Er bestaan twee typen verwekkers die longontsteking kunnen veroorzaken. De typische bacteriën, zoals Streptococcus pneumoniae, veroorzaken vaak een acuut begin van klachten zoals hoesten met slijmproduktie, koorts en soms koude rillingen. Bij Mycoplasma pneumoniae en Chlamydia pneumoniae, voorbeelden van a-typische bacteriën, kampen patiënten veelal met hoofdpijn, maagdarmklachten, koorts en droge hoest. Op grond van de symptomen en de uitslag van een sputum-, bloed- of urinetest geven Nederlandse artsen meestal één antibioticum, dat specifiek tegen de vermoedelijke verwekker is gericht. De richtlijn van de Amerikaanse Vereniging van Longartsen adviseert daarentegen om alle patiënten direct twee antibiotica te geven: een macrolide, zoals erythromycine of azithromycine, tegen de a-typische bacteriën en een betalactam antibioticum tegen de typische bacteriën.
‘Met die combinatie zit je veilig’, zegt longarts in opleiding Menno van der Eerden. ‘Je kunt je er geen buil aan vallen.’ Maar er zitten ook nadelen aan. Zo is erythromycine bekend om zijn bijwerkingen. En in landen waar veel antibiotica worden voorgeschreven, komt meer resistentie voor. In de VS is 16,7 procent van de pneumokokken, één van de meest voorkomende verwekkers van longontsteking, resistent tegen penicilline. In Nederland is dat slechts 1,5 procent.
In een studie onder 303 patiënten in het Medisch Centrum Alkmaar vergeleek Van der Eerden de twee behandelingsmethoden. Voor het eerst, want hoewel beide richtlijnen al jaren gelden, zijn ze nooit in de praktijk naast elkaar gelegd. Er bleek geen verschil te zijn in sterfte, opnameduur en therapiefalen (waarbij ondanks de antibiotica koorts en longklachten langer aanhouden dan gebruikelijk). De combinatietherapie gaf wel meer bijwerkingen, die vrijwel allemaal zijn toe te schrijven aan erythromycine: aderontsteking ten gevolge van het infuus, maagdarmklachten en gehoorstoornissen.
Streptococcus pneumoniae (links), Mycoplasma pneumoniae (midden) en Chlamydia pneumoniae (rechts)
Van der Eerdens onderzoek, dat deel uitmaakt van het proefschrift waarop hij op 17 juni hoopt te promoveren, haalde het onder longartsen goed gelezen tijdschrift Thorax. ‘Het blad vond de resultaten opmerkelijk genoeg om ze bekend te maken, ook al gaat het om een relatief kleine studie’, zegt Van der Eerden, die hoopt op discussie onder zijn Amerikaanse vakgenoten. ‘Een argument dat zij gebruiken tegen onze gerichte aanpak, is dat het niet mogelijk is de a-typische verwekkers op te sporen tijdens de opnameduur. Dat kan namelijk alleen met een indirecte bloedbepaling, en zo’n test duurt twee tot drie weken. Gek genoeg merkten we op dat de ziekte bij veel patiënten die – achteraf gezien – niet tegen de juiste a-typische bacterie behandeld waren, op dezelfde manier verliep als bij degenen die wel het juiste middel kregen. Blijkbaar knappen de meeste van deze patiënten vanzelf op.’
Overigens krijgen patiënten die zo ziek zijn dat ze naar de Intensive Care moeten ook in Nederland altijd twee antibiotica toegediend. Maar dan is het eveneens van belang het pathogeen te achterhalen. Van der Eerden: ‘Bij de combinatietherapie bestaat het gevaar dat uit gemakzucht helemaal niet meer wordt gezocht naar de ziekteverwekker. Terwijl soms een patiënt ondanks de medicijnen niet opknapt. Als je dan niet weet met welke bacterie je te maken hebt, is die niet meer zo makkelijk te traceren en kun je wel eens te laat zijn.’