Vooral Marokkaans-Nederlandse jongens worden geassocieerd met overlast, vrouwonvriendelijk en onbeschoft gedrag in scholen en op straat. Amsterdam-West, het Utrechtse Kanaleneiland, de Haagse Schilderswijk en de Rotterdamse wijk het Oude Noorden zijn de laatste jaren berucht vanwege de Marokkaans-Nederlandse jongens die met regelmaat krantenkoppen halen. Ook in de problematiek rondom het vmbo-onderwijs wordt regelmatig op die groep ingezoomd. Van belang is om te zien dat autochtone jongeren en allochtone jongeren nogal wat met elkaar gemeen hebben.
Beide groepen zijn opgegroeid in een periode waarin zich enkele grote culturele en maatschappelijke veranderingen hebben voltrokken. Van den Brink wijst in zijn onderzoek op het toenemen van de autonomie van het individu en het toenemen van het gevoel van eigenwaarde. Dit leidt volgens hem tot een ‘assertieve levensstijl’, waarbij mensen sneller en feller opkomen voor zichzelf en waarbij afwijkend gedrag minder getolereerd wordt.
Dit geldt ook voor Marokkaans-Nederlandse jongens. Zij hebben zich waarden als assertiviteit en zelfstandigheid eigen gemaakt. Dit zijn waarden die in deze samenleving belangrijk worden gevonden. De ‘kutmarokkanen’ zijn dan ook niet slecht geïntegreerd, maar zijn net als sommige autochtone jongeren doorgeschoten, bijvoorbeeld als het om assertiviteit gaat. Opvallend is daarbij dat veel verschijnselen op één hoop worden gegooid: het rondhangen, verbaal en soms fysiek agressief gedrag en criminaliteit.
Het lijkt erop alsof men problemen heeft met het feit dat jongeren (autochtoon en allochtoon) schijnbaar doelloos en nutteloos rondhangen. Zeker wanneer het allochtone jongeren zijn, voelen mensen zich hierdoor snel bedreigd en geïntimideerd. Dit is ook het geval wanneer er geen sprake is van criminaliteit van dergelijke jongeren; het geeft aan dat het bij veiligheid niet alleen gaat om ‘harde’ cijfers, maar ook om het gevoel. Wel is het zo dat Marokkaans-Nederlandse jongens oververtegenwoordigd zijn in de daderstatistieken van criminaliteit (als slachtoffer is niet bekend).
In de publiciteit over crimineel en overlastgevend gedrag wordt zelden over deze groep gesproken als moslims, maar eerder in etnische termen zoals Marokkaanse of Turkse jongens. In een enkel geval wordt cultuur dan als verklarende factor gebruikt zoals in het geval van de doodslag van de leraar Hans van Wieren door de Turks- Nederlandse jongen Murat D. In geval van Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse jongeren wordt dan vaak verwezen naar de Turkse of Marokkaanse cultuur.
Niettemin is het zo dat mensen altijd een vrije handelingsruimte hebben om dingen wel of niet te doen. Wanneer eer belangrijk is wil dit niet automatisch zeggen dat mensen hun eer moeten herstellen door middel van geweld. Sociale, politieke, juridische en migratiefactoren spelen een grote rol. Een voorbeeld van de laatste factor is dat door migratie familie- en vriendschapsnetwerken vaak versnipperd zijn waardoor mensen die een bemiddelende rol kunnen spelen niet aanwezig zijn. Dit lijkt bij vormen van eerwraak een belangrijke rol te spelen.
Wanneer er naar religie als verklarende factor wordt gewezen, heeft dit vooral betrekking op overlastgevend gedrag met betrekking tot vrouwen en homo’s en huiselijk geweld. Hoewel religie in sommige gevallen als legitimering wordt gebruikt, wordt door andere moslims religie juist ingezet om dit tegen te gaan. Het gaat hier in beide gevallen om een instrumenteel gebruik van religie; het inzetten van religie om een doel te bereiken of een situatie te legitimeren. Ook hier geldt dat een religie niet dwingend voorschrijft wat iemand moet doen.
Bron
G. van den Brink, 2002. Geweld als uitdaging. De betekenis van agressief gedrag bij jongeren. Utrecht: NIZW.
Zie ook:
- Begrippenlijst
- Nederlandse Moslims (Kennislink dossier)