetica zien dat we die verschillen tijdens de opvoeding zelf creëren, doordat we onze zonen en dochters van kleins af aan anders opvoeden.

Volgens mijn horoscoop ben ik, als waterman, slim, creatief en grappig. Dat is natuurlijk alleraardigst en ik ben heus erg gevleid, maar ik ben me ook bewust van het feit dat deze astrologische karakteromschrijving totale kul is. Al was het alleen maar omdat elke stier, tweelingen en boogschutter dezelfde eigenschappen op zichzelf van toepassing vindt.

Populaire psychologie van het soort waar John Gray en Barbara en Allan Pease boeken over schrijven, heeft veel gemeen met astrologie. Zo kan iedereen er, net als in een horoscoop, wel iets in vinden dat op hem of haar slaat. Mijn man bijvoorbeeld, studeert momenteel voor leraar wiskunde. Hij schept genoegen in het feit dat hij een aangeboren talent heeft voor cijfers en ruimtelijk inzicht dat ik mis. Ik ben het daar uiteraard mee oneens, op gronden dat hij alleen beter is omdat ik niets om algebra geef, en dat ik bovendien meer van statistiek weet dan hij. Aan de andere kant, het ‘feit’ dat ik ben geëvolueerd tot een soort emotioneel genie omdat ik een vrouw ben is goed voor mijn zelfvertrouwen. Dit ondanks het feit dat mijn man vindt dat ik soms te rationeel ben, op het kille af, en wel eens wat meer zou mogen voelen.

“Na de maaltijd zaten de mannen rond het vuur”

Gelukkig voor ons huwelijk zijn we het er wel over eens dat het echtpaar Barbara en Allan Pease iets te ver gingen toen ze schreven “De man waagde zich elke dag in een vijandige en gevaarlijke wereld om zijn leven als jager op het spel te zetten en voedsel mee terug te brengen naar zijn vrouw en kinderen. De vrouw echter voelde zich waardevol omdat haar man zijn leven op het spel zette voor de zorg van zijn gezin. Na de maaltijd zaten de mannen rond het vuur. De vrouwen gingen door met de verzorging van de kinderen en zorgden ervoor dat de mannen genoeg te eten en rust kregen.”1

De populaire versie van de oertijd lijkt verdacht veel op een aflevering van de Flintstones, maar dan zonder de dinosaurussen.

Met deze alinea populaire psychologie is natuurlijk van alles mis. Zo geeft dit beeld meer het leven van mannen en vrouwen in de jaren ’50 weer dan dat het een reflectie is wetenschappelijk bewijs over het leven in de oertijd.2 Het ongetwijfeld complexe leven in de oertijd wordt gereduceerd tot een aflevering van the Flintstones, maar dan zonder de dinosaurussen. Dat komt niet alleen doordat er weinig bewijs is – gedrag laat immers geen archeologische sporen na – maar ook doordat vooroordelen en denkfouten de boventoon voeren tijdens het interpreteren van het aanwezige bewijs. Een voorbeeld.

Speren in dames- en herenmodel?

In 1984 begon dr. Hartmut Thieme samen met zijn team aan een grote opgraving in Duitsland. Daar vonden ze een van de grootste archeologische schatplaatsen van Europa, met botten van prehistorische beren, paarden en neushoorns en stenen werktuigen. Maar de allerbelangrijkste vondst waren de resten van zeven sparrenhouten speren van 350.000 jaar oud.

Deze speren bewijzen misschien dat er honderdduizenden jaren geleden al gejaagd werd door onze voorouders. Maar er stond nergens een bordje (of een grotschildering) bij dat de speren alleen bestemd waren voor mannen. Sterker nog: het feit dat de speren nogal in lengte varieerden – van 1,8 tot 2,5 meter – zou je kunnen zien als aanwijzing dat er dames- en herenmodellen beschikbaar waren. Maar Thieme gaat voorbij aan het lengteverschil en stoomt rechtstreeks door naar de hypothese dat in vroeger tijden mannen jaagden om aan voedsel voor de stam te komen. De gedachte dat de oerdames weleens een konijntje of buffel aan hun speer regen komt niet eens bij hem op.3 Hij is overigens in goed gezelschap: in mijn boek Het idee M/V (2010) komen ook voorbeelden uit de primatologie, de paleoantropologie, de culturele antropologie, de genetica en de evolutiepsychologie voor.

