Je leest:

Gezakt voor het simpelste examen

Gezakt voor het simpelste examen

Auteur: | 1 november 2005

James Parkinson, Sergei Korsakov, Paul Broca, Hans Asperger – ze zijn van personen veranderd in namen. Die namen verwijzen nu naar een ziekte, een syndroom, een hersengebied, een autistische aandoening. De medische wetenschap telt honderden van deze eponiemen. In een serie biografische portretten maakt Douwe Draaisma van vijftien eponiemen uit de hersenwetenschap weer personen van vlees en bloed. Deel 13: de ziekte van Alzheimer.

Op foto’s die in 1902 van haar gemaakt zijn, oogt Auguste Deter ouder dan haar 52 jaren. In november 1901 is ze door haar man naar de stedelijke psychiatrische inrichting van Frankfurt am Main gebracht. Thuis kunnen ze niet meer voor haar zorgen. Ze is verward en onrustig, ze heeft het paranoïde idee dat haar man het aanlegt met een buurvrouw, en soms herkent ze haar eigen man niet meer.

Hun huisarts schrijft in de verwijsbrief dat haar geheugen ernstig gestoord is en dat ze aan slapeloosheid lijdt. Op 26 november, de dag na haar opname, heeft de neuroloog Alois Alzheimer een gesprek met zijn nieuwe patiënte. ‘Zit in bed met een radeloze uitdrukking’, noteert hij als eerste zin op de ziektestaat. Hij vraagt hoe ze heet. ‘Auguste’. Achternaam? ‘Auguste’. Hoe heet uw man? ‘Ik geloof Auguste’. Bent u getrouwd? ‘Met Auguste’. Als Alzheimer vraagt hoe lang ze hier al is zegt ze ‘drie weken’. Hij laat haar wat spullen zien, een potlood, een pen, een sleutel, een sigaar: ze kan de voorwerpen benoemen, maar als Alzheimer er later opnieuw naar vraagt is ze alles weer vergeten. Bij het middageten – bloemkool met varkensvlees – vraagt hij wat ze eet. ‘Spinazie’. Als hij haar verzoekt ‘mevrouw Auguste Deter’ op te schrijven is ze na ‘mevrouw’ vergeten wat ze moet schrijven.

Auguste Deter

Twee dagen later noteert Alzheimer op haar ziektestaat ‘Aanhoudend radeloos angstig’ en weer een dag later: ‘Radeloos, verzet zich tegen alles’. Hij vraagt waar ze denkt dat ze is, wanneer ze is geboren, hoe ze heet. Geen van die vragen kan ze beantwoorden. Auguste zou nog bijna vijf jaar in de kliniek verpleegd worden. Tenslotte lag ze volledig versuft en incontinent in bed, met opgetrokken benen, in een toestand, schreef Alzheimer, van ‘volkomen zwakzinnigheid’. Ze overleed in het voorjaar van 1906.

Ellendigste jaar

De ziektestaat van Auguste Deter is in 1995 bij toeval ontdekt in het archief van de Frankfurtse Kliniek voor Psychiatrie – hij was opgeborgen onder een verkeerd jaar. Twee jaar later werden nog vijf foto’s gevonden. De radeloosheid die Alzheimer zo trof, is van haar gezicht te lezen. Over de omstandigheden van haar overlijden moet hij zich door anderen hebben laten inlichten, want zelf was Alzheimer toen al naar München vertrokken, waar Emil Kraepelin hem de leiding over het Anatomisch Laboratorium had gegeven. Na haar dood reisden ook Augustes hersenen van Frankfurt naar München. In de coupes die Alzheimer er daarna van sneed, trof hij de karakteristieke weefselafwijkingen aan die verbonden zijn met wat nu de ziekte van Alzheimer heet.

