Gifslangen zijn grofweg in te delen in twee hoofdgroepen, namelijk slangen die hun giftanden voor in de bek hebben staan (zoals cobra’s en adders) en slangen waarbij de tanden zich achterin de bek bevinden (zoals ringslangen). De giftanden van cobra’s en adders zijn hol, terwijl de tanden van ringslangen massief of gegroefd zijn. Doordat beide groepen slangen zulke verschillende tanden hebben, is het moeilijk voor te stellen dat zij een gemeenschappelijke voorouder hebben. Aan de andere kant is de giftand een zeer gespecialiseerd verdedigingswapen, wat het onwaarschijnlijk maakt dat giftanden twee keer onafhankelijk van elkaar zijn ontstaan.
De springende adder ( Atropoides nummifer) heeft zijn giftanden voorin de bek. Bron:Sumardi Moentiah
Oerslang
Leidse biologen, onder leiding van slangendeskundige Freek Vonk, besloten zich op dit vraagstuk te storten. Zij onderzochten 96 slangenembryo’s van 8 verschillende soorten slangen, iets wat nog nooit eerder gedaan werd, aangezien het erg lastig is om aan slangenembryo’s te komen. Bij alle slangensoorten was de aanleg van het gebit achterin de bek zichtbaar. Dus ook giftanden die bij volwassen slangen voorin de bek staan, ontstaan bij embryo’s achterin. Deze waarneming maakt het waarschijnlijk dat alle gifslangen zijn ontstaan uit één oerslang, waarbij de giftanden achterin de bek stonden.
Ontkoppeling
De onderzoekers denken dat de ontwikkeling van de achterste tanden los is gekoppeld van de ontwikkeling van de rest van het gebit. Giftanden kunnen, tijdens de groei van het embryo in het ei, naar voren verschuiven. Op die manier ontstaan giftanden die onafhankelijk van de rest van het gebit evolueren. Zo ontwikkelden gifslangen het geavanceerde verdedigingssysteem van gifklier en giftand. Terwijl soorten met giftanden achterin de bek aangewezen zijn op kleine prooidieren en herhaaldelijk moeten bijten, kunnen slangen met giftanden voorin de bek plotseling met één beet toeslaan. Het gifsysteem, dat door ontkoppeling is ontstaan, zorgde ervoor dat gifslangen de afgelopen 65 miljoen jaar tot de meest succesvolle diersoorten zijn gaan behoren.
Deze diadeemslang ( Spalerosophis diadema) heeft zijn giftanden achterin de bek en is daarom afhankelijk van kleine prooidieren. In tegenstelling tot cobra’s en adders, die een geavanceerd gifsysteem hebben, moet de diadeemslang zijn prooi meerdere keren bijten. Bron: Freek Vonk
Zowel bij cobra’s als bij adders heeft ontkoppeling van de achterste tanden plaats gevonden. Beide soorten hebben immers hun giftanden voorin de bek. Toch zijn cobra’s en adders evolutionair niet zo sterk aan elkaar verwant. De onderzoekers gaan er daarom vanuit dat de ontkoppeling van de achterste tanden in de evolutie een aantal keer onafhankelijk van elkaar is voorgekomen.
Zie ook:
- Gif in ongevaarlijke slangen (Kennislinkartikel)