Jagende germaanse mannen: dat is waarschijnlijk wat Thieme in gedachten had toen hij de speren vond.

Stereotypen maken ons ongelukkig

Is dat erg? Ja, want het houdt inzichten in onze menselijke wortels tegen en zet ons op het verkeerde been. Maar op het moment dat deze ideeën over jagende oermannen en zorgende oervrouwen gemeenplaats werden in onze cultuur, gebeurde er nog iets anders. Ze veranderden ons leven en maakten ons ongelukkig.

Dat ontdekten twee Amerikaanse onderzoekers, Rosalind Barnett en Caryl Rivers, eigenlijk bij toeval. Aan het begin van de jaren ’90, net voor de Mannen-komen-van-Mars-en-vrouwen-van-Venus-hype, wilden ze weten hoe het ging met de gezinnen waarin beide partners werkten. Met de meerderheid ging het uitstekend: ouders en kinderen waren tevreden, papa en mama haalden (allebei!) vervulling uit hun prestaties op het werk. Slechts een kleine groep gezinnen ging het niet zo voor de wind. Zij voelden zich ongemakkelijk bij deze geëmancipeerde levensstijl. De reden: ze hadden geen vrede met de normen en waarden die erbij hoorden. Eigenlijk vond deze groep dat moeder thuis moest blijven, met de kinderen, terwijl vader de kost verdiende.

Bij gelijke geschiktheid is het boek van Barnett en Rivers, waarin ze niet alleen hun eigen onderzoek samenvatten, maar ook vraagtekens zetten bij enkele populaire opvattingen binnen de evolutiepsychologie.

Bijna tien jaar later verwachtte het onderzoeksduo dat deze laatste groep behoorlijk geslonken zou zijn. De werkende stellen hadden immers bijna een decennium de tijd gekregen om te bewijzen hoe fantastisch hun levenswijze was, en dat zou de wat ouderwetse gezinnen zeker over de streep trekken. Maar niets bleek minder waar: de groep gezinnen die ontevreden was met hun leven waarin beide ouders werkten was behoorlijk gegroeid.4

Wie had deze voorheen gelukkig geëmancipeerde stellen wijsgemaakt dat vrouwen behoorden te zorgen en mannen te werken? Wat was er in die tien jaar gebeurd? Volgens mij – en volgens Barnett en Rivers – zijn het mensen als Gray en de Peases geweest met hun man-vrouwtheorieën die een hele generatie aan perfect gelukkige werkende moeders ervan hebben overtuigd dat ze niet in de top van het bedrijfsleven maar met haar kinderen in de grot horen.

Niemand wordt geboren om veertig uur per week te werken

Dat was allemaal nog tot daar aan toe geweest, als ze ook gelijk hadden gehad. Waren vrouwen inderdaad geboren om te zorgen, terwijl mannen ter wereld komen met een kostwinnersbrein, dan hadden Gray en de Peases ons van een zeker feministisch dwaalspoor gered en hadden we hen als helden kunnen verwelkomen. Maar – je voelt hem al aankomen – dat is niet het geval.

Tijdens de zwangerschap staat een jongensbrein bloot aan meer testosteron dan een meisjesbrein. Maar of dat ook leidt tot een sekseverschil in complexe gedragspatronen is twijfelachtig.
Wikimedia Commons

Er is in de wetenschap en de media een hoop te doen over de vraag of de hersenen van jongens en meisjes op het moment dat ze uit de baarmoeder piepen nu al verschillend zijn, of nog hetzelfde. Ik ga proberen dat hier in het kort wat op te helderen (dit onderwerp komt uitgebreider aan bod in mijn boek). Tijdens de zwangerschap staat een jongetjesbaby gemiddeld bloot aan meer testosteron dan een meisjesbaby. Dit is een feit. Waarschijnlijk beïnvloedt testosteron je genderidentiteit en seksuele voorkeur. Maar bewijs voor het feit dat testosteron zoiets complex als meisjesachtig gedrag en jongensachtige neigingen alvast inbakt, is zwak.

