Stamcellen zijn een hype in de media, aldus hematoloog Jaap Zwaginga, werkzaam bij zowel Sanquin (de landelijke organisatie van bloedbanken) als bij de afdeling Hematologie van het AMC. ‘Het schrijft natuurlijk ook lekker op: “Stamcellen regenereren het lichaam!” Maar voordat we met z’n allen naar landen als China afreizen om alle lichaamsholtes te laten volspuiten, is een waarschuwing op zijn plaats: de waargenomen effecten zijn vooralsnog klein. Misschien dat in de toekomst meer mogelijk wordt, maar eerst is een combinatie nodig van goed basaal onderzoek en voorzichtige klinische trials.’ Een tiental Nederlandse hartcentra is in januari begonnen met dat laatste. Met het AMC, het AZG (Academisch Ziekenhuis Groningen) en het VU Medisch Centrum als principal investigators startte een landelijke trial naar het effect van het toedienen van stamcellen na een hartinfarct. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de Nederlandse Hartstichting en het ICIN (Interuniversitair Cardiologisch Instituut Nederland). Jan Piek, hoogleraar Interventiecardiologie: ‘De cardiologische infrastructuur in ons land onderscheidt zich in gunstige zin van die van veel andere landen. Nederland telt nu zeventien gespecialiseerde behandelcentra. De lijnen tussen die instellingen zijn kort en bij een (dreigend) hartinfarct kunnen patiënten daarom meestal snel worden geholpen. Uiteraard zou het mooi zijn als ook onderzoekers optimaal profiteren van de goede samenwerking, bijvoorbeeld doordat ze kunnen participeren in complexe multicenter studies. Voor het eerst is dat nu gelukt.’
Littekenweefsel
Hebe heet de studie in kwestie, genoemd naar de Griekse godin van de eeuwige jeugd. Een ambitieuze benaming, maar desondanks zijn de doelstellingen eigenlijk nogal bescheiden. AMC-hematoloog Bart Biemond: ‘In de hematologie worden stamcellen uit het beenmerg al lang ingezet bij de behandeling van patiënten met bloedkanker. Daarbij maken we gebruik van het feit dat dergelijke cellen, als ze zich in het beenmerg bevinden, in staat zijn rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes aan te maken. In een andere omgeving lijken zij zich echter ook te kunnen omvormen tot heel andere celtypen. Tot hartweefsel bijvoorbeeld.’ Uit experimenten met dieren waarbij een kunstmatig hartinfarct is opgewekt, bleek dat stamcellen de functie van het hart belangrijk verbeteren. Datzelfde kwam naar voren uit een aantal studies met mensen. Maar kunnen die resultaten ook inderdaad op het conto worden geschreven van stamceltherapie? Dat weet niemand zeker; geen van de humane onderzoeken was namelijk gerandomiseerd. De belangrijkste vraag van de Hebe-studie luidt dan ook: Welk effect heeft het inspuiten van stamcellen na een hartinfarct op het functioneren van het hart? Zwaginga: ‘In de dierexperimenten werden stamcellen ingebracht in het beschadigde deel. Aanvankelijk dacht men dat daaruit wellicht nieuwe hartcellen waren gegroeid. Daar zijn de meeste onderzoekers ondertussen vanaf gestapt – we zoeken het tegenwoordig meer in de richting van een verbeterde doorbloeding van het beschadigde weefsel, waardoor het herstel sneller verloopt. Stamcellen zouden hieraan bijdragen door de aanmaak van nieuwe bloedvaten te bevorderen.’ Een andere mogelijkheid is dat stamcellen zorgen voor de vorming van krachtig littekenweefsel. Piek: ‘Het hart is één grote spier. Na een infarct is niet zelden een kwart of meer ervan verloren gegaan. Het liefst zou je dat natuurlijk willen aanvullen door nieuwe spiercellen te kweken. Dat gaat helaas niet. Maar wat wel kan, is het littekenweefsel versterken dat ervoor in de plaats is gekomen. Als je dan toch moet leven met bindweefsel dan kan dat maar beter sterk bindweefsel zijn, dat bijdraagt aan de knijpkracht van het overgebleven stuk hartspier. Aan een dunne, slappe wand heb je immers weinig.’
Drie armen
Om het effect van stamceltherapie te kunnen aantonen èn om ook vast een tipje van de sluier op te lichten over de rol die dergelijke cellen wellicht spelen in het hart, heeft de Nederlandse variant van de godin van de eeuwige jeugd drie even grote armen gekregen. De eerste arm wordt gevormd door de circa zestig proefpersonen die stamcellen uit hun eigen beenmerg in de kransslagader ingespoten krijgen. Een deel van de afgenomen stamcellen wordt vervolgens opgeslagen in een nieuw te vormen databank, zodat ze beschikbaar blijven voor toekomstig onderzoek. Ook bij de patiënten die in de tweede arm terechtkomen is sprake van celtherapie, maar niet met stamcellen. Zij krijgen witte bloedcellen, zogenaamde monocyten, toegediend. Die hebben niet alleen tot taak het detecteren en doden van bacteriën bij een ontstekingsreactie, vertelt Biemond, maar ook het zoeken en opruimen van beschadigd weefsel. ‘Het zijn de puinruimers van het lichaam, die zorgen dat beschadigde cellen snel worden verwijderd om plaats te maken voor nieuw weefsel. Dat bevordert het herstel.’ De derde patiëntencategorie tenslotte vormt de controlegroep; zij krijgen geen aanvullende therapie. Voor de deelnemers uit alle groepen geldt dat zij kort tevoren een hartinfarct hebben doorgemaakt en daarna zijn gedotterd. De effecten van de behandeling op de hartfunctie worden gemeten met behulp van MRI. Een heel nauwkeurige en betrouwbare methode, aldus Piek, maar met één belangrijk beperking: ‘We kunnen er weliswaar mee zien of het hart beter werkt, maar niet wat die eventuele verbetering veroorzaakt.’ Daarvoor zullen we andere dingen moeten verzinnen. Zoals het meten van de doorstroomsnelheid van het bloed voor en na de stamceltherapie. Gaat die omhoog, dan kan dat een indicatie zijn dat nieuwe bloedvaten zijn gevormd. En wellicht kunnen we op termijn ook kijken naar weefsel zelf. Maar het nemen van weefselbiopten na stamceltherapie bij mensen blijft vooralsnog lastig. Eerst maar eens kijken wat Hebe ons te melden heeft.’