Je leest:

Goede taalontwikkeling met cochleair implantaat

Goede taalontwikkeling met cochleair implantaat

De meeste dove kinderen die voor hun tweede jaar een cochleair implantaat krijgen spreken als ze zeven zijn grammaticaal net zo goed als horende leeftijdsgenoten. Ook toonverschillen horen wordt met de nieuwste apparaatjes beter mogelijk. Dit blijkt uit promotieonderzoek aan de Universiteit Leiden.

Een cochleair implantaat is een klein elektronisch apparaatje dat chirurgisch wordt geïmplanteerd. Het omzeilt de slecht functionerende delen van het oor en stimuleert rechtstreeks de gehoorzenuw. Met een cochleair implantaat kunnen de meeste doven en ernstig slechthorenden opnieuw geluid, en dus ook spraak, waarnemen. Voor doven en ernstig slechthorenden is dit een duidelijke verbetering ten opzichte van klassieke hoortoestellen, die het geluid alleen versterken.

Doorsnede van een oor met cochleair implantaat. Klik op de afbeelding voor een vergroting.
Cochlear Implant Centrum Nijmegen/Sint-Michielsgestel

Vergelijking

De komst van het cochleair implantaat heeft de laatste tien jaar veel taalkundig onderzoek losgemaakt. Aangezien spraakperceptie vooraf gaat aan de ontwikkeling van gesproken taal rijst de vraag hoe gesproken taalontwikkeling in tegenstelling tot gebarentaal verloopt bij kinderen met een cochleair implantaat.

Annemie Verbist en Annemiek Hammer, beiden promovendi bij het Leiden University Centre for Linguistics, volgden vijf jaar lang vijftig dove kinderen die op zeer jonge leeftijd hun implantaat kregen. De taalontwikkeling van deze kinderen werd vergeleken met die van kinderen met een klassiek gehoorapparaat en met een taalontwikkelingsstoornis.

Baby’s

Dankzij vroege gehoorscreening kan de diagnose slechthorendheid al op zeer jonge leeftijd worden gesteld. Hierdoor kunnen cochleaire implantaten op steeds jongere leeftijd worden ingeplant, de laatste jaren zelfs al bij baby’s van enkele maanden oud.

Vroege implantatie heeft belangrijke gevolgen voor de ontwikkeling van gesproken taal. Hoe eerder een kind toegang krijgt tot gesproken taal, des te eerder de taalontwikkeling van start kan gaan. Maar ook bij kinderen die heel jong een cochleair implantaat hebben gekregen start de taalontwikkeling toch later dan bij horende kinderen; eerst moet immers de diagnose gesteld zijn. ‘Halen deze kinderen hun achterstand in?’ was daarom de belangrijkste vraag van het onderzoeksproject waarop Hammer en Verbist 25 mei hopen te promoveren.

Grammatica

Ze richtten zich op de verwerving van grammatica, een belangrijk stadium in de taalontwikkeling, dat ons in staat stelt informatie met een toenemende complexiteit te begrijpen. De verwerving van grammatica begint rond de leeftijd van twee jaar en loopt door tot de puberteit. De acquisitie van voornaamwoorden en werkwoordsvormen vindt plaats tussen de twee en zeven jaar.

Dit meisje draagt een cochleair implantaat.

Het onderzoek liet zien dat dove kinderen dankzij hun cochleair implantaat op zevenjarige leeftijd evenveel voornaamwoorden (ik, jij, hij etc.) en evenveel vervoegde werkwoorden (loopt, fietst etc.) produceren als hun horende leeftijdgenootjes. Verbist toonde aan dat kinderen die voor hun tweede levensjaar hun implantaat ontvangen eerder het taalniveau bereiken van hun normaal horende leeftijdsgenootjes. Hammer liet daarnaast zien dat op zes- en zevenjarige leeftijd de productie van vervoegde werkwoorden voor kinderen met een cochleair implantaat hoger is dan bij kinderen met een klassiek hoortoestel en kinderen met niet gehoorgerelateerde taalontwikkelingsstoornis.

Als muziek in de oren

Maar taal is meer dan grammatica. Wat het waarnemen van toonverschillen betreft, evenals het luisteren naar muziek, schiet de huidige generatie cochleaire implantaten nog tekort. Een vragende zin onderscheiden van een bevestigende zin, of het aanwijzen van de klemtoon is bijna niet mogelijk.

Er komt echter muziek in de cochleaire implantaten. In Europees verband is een nieuw type spraakprocessor ontwikkeld dat het horen van toonverschillen beter mogelijk moet maken. Het is een hybride apparaatje dat de voordelen van een klassiek hoorapparaat en een cochleair implantaat combineert.

Om te testen of dit apparaat doet wat het belooft ontwikkelde dr. Willemijn Heeren, eveneens van het Leiden University Centre for Linguistics, een testbatterij die de waarneming kan meten van toonverschillen die relevant zijn in taal. Het gaat dan specifiek om de lagere frequenties. Heeren: “Een significant aantal slechthorenden die in aanmerking komen voor een CI heeft met name een zwaar gehoorverlies in de hogere frequenties. De waarneming van de lagere frequenties kan hierdoor met alleen versterking, als in een klassiek hoorapparaat, worden geholpen. Voor het verstaan van spraak zijn de hogere frequenties belangrijk in het horen van klanken, zoals klinkers en medeklinkers, terwijl de lagere frequenties juist een rol spelen bij het horen van toonverschillen en intonatie. Het nieuwe type implantaat ondersteunt het eigen vermogen tot toonwaarneming, terwijl de klankwaarneming in het hogere frequentiegebied wordt ondersteund door het CI principe.”

Verschillende taalachtergronden

Heeren ontwikkelde de testbatterij samen met collega’s van de universiteiten van Antwerpen, Venetië en Boekarest. Door deze samenwerking konden ze de tests zo maken dat ze bruikbaar zijn voor luisteraars met verschillende taalachtergronden.

Heeren: “In bestaande tests voor het meten van toonverschillen wordt gebruik gemaakt van óf tooncomplexen, i.e. piepjes, óf natuurlijke spraak, waarin niet alleen de toonhoogte, maar ook bijvoorbeeld de luidheid en duur variëren. Om de waarneming van alleen toonhoogteverschillen te kunnen meten in stimuli die klinken als spraak is de AE 2009 testbatterij ontwikkeld. Het uitgangspunt was dat de waarneming van tooncomplexen door CI-dragers en andere slechthorenden niet per se representatief is voor de waarneming van toonhoogteverschillen die betekenisvol zijn in taal. De resultaten van ons onderzoek lijken dit te bevestigen.”

De afgelopen maanden zijn de prototypes van het hybride gehoorapparaat voor het eerst getest en de resultaten zijn veelbelovend. De verwachting is dat gebruikers van een hybride processor minder moeite hebben om de klemtoon in een woord aan te wijzen. Ook kunnen ze beter een vraag van een mededeling onderscheiden.

Dinsdag 25 mei zullen Annemie Verbist en Annemiek Hammer hun proefschriften verdedigen aan de Universiteit Leiden. Voorafgaand aan hun promotie is een workshop georganiseerd.

Dit artikel is een publicatie van Universiteit Leiden.
© Universiteit Leiden, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 18 mei 2010
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.