Nu de ozongegevens van OMI zijn vrijgegeven kan het KNMI verder met de ontwikkeling van een meerdaagse regionale zonkrachtverwachting (UV-index). Bovendien zijn de metingen van belang voor de ontwikkeling van een verbeterd weerbericht voor de luchtkwaliteit tot meerdere dagen vooruit. Het KNMI werkt daarbij samen met verschillende (internationale) partners.
Het Nederlands-Finse ozonmeetinstrument OMI. (bron: TNO-TPD)
Het Ozone Monitoring Instrument (OMI), dat vorig jaar zomer werd gelanceerd op de NASA EOS-AURA satelliet, werkt uitstekend. Na een testperiode van bijna een jaar zijn de ozonmeetgegevens geschikt voor operationeel gebruik en onderzoek. Het International Panel on Climate Change (IPCC) maakt sinds kort gebruik van OMI om de status van de ozonlaag vast te stellen.
Kaart van de globale ozonverdeling op 31 mei 2005, uitgedrukt in “Dobson eenheden”. (zie uitleg hieronder)
Het OMI-instrument zet de NASA-ozonmeetreeks vanaf de jaren zeventig voort. Terwijl de NASA-satellietinstrumenten in een tiental golflengtes meet, doet OMI dit in maar liefst 1.100 golflengtes. De andere Europese voorgangers van OMI zoals het Nederlands-Duitse instrument Sciamachy meten in meer golflengtes, maar met minder ruimtelijk detail en uitgebreidheid. Waar deze instrumenten enkele dagen nodig hebben om de hele aarde waar te nemen, doet OMI dat in één dag en met meer detail.
De “Dobson eenheid” geeft aan hoeveel ozon er in de lucht aanwezig is boven een bepaald punt op aarde. De Dobson eenheid werd geïntroduceerd door professor Dobson (1889 – 1976) die vanaf 1920 onderzoek gedaan heeft naar de ozonlaag en rond 1930 als eerste een “Dobson spectrophotometer” bouwde, waarmee betrouwbare metingen aan de ozonlaag mogelijk werden. De Dobson eenheid komt als volgt tot stand: stel dat al het ozon in de lucht in een (gas-)laagje net boven de grond zou zitten, met een standaard druk (1013,25 hPa) en bij een standaard temperatuur (0.0 Celsius). De hoeveelheid ozon wordt dan aangegeven als de dikte van dit laagje (vandaar de veelgebruikte term “dikte van de ozonlaag”), waarbij 1 Dobson eenheid (Dobson Unit; DU) gelijk is aan een laagje ozon van 0,01 millimeter (bij standaarddruk en -temperatuur). Over de hele wereld heeft de ozonkolom gemiddeld een waarde van ongeveer 300 DU. Voor Nederland is dat gemiddeld 280 DU in de herfst en 380 DU in de lente. Tijdens de lente op het zuidelijk halfrond, September-November, ontstaat het zogenaamde “ozongat”, met ozonwaarden (ver) beneden de 200 DU. Overigens wordt de eenheid Dobson Unit (DU) soms ook voor andere sporegassen in de atmosfeer gebruikt. bron: KNMI
Het KNMI heeft de wetenschappelijke leiding over het onderzoek en de operationele verantwoordelijkheid voor de aansturing van het instrument en de gegevensverwerking. Het instituut werkt voor dit doel nauw samen met NASA en het Fins Meteorologisch Instituut.
Het OMI project is uitgevoerd onder leiding van het Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). Het project wordt gefinancierd door de ministeries van Economische Zaken, Verkeer en Waterstaat, en Onderwijs en Wetenschappen. Het instrument, een technologische topprestatie, is gebouwd door Dutch Space in samenwerking met TNO. De Finse industrie levert de elektronica.
Zie ook:
- OMI-website van het KNMI
- OMI-gegevens via NASA (Eng.)
- OMI succesvol gelanceerd (Kennislink artikel van het KNMI)
- Ozonmeetinstrument (OMI) functioneert goed (artikel van het KNMI)
- Ozon meten met OMI (Kennislink artikel uit Natuurwetenschap & Techniek)
- Nederlands instrument OMI voorspelt luchtvervuiling op stadsniveau (Kennislink artikel van ESA)
- Satelliet geeft beter weerbericht (Kennislink artikel van het KNMI)