Je leest:

Geïsoleerde zebravink zingt toch het goede liedje

Geïsoleerde zebravink zingt toch het goede liedje

Auteur: | 5 mei 2009

Zebravinken die zijn opgegroeid in isolatie produceren na enkele generaties toch een liedje dat lijkt op dat van hun sociale soortgenoten. De zangcultuur zit bij deze vogels genetisch ingebakken en komt niet alleen tot stand door leren. Het onderzoek geeft een aantal aanwijzingen over hoe menselijke taal zich mogelijk ontwikkelt.

Tijdens onze kindertijd ontwikkelen wij spraak vanuit een onsamenhangend gebrabbel van losse woordjes en zinsdelen. Leerprocessen spelen hierin een belangrijke rol. Wat gebeurt er als een mens opgroeit in complete isolatie? Kan hij of zij dan überhaupt praten en lijkt de spraak na een aantal generaties op die van een sociaal opgegroeid mens? De Amerikaanse biologe Olga Fehér stelde zichzelf enkele jaren geleden dezelfde vragen.

Tijdens onze kindertijd ontwikkelen we taal en spraak. Leerprocessen zijn hierbij belangrijk. Bij zebravinken kunnen we zien wat er met de ontwikkeling van zang gebeurt als een vogel opgroeit in complete isolatie. Dit geeft ons ook aanwijzingen over de ontwikkeling van menselijke taal.
Wpedizch, Wikimedia Commons

Cultuur in het laboratorium

Het is natuurlijk niet mogelijk om de ontwikkeling van de menselijke spraakcultuur in het laboratorium te bestuderen. Met zebravinken gaat dat wel. Deze vogels hebben hun eigen zangcultuur. Mannelijke zebravinken leren hun liedje normaal gesproken door andere mannetjes te imiteren. Vogels die geïsoleerd opgroeien zingen dan ook een heel ander deuntje dan hun sociaal opgroeiende soortgenoten. De zang van een geïsoleerd mannetje is ongestructureerd en aritmisch.

Fehér plaatste in isolatie opgegroeide mannetjes en jonge kuikens bij elkaar. De kuikens nemen niet klakkeloos het liedje van zo’n mannetje over, maar voegen er hun eigen improvisaties aan toe. Wanneer de kuikens volwassen zijn, treden zij weer op als zangvoorbeeld voor de volgende generatie. Ook hier brengen jonge zebravinken zelf veranderingen aan in het liedje. Na drie tot vier generaties lijkt het geïsoleerde liedje sterk op dat van sociaal opgegroeide soortgenoten.

In zebravinkliedjes hoor je de vooruitgang van geïsoleerde zang naar standaard zang. Het fragment bestaat uit zang van 13 vogels, opgedeeld in 3 groepen. Elke groep begint met het geluid van een geïsoleerd mannetje (tutor) en eindigt met een kuiken van de tweede, derde of vijfde generatie (… generation pupil).

Gebarentaal

“Je begint met een vogel die nooit het standaard zebravinkliedje heeft gehoord en krijgt uiteindelijk een liedje dat lijkt op dat van wilde vogels. De zangcultuur moet ergens in het genoom van de zebravink aanwezig zijn”, aldus Fehér. “Wat ons vooral verrast heeft, is de snelheid waarmee de kuikens het liedje aanpassen. Het duurt maar een paar generaties voordat de zangcultuur naar boven komt.”

Het onderzoek aan zebravinken geeft aanwijzingen over hoe andere soorten hun zang (of spraak in het geval van de mens) ontwikkelen. Een duidelijk voorbeeld hiervan zag Fehér bij dove kinderen in Nicaragua. “De kinderen ontwikkelden thuis voor zichzelf een simpele vorm van gebarentaal. Deze taal evolueert spontaan naar een complexe variant wanneer zij naar een dovenschool gaan en leren communiceren met andere dove kinderen.”

Bronnen

De novo establishment of wild-type song culture in the zebra finch (Olga Fehér e.a.), Nature, 3 mei 2009

Zie ook

Jonge vogels leren brabbelend hun deuntjes (Kennislinkartikel) Vinkenbrein heeft menselijke indeling (Kennislinkartikel van Bionieuws)

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 05 mei 2009
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.