Alzheimer had zijn eerste gesprekken met Auguste Deter in wat wel het ellendigste jaar van zijn leven moet zijn geweest. In februari was zijn vrouw Cecilia overleden. Haar dood maakte een einde aan een gelukkig huwelijk dat maar zeven jaar had geduurd. Alzheimer, toen zevenendertig jaar, is nooit hertrouwd en heeft zijn zoon en twee dochters opgevoed met hulp van zijn zuster Elizabeth . Geldzorgen had hij niet. Alzheimer was in 1864 geboren als notariszoon in het Beierse plaatsje Marktbreit. Na zijn studie medicijnen had hij in 1888 in Frankfurt een goedbetaalde aanstelling gekregen bij de stedelijke psychiatrische inrichting. Maar de welstand waarin hij leefde had een andere oorsprong. Wilhelm Erb, een met Alzheimer bevriende arts, had een syfilispatiënt in behandeling, Geisenheimer, die zijn fortuin gemaakt had in de juwelenhandel. Tijdens een reis door Algerije verslechterde zijn gezondheid snel en Erb vroeg Alzheimer het echtpaar Geisenheimer op de thuisreis te begeleiden. Ondanks de goede zorgen overleed de man al snel en Alzheimer huwde in 1894 de weduwe Cecilia. Het geld dat zij hem zeven jaar later naliet maakte hem financieel onafhankelijk. Zijn aanstelling in München kon zonder honorering blijven.

Dr. Alois Alzheimer.

Onbezoldigd

Alzheimer zag zichzelf in de eerste plaats als neuropatholoog. In hetzelfde jaar dat hij naar Frankfurt kwam, promoveerde hij op een proefschrift over de klieren die het oorsmeer produceren. Hij was een uitstekend tekenaar en net als zijn latere werk bevat de dissertatie prachtige tekeningen van weefselcoupes. In Frankfurt liep hij overdag zijn rondes over de zalen en schoof hij ’s avonds achter de microscoop om zenuwweefsel te onderzoeken dat bij autopsies en post mortems was verzameld. Een jaar na Alzheimer kwam nog een andere veelbelovende neuropatholoog naar Frankfurt : Franz Nissl. Ook hij zou met een eponiem geëerd worden: de Nissl-kleuring verwijst naar een techniek waarmee de structuur van zenuwcellen zichtbaar gemaakt kan worden. Nissl en Alzheimer raakten bevriend en hebben in een hechte collegiale band jarenlang samengewerkt.

De periode dat Alzheimer in München werkte, tussen 1903 en 1912, was uiterst productief. Met collega’s als Lewy, Creutzfeldt, Jakob en opnieuw Nissl, werkte hij aan een onderzoeksprogramma dat erop gericht was aandoeningen als epilepsie, syfilis, schizofrenie, Huntington’s chorea (‘dansziekte’) en multiple sclerose te verbinden met afwijkingen in het zenuwweefsel. In het laboratorium waren aan lange tafels twintig werkplekken ingericht, bezet door studenten uit verschillende landen. Alzheimer maakte zijn ronde langs de microscopen, altijd met sigaar, schoof aan, nam de tijd om uit te leggen wat er te zien viel en liep verder, een spoor van peuken achterlatend. Hij werkte er niet alleen onbezoldigd, hij nam ook de kosten voor het werk van tekenaars en fotografen en de aanschaf van apparatuur voor zijn rekening.

Stilte

Op eerste kerstdag 1904 verraste Alzheimer zijn kinderen met de mededeling dat ze naar Wessling am See gaan, waar ze die zomer hun vakantie hadden doorgebracht. Verbazing alom: nu, vandaag, midden in de winter? In zijn memoires schrijft Hans Alzheimer dat vader met het hele gezin de stoomtrein naar Wessling nam, dat de kinderen door de sneeuw op het bevroren meer ploeterden en dat ze tenslotte uitkwamen bij een grote deur. Vader morrelde aan de klink: op slot. Uit zijn zak viste hij een grote sleutel op: ‘Wollen doch mal sehen, ob er passt!’ De kinderen keken met open mond toe hoe de deur piepend openzwaaide. Erachter lag een bemoste trap en bovenaan de trap zagen ze in het stralende winterlicht wat vader gekocht bleek te hebben: een enorme witte villa, met tuin, bijgebouwen en boothuis. De Alzheimers zouden er vele weekeinden en vakanties doorbrengen, vaak met de gezinnen van ooms en tantes die gastvrij onthaald werden.

Als Alzheimer in april 1906 het telefoontje uit Frankfurt krijgt dat Auguste Deter is overleden vraagt hij om niet alleen haar hersenen, maar ook haar medisch dossier op te sturen. Hij leest zijn eigen aantekeningen terug en reconstrueert een verloop dat ook nu nog karakteristiek is voor patiënten met deze ziekte: thuis was haar geheugen achteruit gegaan, dwaalde ze rusteloos rond, verstopte ze spullen die ze niet meer terug kon vinden. Na de opname was haar desoriëntatie nog toegenomen. Ze viel steeds meer af en tenslotte overleed ze door bloedvergiftiging als gevolg van doorligwonden. Uit het dossier blijkt ook dat Alzheimer al vroeg het belang van haar geval inzag: hij heeft zich altijd verzet tegen overplaatsing naar een andere inrichting. In de brief aan zijn vroegere chef waarin hij hem bedankt voor hersenen en dossier, meldt hij dat hij van plan is in november 1906 in Tübingen een voordracht over Auguste D. te houden op een regionale bijeenkomst van psychiaters.

