Hoewel historici, archeologen en bijvoorbeeld dialectologen altijd al gebruik gemaakt hebben van kaarten om hun gegevens te visualiseren, verloopt het toepassen van geografische informatiesystemen (GIS) in de alfawetenschappen niet erg snel. NLGis moet daar verandering in brengen. Onno Boonstra, historicus en docent alfa-informatiekunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is de bedenker van NLGis. Tevens is hij een van de samenstellers van het boek Tijd en ruimte. Nieuwe toepassingen van GIS in de alfawetenschappen dat tegelijk met NLGis gepresenteerd werd.
Wie anders kijkt, ziet nieuwe dingen
Als je een voornamenkaart van Nederland (1983-2007) bekijkt, zie je aan de verspreiding van Arabische en Turkse voornamen, de ‘voormoderne’ (Sander, Jeroen, Laura) en ‘moderne’ (Luca, Noa, Anne, Tim) en de traditionele (Maria, Willem, Anna) en oudtestamentische (Daniël, Simon, Esther) namen (die laatste twee categorieën vallen ongeveer samen met de bible belt) dat Nederland niet zó’n gemêleerd geheel is als het zo op het oog lijkt.

En als je de regionale ontsluiting van Noord-Nederland tussen 1820 en 1900 bestudeert, kun je heel precies aanwijzen welke infrastructurele maatregel in welk jaar wat voor effect heeft gehad op de welvaartsgroei. Of op de welvaartsafname, want ook die komt voor, en dat ís te verklaren.
Of analfabetisme in Nederland tussen 1775-1900: NLGis maakt zichtbaar dat er uitzonderingen zijn op het bekende gegeven dat in katholieke streken het analfabetisme langzamer afnam dan in protestantse. Een sluitende verklaring heeft Onno Boonstra, die deze ontdekking beschreef in het boek Tijd en ruimte. Nieuwe toepassingen van GIS in de alfawetenschappen niet. Maar het voorbeeld maakt duidelijk: NLGis kan bestaande data zo presenteren dat er nieuwe onderzoeksvragen uit naar voren komen.

Makkelijk en openbaar
Met NLGis hebben de Nederlandse alfawetenschappers een instrument gekregen dat twee belangrijke voordelen biedt boven vergelijkbare systemen in het buitenland. Ten eerste is NLGis een ‘open’ systeem. Iedereen kan eigen gemeentelijke data uploaden en visualiseren. Dus als je wilt weten hoeveel pottenbakkers er in 1889 in Nederlandse gemeenten woonden, als percentage van de beroepsbevolking, bereken je dat niet in NLGis. Je haalt wel de data uit de volkstelling van 1889 op via NLGis, maakt offline je berekeningen en laadt dan de dataset weer op in de gewenste kaart(en). ‘Dat scheelt enorm in de complexiteit en dus bruikbaarheid van het systeem.’
Een tweede voordeel is dat onderzoekers via NLGis hun data kunnen delen. Dat is een idee wat mede-initiatiefnemer DANS, de Data Archiving and Network Services van de KNAW, sterk propageert. Boonstra: ‘DANS wil ook graag dat de onderzoekers die met hun eigen data aan de slag gaan, die vervolgens ook ter beschikking stellen aan derden. Zo’n ‘trusted repository’ is op dit moment geen vereiste, want we zijn bang dat dat alfawetenschappers nog te veel afschrikt. Die willen ook met onderzoeksdata kunnen werken die nog niet helemaal loepzuiver zijn, zonder dat ze meteen op straat liggen.’

Van NL-Kaart naar NLGis
In de jaren tachtig al ontwikkelde Onno Boonstra, samen met Ben Bloemberg van het Universitair Centrum Informatievoorziening van de Radboud Universiteit, NL-Kaart, de voorloper van NLGis. NL-kaart was een programma waaruit je een kaart van Nederland kon ‘trekken’ die voor alle data tussen 1 januari 1830 en 1 januari 1980 de juiste weergave toonde van alle gemeenten en gemeentegrenzen op dat moment. Hoewel NL-kaart een ‘zwaar’ programma was dat niet op een pc kon draaien, werkte het wel zó goed dat het Centraal Bureau voor de Statistiek het in 1986 aankocht. ‘Aan sommige kaartjes van het CBS zie ik nu nog: hee, die komt van NL-Kaart.’
Boonstra hoopt dat NLGis net zo’n succes wordt. ‘Zeker voor historici, maar ik denk ook voor bepaalde onderzoeksvragen van kunsthistorici en letterkundigen, geldt dat je als je de ruimte, de regio waarin iets plaatsvindt niet betrekt bij je onderzoek, je niet alle omstandigheden kent die kunnen verklaren waarom dit hier, nu gebeurt. Zonder ruimte is je verhaal niet compleet.’
O. Boonstra, A. Schuurman (red.) Tijd en ruimte. Nieuwe toepassingen van GIS in de alfawetenschappen. Uitgave in samenwerking met Data Archiving and Networked Services – DANS/KNAW. Utrecht, Matrijs, 2010 . ISBN 978-90-5345-388-9. Prijs: 29,95 euro (tot 1 september 2010); daarna 34,95 euro.
Zie ook:
- Kunera: voorbeeld van kunstgeschiedenis met GIS