De tijd lijkt voorbij dat rivieren moeten wijken voor menselijke belangen als landbouw en veilig wonen. De rivier heeft erkenning gevonden als ecologische arterie in het biodiverse landschap. Ruimte voor de rivier is het hedendaags motto van waterbeheerders. Dankzij Rijn, Waal, Maas en IJssel kunnen wolfspoot, fonteinkruiden en grassen zich verspreiden over de zoetwatergebieden van Midden-Nederland.
Dat de Hollandse wateren de biodiversiteit bevorderen, stond al geruime tijd vast. Voor rivieren gebruiken ecologen het flood pulse concept. Hoog water op zijn tijd maakt dat zaden zich kunnen verspreiden vanaf de rivier naar geulen, plassen, moerassen, graslanden en uiterwaarden.
Nu pas is duidelijk hoe gigantisch groot die uitwisseling is. Ecoloog Ger Boedeltje haalde in een jaar tijd maar liefst 360.000 zaden en vegetatieve delen van 174 verschillende soorten uit het Twentekanaal (Journal of Ecology, oktober 2004).
Boedeltje: ‘Dit onderzoek demonstreert de overweldigende rol die water speelt in de dispersie van zowel aquatische, semi-aquatische en terrestrische planten. Dit is nooit eerder op deze schaal getoond.’
Het Twentekanaal zelf kent geen peilschommelingen maar voert wel water af naar de IJssel. Het kanaal begint in Enschede en mondt bij Zutphen uit in de IJssel. Het Twentekanaal verzamelt het water uit beken en kanalen uit Twente en de Achterhoek. Bij Lochem verzamelde Boedeltje de monsters op twaalf verschillende plekken, en dat iedere maand van april 2001 tot 2002.
Boedeltje is biologie-docent in Lochem, hij nam vier jaar onbetaald verlof om onderzoek te doen. Hij promoveert begin 2005 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Een boot van Rijkswaterstaat trok over een lengte van 400 meter een kooi door het water. Aan de achterkant zat een net met een maaswijdte van 200 millimeter, waardoor de kleine plantendelen in de kooi blijven.
Handmatig telde de Lochemse ecoloog diasporen, dat zijn zaden en vegetatieve delen die verspreid worden (planten als kroos en waterpest verspreiden zich vooral vegetatief). ‘Van alle zaden en een deel van de vegetatieve delen bekeken we of ze levensvatbaar waren. Dat deden we in een kas in het Groningse Haren. We lieten de diasporen onder verschillende condities ontkiemen, onderwater en op waterverzadigde grond, en we gaven ze een koudebehandeling om de kieming te stimuleren. Van de meeste soorten bleek honderd procent kiemkrachtig.’
Omdat Boedeltje jaarrond monsters verzamelde, kon hij verschillen opmerken tussen zaden die in verschillende seizoenen verspreid worden. ’De dispersieperiode van soorten die in herfst en winter verspreid worden, bedraagt zeven tot negen maanden, dat is langer dan de soorten die hun dispersiepiek in voorjaar en vroege zomer hebben. Ook verkeren veel van die soorten in kiemrust: ze hebben veelal een koude periode nodig om te kunnen kiemen. Hierdoor zijn ze in staat om de ongunstige winterperiode te overbruggen en met het water lange afstanden af te leggen.
Via water komen diasporen veel verder dan met de wind. De Texelse ecoloog Gerhard Cadee toonde eerder aan dat zaden die hier op het strand liggen, afkomstig kunnen zijn van het Caraibische gebied: een reis van duizenden kilometers dus. Bij rivieren gaat het om honderden kilometers, en nu blijkt dat planten daar op grote schaal gebruik van maken.
Het aantal diasporen varieert sterk per soort. Het tenger fonteinkruid produceert slechts enkele tientallen zaden, terwijl pitrus miljoenen zaden afzet. De monsters uit het Twentekanaal laten zien dat het water miljarden diasporen per jaar meeneemt. Dit toont volgens Boedeltje het grote ecologisch belang van water aan, ook voor terrestrische soorten.
‘Rivieren en stromen vormen een belangrijke vector voor planten, ze zorgen voor verbindingen tussen populaties in het rivierenland. Om die functie optimaal te vervullen, moeten ze vrijuit kunnen stromen en overstromen.’