Je leest:

Geheugenklachten zijn teken aan de wand

Geheugenklachten zijn teken aan de wand

Auteurs: en | 14 februari 2013

Met de roep vanuit de overheid dat er tot op hogere leeftijd doorgewerkt moet worden, is het belangrijk om te weten of mensen inderdaad in staat zijn om langer door te werken. Niet alleen fysiek, maar ook qua cognitie. Hoe staat het met de geheugencapaciteit naarmate men ouder wordt? Kelly Rijs, promovenda bij LASA (Longitudinal Aging Study Amsterdam) heeft hier onderzoek naar gedaan.

Pensioenbeleid in veel Europese landen is gericht op het verminderen van het aantal vroeggepensioneerden. Of personen tussen de 55 en 64 jaar hun werk voortzetten hangt van verschillende factoren af. Zoals de motivatie van de werkgever om 55- tot 64-jarigen in dienst te nemen en te houden, de (financiële) motivatie van de werknemers, maar ook of de werknemers in staat zijn hun werk voort te zetten. Dit laatste kan mogelijk voor een deel worden beperkt door een slecht geheugen: gedacht wordt dat verminderde geheugenprestaties het werkvermogen van oudere werknemers kan verlagen.

Geheugenklachten op middelbare leeftijd

“Waar heb ik mijn sleutels gelaten?”. “Hoe heet die collega ook alweer?”. Veel mensen op wat hogere leeftijd, waaronder oudere werknemers, hebben wel eens problemen met hun geheugen. Maar of een geheugenklacht een indicatie is voor achterblijvende geheugenprestaties is nog maar weinig onderzocht in de leeftijdscategorie 55 tot en met 64 jaar (mensen die nog aan de arbeidsmarkt kúnnen deelnemen).

Er bestaat enig bewijs dat geheugenklachten bij mensen van 55 jaar en ouder wel verband houden met een slechtere prestatie van het geheugen en dat het een eerste indicatie kan zijn van toekomstige cognitieve achteruitgang en dementie bij ouderen.

Veel oudere werknemers hebben weleens problemen met hun geheugen. Maar leidt dat ook tot slechtere prestaties?

Subjectieve geheugenklachten, bepaald door een eenvoudige vraag: ‘Heeft u klachten over uw geheugen?’, kunnen daarom een nuttig instrument zijn om mensen op te sporen die het risico lopen op een slecht geheugen of een afname van geheugen.

Er bestaan echter geen studies die onderzoeken of geheugenklachten die nog maar net zijn ontstaan (gerapporteerd op middelbare leeftijd) ook samen kunnen hangen met geheugenprestaties of eventuele afname daarvan. Daarnaast is nooit onderzocht of geheugenklachten net zo goed samen hangen met geheugenprestaties in zowel werkende als niet-werkende 55 en 64-jarigen. Beide gegevens zijn echter van belang bij het opsporen van diegenen die echt risico lopen op een afname van geheugenprestaties.

Achteruitgang

Rijs heeft die laatste twee zaken nu wel in kaart weten te brengen. Zij maakte hierbij gebruik van gegevens van het LASA-onderzoek uit 2002-2003. De 55 tot 64-jarigen die geheugenklachten rapporteerden in die periode, hadden een grotere kans op een slechtere geheugenprestatie op datzelfde moment. Ook bleek dat dit geldt voor zowel werkende als niet-werkende 55 tot 64-jarigen.

Vervolgens is onderzocht of geheugenklachten in 2002-2003 ook te maken hebben met geheugenachteruitgang. De geheugenachteruitgang is berekend door het verschil in prestaties op een geheugentest te bepalen in 2002-2003 en 2005-2006. Hieronder is te zien dat bijna 19 procent van de 55- tot 64-jarigen die geheugenklachten rapporteren bij de eerste meting een klinisch relevante geheugenachteruitgang hebben bij de geheugentest drie jaar later.

Mensen die bij de eerste meting geheugenklachten rapporteerden presteerden drie jaar later slechter op een geheugentest dan mensen zonder klachten.

Een klinisch relevante geheugenachteruitgang is een duidelijke, meer dan gemiddelde, achteruitgang in prestatie op een geheugentest. Dit kan duiden op een (beginnende) dementie, maar kan ook samenhangen met emotionele of fysieke problematiek. Ook is in het plaatje te zien dat mensen zonder geheugenklachten een klinisch relevante geheugenachteruitgang kunnen hebben, hoewel minder vaak (11.5%).

Personen met geheugenklachten hebben dus inderdaad een grotere kans op een klinisch relevante geheugenachteruitgang. Of de gerapporteerde geheugenklachten bij de eerste meting al langer bestonden of nieuw waren is niet bekend. Daarom zijn geheugenklachten gemeten bij het eerste en het tweede interview (in 2005-2006) onderzocht. Bepaald is welke personen geen geheugenklachten hadden tijdens het eerste en het tweede interview en welke personen alleen geheugenklachten hadden tijdens het tweede interview en hun prestaties op een geheugentest zijn vergeleken.

Hoewel mensen die geen geheugenklachten hadden op zowel het eerste als het tweede meetmoment minder vaak een klinisch relevante achteruitgang hebben dan mensen die pas geheugenklachten rapporteerden tijdens het tweede interview, heeft deze laatste groep geen grotere kans op een klinisch relevante geheugenafname. Dus personen die vrij recent geheugenklachten hebben ontwikkeld (ergens in de laatste drie jaar) hebben niet een grotere kans op een klinisch relevante geheugenachteruitgang.