Niet dubbelblind

De bekendste en voor zover ik kan nagaan zelfs de enige studie die aantoont dat jongens en meisjes direct na de geboorte al verschillen in voorkeuren is die van Jennifer Connellan en haar begeleider, Simon Baron-Cohen. Connellan toetste de hypothese dat pasgeboren baby’s van een paar dagen oud al sekseverschillend reageren. Om dat te testen bungelde ze afwisselend haar hoofd of een mobiel in het gezichtsveld van de kleine jongens en meisjes, die lekker bij mama op schoot lagen. Ondertussen registreerde een camera hun oogbewegingen. Wat bleek? De jongens keken iets langer naar de mobiel. De meisjes hadden geen voorkeur. Voilá, constateerde Connellan, al vanaf het eerste moment zijn jongens meer geboeid door techniek en minder door sociaal contact.5

Het hoofd van Connellan (links) en de mobiel (rechts)

In de opzet van de studie zit de misser al verwerkt. Zo kende Connellan waarschijnlijk, en de aanwezige moeder zeker, het geslacht van de baby. Dat schept verwachtingen over de uitkomst, die onbewust aan het kind kunnen worden gecommuniceerd. En dat kan de resultaten behoorlijk in de war kan gooien, weten we bijvoorbeeld uit de medische wetenschap, waar studies om die reden al jaren dubbelblind worden uitgevoerd.

Een babybrein is een gulzige leermachine

De waarheid is dat als er al verschillen worden gevonden tussen jongens en meisjes, die worden gevonden als ze minstens een paar maanden oud zijn. In die paar maanden kan veel gebeuren. Een pasgeboren babybrein is namelijk een gulzige leermachine. Nieuwe verbindingen groeien razendsnel, oude verdwijnen in een flits. Subtiele verschillen in de interactie – een meisjesbaby krijgt wat vaker een pop in haar bed, ouders benadrukken hoe lief ze is, maar hun zoon noemen ze stoer, meisjes worden iets langer getroost of vastgehouden – hebben zo een enorme invloed op de kleine, kneedbare hersentjes.

Het aantal aangelegde paden in een pasgeboren babybrein, vergeleken met een brein van ongeveer drie jaar oud.

Kneedbaarheid, flexibiliteit, beter overleven

Kneedbaarheid is een enorm evolutionair voordeel voor een soort die zich staande heeft moeten houden in steeds wisselenden omgevingen.6 Die flexibiliteit uit zich in homo sapiens zo: onze hersenen zijn uitermate gevoelig voor invloeden van buitenaf. Opvoeding, cultuur, ideeën: allemaal hebben ze de macht om genen in ons brein aan en uit te zetten. Hoe jonger we zijn, hoe gevoeliger onze hersenen. Maar het proces gaat ons hele leven door. De relatief nieuwe tak van wetenschap die dit bestudeert heet epigenetica. En het zijn epigenetici die de eerste aanwijzing leverden dat echte, biologische verschillen in het brein veroorzaakt kunnen worden door opvoeding en cultuur, in plaats van hormonen en genen. Ze voedden bijvoorbeeld meisjesratten op als jongetjesratten, en ontdekten dat hun hersenen waren veranderd in een mannenbrein.7

Van generatie op generatie

Om praktische en ethische redenen kunnen we dit experiment niet herhalen bij mensen. Maar als we even nadenken over de subtiele en minder subtiele verschillen die we aanbrengen in de opvoeding van onze zoons en dochters, dan ligt de conclusie dat we op die manier hun brein kneden richting het zij zorgt/hij werk-dogma voor de hand. We hebben allemaal onbewuste vooroordelen en stereotypen over mannen en vrouwen, die ongemerkt veel invloed hebben op ons gedrag. En wat we eigenlijk doen, is die ideeën doorgeven. Van generatie op generatie.

