In 1996 werd het Fries door de Nederlandse overheid erkend als minderheidstaal binnen het Europees Verdrag voor Regionale Minderheidstalen. Daarmee kreeg het de status van zelfstandige taal, op het hoogste niveau van erkenning. In Nederland is alleen het Fries als zodanig erkend. Het Nedersaksisch en het Limburgs hebben een lagere erkenning.
Maar het Fries is niet alleen een taal, het heeft ook een eigen taalfamilie. Het Fries is namelijk verwant aan twee Friese minderheidstalen die in Duitsland worden gesproken, aldus taalwetenschapper Eric Hoekstra van de Fryske Akademy: “Behalve ons eigen Fries, zijn er nog twee talen die door de nationale overheden erkend zijn: het Saterfries en het Noordfries.”
Het Saterfries
“Het Saterfries wordt nog gesproken in een paar dorpen in Oost-Friesland (streek in het noordwesten van Duitsland). In de middeleeuwen werd langs de kust bijna vanaf Bremen tot aan Amsterdam Fries gesproken. In Oost-Friesland stapte men geleidelijk over op het Platduits (ofwel Nedersaksisch), dat in Oost-Friesland in zijn idioom en syntaxis nog een flink aantal Friese kenmerken bewaart. Sommige Oost-Friese eilanden zoals Wangeroog stapten pas laat in de negentiende eeuw over op het Platduits. Tegenwoordig overleeft het Oostfries alleen nog in een paar dorpen in Saterland.”
“In Groningen is hetzelfde gebeurd als in Oost-Friesland. De ‘Groninger Friezen’ stapten over op het Nedersaksisch. Natuurlijk kregen ze geen taallessen Nedersaksisch dus er zitten nog veel frisismen in de dialecten van Groningen. De grote geleerde Huizinga heeft over die taalwissel een artikel geschreven dat nog steeds de moeite waard is: Hoe verloren de Groningsche Ommelanden hun oorspronkelijk Friesch karakter. Vanaf de vijftiende eeuw worden er al geen Friese teksten meer geproduceerd in Groningen.”

Het Noordfries
“De andere is het Noordfries. Dat wordt gesproken op de eilanden bij de grens van Duitsland met Denemarken en op een strook van de vaste wal. Het bestaat uit onderling sterk verschillende dialecten. Het Noordfries is vroeger sterk beïnvloed door het Deens, daarna door het Platduits, en tegenwoordig staan zowel Platduits als Noordfries beide sterk onder druk van het Hoogduits dat de taal van school en media is, kortom de Duitse standaardtaal.”
Net als het Saterfries en het Noordfries is het Fries zoals in Nederland gesproken dus erkend door de overheid. Maar hoe verhouden zij zich taalkundig tot elkaar? Hoekstra: “De Friese talen verschillen taalkundig even sterk van elkaar als Nederlands en Duits. Ze zijn niet onderling verstaanbaar. Als ik Noordfries hoor, versta ik er niets van. Het Noordfries is taalkundig bekeken dan ook geen dialect van ons Fries of andersom. Ze zijn zo ver uit elkaar gegroeid dat ze als zelfstandige talen moeten worden bestudeerd.”
Het Oudfries
“Maar er is meer! De leden van een taalfamilie moeten een gemeenschappelijke voorouder hebben. Die is er, namelijk het Oudfries. In Oost-Friesland zijn dan ook meerdere Oudfriese teksten gevonden, daterend uit de dertiende eeuw of later. Het Oudfries is in meerdere teksten overgeleverd, alles bij elkaar een miljoen woorden.”

“Het Noordfries is niet in oude teksten overgeleverd, maar we kunnen reconstrueren wat er gebeurd is. De algemene gedachte is dat er vanuit Oost-Friesland twee migratiegolven richting Noord-Friesland zijn geweest, in de achtste eeuw en in de elfde eeuw. De gemeenschappelijke voorouder van de Friese talen moet dus al in de zevende eeuw bestaan hebben. Dat wordt bevestigd door het feit dat Friese runeninscriptie uit de zesde en zevende eeuw al een eigen en dus herkenbaar karakter hebben.”
Frieslanden
Waarom is er eigenlijk niet eerder aandacht besteed aan het Fries als taalfamilie? Hoekstra: “Elke Friese minderheidstaal heeft het al moeilijk genoeg gehad om te bewijzen dat het een taal is en geen dialect. Daarbij was men ook meer met zichzelf bezig dan dat men keek wat er in de andere ‘Frieslanden’ gebeurde. Bovendien heeft geen van de bestaande instituties de opdracht om alle Frieslanden te onderzoeken. Neem de Fryske Akademy. Die heeft een opdracht voor Nederlands Friesland maar niet voor Oost- of Noord-Friesland.”
Bronnen:
- Nijdam, H. (2008): Lichaam, eer en recht in middeleeuws Friesland
- Versloot, A. (1997): Ehrentraut, H.G. – Mittheilungen aus der Sprache der Wangeroger
- Vries, O. de (2007): Asega, is het dingtijd?