Mensen die vrij recent geheugenklachten hebben ontwikkeld scoren op een geheugentest niet slechter dan mensen zonder klachten.

Stress

In deze studie zijn aanwijzingen gevonden dat nieuw-ontwikkelde geheugenklachten alleen bij 55- tot 64-jarigen die nog werken te maken hebben met een structurele afname van het geheugen, hoewel het verband niet sterk bleek. Misschien is het zo dat het werk van werkende 55- tot 64-jarigen goede geheugencapaciteiten vereist, waardoor zij eerder geconfronteerd worden met een afname van geheugen en deze dus eerder opmerken.

Stress kan hierbij een belangrijke rol spelen; het geheugen functioneert slechter als gevolg van (te veel) stress wat onder andere van het werk kan komen. Om deze hypothese te bevestigen, is er meer onderzoek nodig naar de invloed van stressvol werk, zoals banen met een hoge tijdsdruk of banen waar hoge cognitieve eisen aan worden gesteld.

Een slecht geheugen zou voor 55 tot 64-jarigen hun mogelijkheden beperken om door te blijven werken. Onze resultaten laten zien dat het hebben van geheugenklachten een goede graadmeter kan zijn bij het opsporen van personen met een slecht objectief geheugen of die een risico lopen op een verminderd vermogen van het geheugen. We vonden ook dat dit geldt voor zowel werkende als niet-werkende 55 tot 64-jarigen.

Geheugenklachten kunnen bij werknemers duiden op een achteruitgang van het geheugen, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn.

Het is wel belangrijk om in het achterhoofd te houden dat geheugenklachten niet altijd gerelateerd zijn aan geheugenprestaties, zoals ook blijkt uit onze resultaten. Het is daarom raadzaam eerst te onderzoeken wat de onderliggende reden is voor geheugenklachten.

Opvallend was dat nieuw-ontwikkelde geheugenklachten niet samengaan met een relevante geheugenafname. Een belangrijk verschil met de geheugenklachten bij de eerste meting is dat de nieuw-ontwikkelde geheugenklachten recent ontwikkeld zijn (in elk geval niet langer dan drie jaar geleden) en mogelijk van voorbijgaande aard zijn.

Geheugenklachten bij de eerste meting kunnen al een langere tijd aanwezig zijn. Daarom kan worden gesteld dat alleen geheugenklachten die een langere tijd aanwezig zijn wél te maken hebben met objectieve geheugenprestaties en achteruitgang. Ook is het mogelijk dat mensen met nieuw ontwikkelde geheugenklachten zelf al heel goed in de gaten hebben dat hun geheugen achteruit gaat, terwijl dit met objectieve geheugentests nog niet vast te stellen is.

De meerderheid van de 55- tot 64-jarigen met geheugenklachten hebben een normaal of in elk geval een subnormaal geheugen. Dit lijkt goed nieuws, maar eerder onderzoek heeft aangetoond dat geheugenklachten bij deze personen te maken kunnen hebben met andere zaken, namelijk lichamelijke ziekten zoals cardiovasculaire ziekten of mentale problemen. Deze symptomen kunnen ook tot werkuitval leiden.

Het is belangrijk dat de oorzaak van de geheugenklachten eerst wordt bepaald. Afhankelijk van de oorzaak, zouden personen met geheugenklachten mogelijk beter aan het werk kunnen blijven als zij geheugentraining of een cognitieve strategietraining (bijvoorbeeld het aanleren van het gebruik van hulpmiddelen zoals een agenda) krijgen of door minder lichamelijke en psychosociale eisen te stellen aan de werknemer.

Het Gezonde Brein

Het programma ‘Gezonde cognitieve veroudering’ is een samenwerkingsverband tussen vier universitaire centra in Nederland: Universiteit van Amsterdam (UvA), VU medisch centrum (VUmc), UMC st Radboud Nijmegen (UMCN) en Universiteit Maastricht (UM). Doel van het programma is om mensen boven de 40 jaar te selecteren die risico lopen op het ontwikkelen van cognitieve klachten. Op basis van beschikbare gegevens uit bestaande longitudinale studies (Maastricht Aging Study en Longitudinal Aging Study Amsterdam) wordt een screeningsinstrument ontwikkeld dat het risico op geheugenklachten in beeld brengt.

Vervolgens zullen op internet interventies worden ontwikkeld, gericht op braintraining, verandering van leefstijl en psycho-educatie, waarbij men hoopt op een positief effect op de cognitieve vaardigheden bij 40-plussers. De effectiviteit van deze programma’s zal in verschillende deelprojecten worden geëvalueerd.

Het programma ‘Gezonde Cognitieve Veroudering’ is onderdeel van de pijler ‘Het Gezonde Brein’ binnen het programma ‘Hersenen & Cognitie, maatschappelijke innovatie in gezondheidszorg, educatie en veiligheid’, dat uitgevoerd wordt onder toezicht van het Nationaal Initiatief Hersenen & Cognitie (NIHC) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).

Een aflevering van De Bovenkamer waarin Jan Jaap van der Wal een interview afneemt met hoogleraar psychologie Douwe Draaisma over hoe het geheugen precies werkt.

Bron:

  • Kelly Rijs e.a. Do employed and not employed 55 to 64-year-olds’ memory complaints relate to memory performance? A longitudinal cohort study European Journal of Public Health november 2012 doi: 10.1093/eurpub/cks159
Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 14 februari 2013
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.