Zodra een samenleving aan landbouw gaat doen, schieten het geboorte-interval omhoog. Oftewel: de vrouwen zijn voortdurend zwanger of borstvoeding aan het geven.
Pixabay, vrijgegeven in het publieke domein

Dit proces is waarschijnlijk al duizenden jaren aan de gang. Of, om preciezer te zijn: zo’n 13.000 jaar. Op dat moment gingen onze voorouders aan landbouw doen. Voedsel werd nu zo efficiënt geproduceerd dat niet iedereen meer nodig was om te zorgen dat er genoeg te eten was. Dat had een aantal onvoorziene gevolgen. Zo konden vrouwen vaker kinderen krijgen, en ontstond er in deze landbouwsamenlevingen ruimte voor ambachtslieden, die niet hun eigen voedsel hoefden te verbouwen maar in plaats daarvan smid of soldaat of bakker konden worden. Dit waren vaak mannen, om de simpele reden dat vrouwen nu eigenlijk continu zwanger waren of een kind zoogden.8

Ik denk dat het idee dat deze taakverdeling de natuurlijk gang van zaken was, toen is ontstaan. En terwijl de landbouw zich over de wereld verspreidde als een inktvlek, verspreidde dit idee vanzelf mee. Dat verklaart ook waarom veel jager-verzamelaars de zaken (m/v) anders aanpakken: bij de Hadza bijvoorbeeld, zijn de vrouwen de kostwinners, en bij de Agta binden dames hun baby op hun rug om op klein wild te gaan jagen. Maar in vrijwel elke landbouwcultuur vind je de bekende hij werkt/zij zorgt verdeling terug.

Dit is het idee m/v, dat zich heeft genesteld in onze cultuur, onze onbewuste vooroordelen, onze populaire psychologieboeken en daarmee ons leven. Het is dit idee dat ons heeft doen vergeten wie we eigenlijk echt zijn: allemaal unieke mannen en vrouwen, met individuele behoeften en talenten, die vaak helemaal niet in een genderkeurslijf passen. Evenmin als we gedefinieerd worden door ons sterrenbeeld, worden we dat door onze sekse. Dat maakt horoscopen en populaire psychologieboeken misschien wat minder leuk – het maakt onze toekomst des te mooier.

Asha ten Broeke’s boek Het idee M/V (ISBN 978949057) verscheen onlangs bij Maven Publishing. De Volkskrant noemde het "Verplichte kost voor iedereen die stellige uitspraken doet over man-vrouwverschillen.” Nu.nl gaf het boek vier sterren en schreef: “Met illustratieve onderzoeken en kleurrijke omschrijvingen van wetenschappers blaast Ten Broeke droge wetenschap leven in en maakt ze die zelfs spannend. De vlotte en frisse stijl doet denken aan de boeken van filosoof Bas Haring; wetenschap is leuk! (…) vaak heel geestig (…) een aanrader voor vrouwen én mannen.”

Meer lezen?

Het stenen plafond

Asha ten Broeke

Waar zijn de wiskundevrouwen?

Asha ten Broeke

Meisjesrat krijgt mannenbrein

Asha ten Broeke

Geboren om te veranderen

Asha ten Broeke

Noten

1 Barbara en Allen Pease (1999). Waarom mannen niet luisteren en vrouwen niet kunnen kaartlezen. Spectrum, Houten.

2 Meer hierover in Rayna R. Reiters Towards an anthropology of women (1975). Ik schreef er ook een Kennislinkartikel over, getiteld Het stenen plafond

3 Hartmut Thieme in Natuurwetenschap & Techniek (1998, nummer 5), Jagers of aaseters? Speren beslechten de strijd

4 Barnett en Rivers vertellen over dit onderzoek in de inleiding van hun boek Bij gelijke geschiktheid (2005), dat verder naar aanleiding van onderzoek van anderen vertelt over het ongelijk van de populaire evolutiepsychologie.

5 Connellan en co (2000). Sex differences in human neonatal social perception. Infant Behavior and Development 23 (1), pagina 113-118.

6 Zie voor meer informatie over de invloed van de steeds wisselende omgeving van onze voorouders (denk aan het komen en gaan van de ijstijden) het boek van Rick Potts (1996). Humanity’s descent: the consequences of ecological instability.

7 Kurian en collega’s (2009). Epigenetic contribution to sex differences in the brain. Gepresenteerd op een congres van het Society for Neuroscience.

8 Voor meer over de invloed van landbouw op de inrichting van onze samenleving, zie Jared Diamonds Guns, germs and steel (1997). De genetics Bryan Sykes brengt deze ontwikkeling in verband met man-vrouwverschillen in Adam’s curse (2003).

Dit artikel is een publicatie van Asha ten Broeke.
© Asha ten Broeke, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 09 juni 2010
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.