Alzheimer heeft die voordracht gehouden; het werd een deceptie. Hij presenteerde eerst het klinische beeld zoals hij dat zelf in Frankfurt nog beschreven had, gevolgd door het ziekteverloop tot aan haar overlijden. Bij de sectie bleek dat grote delen van de hersenschors geatrofieerd waren. Hij vertoonde verschillende preparaten op dia’s en wees op de afwijkingen die hij in het zenuwweefsel had aangetroffen: vreemde kluwenachtige kronkels en eiwitafzettingen. Deze afwijkingen, zei Alzheimer, pasten niet in al bestaande ziektecategorieën. Alles wees erop dat hier sprake was van een nog onbekende aandoening. Misschien zou voortgezet neuropathologisch onderzoek helpen om deze ziekte scherper te begrenzen.

In Tübingen waren zo voor het eerst voor een groter publiek van collega’s de misvormingen te zien die nog steeds als ‘tangles’ en ‘plaques’ tot de diagnose Alzheimer leiden. Maar het historische moment passeert in stilte. Als Alzheimer is uitgesproken, geeft de voorzitter gelegenheid tot discussie. Geen van de aanwezigen heeft daar behoefte aan. Ook de voorzitter heeft geen vraag voorbereid. Alzheimer gaat weer zitten. De voorzitter kondigt de volgende spreker aan, die het woord zal voeren over ‘de analyse van psychotraumatische symptomen’. De rest van de middagzitting raken de aanwezigen, waaronder Carl Gustav Jung, in verhit debat over de waarde van de psychoanalyse. De volgende dag doet de plaatselijke krant uitvoerig verslag van de hoogopgelopen disputen over Freud. Er is één regel gewijd aan een ‘merkwaardig en ernstig ziekteproces dat binnen viereneenhalf jaar een aanzienlijke afname van zenuwcellen veroorzaakte’.

Progressie van Alzheimer. Illustration by Bob Morreale, provided courtesy of the American Health Assistance Foundation. Klik op de afbeelding voor een grotere versie

Standaardwerk

Alzheimer liet de uitwerking van het onderzoek naar dit merkwaardige ziekteproces over aan een Italiaanse gastonderzoeker, Perusini. Deze verzamelde nog vier gevallen en publiceerde daar in 1910 over. Alzheimer zelf richtte zich op de symptomen bij de 59-jarige dagloner Johann Feigl. Veel tijd voor onderzoek had hij echter niet, want Kraepelin verzocht hem geregeld om op te treden als plaatsvervangend directeur als hij zelf op studiereis moest of langere tijd aan een boek wilde werken. In 1908 trok Kraepelin zich samen met zijn oudste dochter enkele maanden terug uit de hectiek van de Münchense kliniek om de achtste editie voor te bereiden van zijn standaardwerk Psychiatrie. Ein Lehrbuch für Studierende und Ärzte. Hierin nam Kraepelin een beschouwing op over de klinische en neuropathologische afwijkingen die Alzheimer had gevonden. Die waren zo karakteristiek, vond hij, dat men voortaan van ‘de ziekte van Alzheimer’ kon spreken. De medische gemeenschap is hem hierin gevolgd.

Heeft Kraepelin zo de trouwe Alzheimer willen belonen? Wilde hij met dit eponiem de productiviteit van het Münchense pathologisch laboratorium onderstrepen? Wat zijn motieven waren valt niet meer te achterhalen, zelf heeft hij zich er nooit over uitgelaten. Als paus van de Duitse psychiatrie was hij simpelweg in de positie dit soort eerbewijzen uit te delen en daar maakte hij gebruik van. Met de verschijning van de achtste editie, in de zomer van 1910, was op de ziekte de naam Alzheimer gestempeld. Toen Johann Feigl in oktober van datzelfde jaar aan een longontsteking overleed en zijn brein ontleed was, kon Alzheimer in het sectieboek als diagnose noteren: ziekte van Alzheimer.

Geleidelijk wegglijden

Ook bijna honderd jaar later is de ziekte van Alzheimer een diagnose die alleen tijdens een post mortem met zekerheid gesteld kan worden. De eiwitafzettingen of plaques zijn al bij geringe vergroting zichtbaar: ze kunnen het oppervlak van honderd neuronen beslaan en belemmeren de communicatie tussen cellen. De eerste patiënten van Alzheimer waren relatief jong: vijftigers. Meestal ontstaat de aandoening later. Met het stijgen van de gemiddelde leeftijd is het aantal gevallen van Alzheimer dan ook snel toegenomen. En er komen niet alleen méér patiënten, ze zullen er ook steeds langer aan lijden. Er is in de Westerse wereld een generatie in aantocht van ouderen die op hun voeding en leefgewoonten hebben gelet en zo in relatief goede gezondheid de ouderdom bereiken. Veel van die fitte lichamen zullen nog lang huisvesting bieden aan een verwarde geest.

Een patiënt met beginnende Alzheimer zal vroeg of laat bij een huisarts of geheugenpsycholoog terechtkomen. Die stelt geduldig zijn vragen: ‘Wat voor dag is het vandaag, hoe oud bent u, in welk jaar leven we, hoe heten uw kinderen?’ De nog intacte wetenschap dat een normaal mens zulke dingen weet, veroorzaakt schaamte, frustratie en een gênante reeks uitvluchten. Hij weet dat hij het simpelste examen ondergaat dat hem ooit is voorgelegd en hij zal er niet voor kunnen slagen. Tussen het eerste contact met de huisarts en het overlijden verlopen gemiddeld zo’n vijf jaar.

PET scans showing glucose metabolism in the brain. The color scale at the bottom indicates how glucose metabolism is measured in the scans. The first row (REF) shows the brain as it is oriented in the PET scans below. The second row (NL) shows a "normal"elderly subject, the third row (AD) a patient with Alzheimer’s disease, and the fourth row (FTD) a patient with frontotemporal dementia. Courtesy of Norm Foster

Uitzicht op een remedie is er niet. Over het aandeel van factoren als erfelijkheid, voeding, leefgewoonten of milieu is nog niet veel zinnigs te zeggen. Het verloop van de ziekte is grillig, al bestaat over de richting ervan zekerheid: een geleidelijk wegglijden en in het laatste stadium een volledig verlies van begrip, gevoel, geheugen, zelfbesef. Uiteindelijk zal ook het lichaam niet meer bestuurd kunnen worden en rolt de patiënt zich op als een foetus, net als Auguste in 1906.

Zelf heeft Alzheimer zijn onderzoek in andere richtingen voortgezet. Hij zou ook niet lang meer in München blijven. In 1912 kreeg hij de uitnodiging om in Breslau (nu het Poolse Wrozlaw) hoogleraar-directeur van de psychiatrische kliniek te worden. Alzheimer accepteerde per telegram. Tijdens de treinreis München-Breslau werd hij ziek en bij aankomst moest hij zich direct in een sanatorium laten opnemen. Met zijn gezondheid is het niet meer goed gekomen. Hij leed aan nierontsteking en gewrichtsontstekingen. In Breslau heeft hij nog wel wat onderzoek en klinisch werk kunnen doen, maar van doceren is het niet meer gekomen. Toen tenslotte ook het hartvlies ontstoken raakte, bezweek Alzheimer. Hij werd 51 jaar.

Literatuur

A. Alzheimer, ‘Über eine eigenartige Erkrankung der Hirnrinde’, Allgemeine Zeitschrift für Psychiatrie und psychisch-gerichtliche Medizin, 64 (1907), 146-148 G.E. Berrios & H.L. Freeman (eds.), Alzheimer and the dementias, Londen 1991 M. Enserink, ‘De verloren hersenen van Auguste D. en Johann F.’, Intermediair, 28 (1997), 47 M. Jürgs, Alzheimer. De man, zijn leven. De ziekte, het onderzoek, Baarn 2001 K. & U. Maurer, Alzheimer. Das Leben eines Arztes und die Karriere einer Krankheit, München/Zürich 1998 D. Shenk, Het vergeten. Een portret van de ziekte van Alzheimer, Amsterdam/Antwerpen 2002

Dit artikel is een publicatie van AMC Magazine.
© AMC Magazine, alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 01 november 2005
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.