Net als Otto Adang, begon ook gedragsbioloog Frans de Waal zijn wetenschappelijke carrière bij de wereldberoemde chimpanseekolonie van Burgers Zoo in Arnhem. Na zijn promotie vertrok De Waal naar de Verenigde Staten, waar hij in 1996 hoogleraar werd aan de vakgroep psychologie van de Emory University in Atlanta. In 1997 werd hij ook directeur van het Living Links Center van het Yerkes National Primate Research Center. Door de vele boeken die De Waal schreef over het gedrag van primaten zette het Amerikaanse tijdschrift Time De Waal in 2007 in haar lijst met honderd meest invloedrijke personen, ‘TIME 100: The People Who Shape Our World.’ Onderstaand opiniestuk van Frans de Waal verscheen in januari 2015 in het Engels op de website van het Evolution Institute.
Natural born killers?
In 2014 verschenen er in verschillende landen krantenartikelen over chimpansees en mensen. In hyperige koppen werd gesproken over Natural born killers. De stukken werden in veel gevallen opgesierd met een foto van twee spelende chimpansees, met wijd open lachende mond. Geheel abusievelijk werd dat aangeduid als een voorbeeld van agressie, terwijl kenners hier duidelijk speelgedrag in zagen.

Tegelijk werd er nog een veel grotere fout gemaakt. Deze hype was het gevolg van een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Nature, waarin de auteurs 152 gevallen hadden verzameld van gedocumenteerde, afgeleide, of verdachte vormen van doodslag onder in het wild levende chimpansees. Het ging voornamelijk over mannelijke chimpansees; in slechts één geval ging het over een verdachte doodslag onder wilde bonobo’s. Waarom werd dit tweede gegeven buiten beschouwing gelaten? Was een duidelijk teken van vredelievendheid van de aap die net zo dicht bij ons staat als de chimpansee niet de moeite waard om te vermelden?
De media citeerden gretig Winston Churchill, die lang voordat hij zijn reputatie als krijgsman waarmaakte schreef: ‘Het verhaal van de mens is dat van oorlog. Behalve enkele korte en onzekere tussenperiodes, is er eigenlijk nooit vrede op de wereld geweest. Voordat onze geschiedschrijving begon, waren er eindeloze en alom aanwezige slachtpartijen.’
Niemand ontkent onze oorlogsmentaliteit, maar Churchill geeft een verkeerde voorstelling van zaken over de tussenperiodes. De jager-verzamelaars die nu nog leven, brengen de meeste tijd vreedzaam in groepen naast elkaar door. Dit is waarschijnlijk nog meer van toepassing op onze voorouders, vanwege de uiterst lage bevolkingsdichtheid van destijds. Ik zou Churchills uitspraak dan ook liever omkeren: onze voorouders kenden waarschijnlijk lange periodes van harmonie met tussendoor korte periodes van territoriale conflicten.
Antropologie van het enkele kwadrant
Tegelijk moeten we eerlijk zijn: we weten niet precies hoe vredelievend of oorlogzuchtig onze voorouders waren. De aanname dat de mensen in voorbije tijden in een voortdurende staat van oorlog zouden verkeren is niets meer dan een aanname. Dat geldt ook voor de bijkomende aanname dat de menselijke prehistorie het best begrepen kan worden vanuit het perspectief van de man. Gewelddadige scenario’s draaien altijd om mannen, waarbij vrouwen eerder de prijs dan de drijvende kracht van de evolutie zijn.

Je zou dit ‘antropologie van het enkele kwadrant’ kunnen noemen. Wanneer we twee geslachten hebben en het gedrag van twee nauw verwante mensapen wordt vergeleken, zijn er vier mogelijkheden: man of vrouw in combinatie met chimp of bonobo. Slechts een van deze vier krijgt het voordeel van de twijfel, namelijk dat van de mannelijke chimpansee. Deze beperkte focus heeft ons de ‘man-als-jager-hypothese’ gebracht, met boeken over de toegevoegde waarde van verkrachting, of over het feit dat het menselijk brein vooral het mannelijk brein betreft.
De antropologie van het enkele kwadrant probeert de evolutie van de mens te verklaren op basis van slechts één geslacht en een van de twee mensapen die het dichtste bij ons staan. De focus op de chimpansee is herkenbaar in boeken met deprimerende titels als Demonic Males, maar ook opbeurende zoals The Better Angels of Our Nature, waarmee deze apensoort als het enige realistische model wordt gepropageerd om te begrijpen waar we vandaan komen. De bonobo’s worden niet alleen genegeerd, zij worden ook bewust buiten beeld gehouden. Ze zijn te vredelievend, te veel door vrouwen gedomineerd, te vriendelijk volgens veel antropologen en evolutionaire psychologen. Zij passen eenvoudig niet in het plaatje.
Afwijkende Ardi
In 2009, kwam de Kent State University met een persbericht met de schokkende kop ‘Man Did Not Evolve from Apes’. Kent State was betrokken bij de ontdekking van de Ardipithecus ramidus, ook wel bekend als ‘Ardi’, een 4,4 miljoen jaar oud fossiel uit Ethiopië. Creationisten en intelligent designers zagen het misleidende persbericht, zoals te verwachten viel, als een regelrecht geschenk van God. De verwarring werd nog vergroot doordat een van de onderzoekers van het Ardi-team, ondanks zijn bonobo-achtige naam Owen Lovejoy, concludeerde dat Ardi’s uiterlijk te veel afweek om van een chimpanseeachtige voorouder af te kunnen stammen. Ardi’s minder vooruitstekende kaak en relatief kleine, stompe tanden onderscheidden haar duidelijk van de chimpansee mannen, die lange, scherpe hoektanden bezitten.
Maar wat als we niet afstammen van een woeste chimpanseeachtige voorouder, maar van een veel meer empathische bonoboachtige aap? De lichaamsverhoudingen van de bonobo – zijn lange benen en smalle schouders, zelfs zijn grijpende voeten – lijken goed te passen bij de beschrijvingen van Ardi, evenals zijn relatief kleine hoektanden. Waarom heeft men de bonobo over het hoofd gezien? Wat als de chimpansee, in plaats van een voorouderlijk prototype, in feite een gewelddadige uitzondering is in een verder vredelievende afstammingslijn? Ardi vertelt ons wel iets, en er mag best verschil van mening zijn over wat zij ons te vertellen heeft, maar waarom hoor je altijd oorlogsgetrommel als je luistert naar evolutionaire scenario’s. Dit gaat zo al onafgebroken door sinds Konrad Lorenz en Robert Ardrey.
Bonobo’s worden consequent gemarginaliseerd. Recent onderzoek aan het genoom van mensen, chimpansees en bonobo’s heeft laten zien dat bonobo’s en chimpansees even ver van ons, dan wel even dicht bij ons staan. En toch wordt de bonobo in de meeste antropologie leerboeken alleen genoemd om aan te geven dat ze zo vriendelijk en charmant zijn, met daarna onmiddellijk de toevoeging hoe we hen verder buiten beschouwing kunnen laten. Zij worden gewoon niet serieus genomen. Zelfs hun bedreigde status wordt tegen hen gebruikt. Zo vroeg antropoloog Melvin Konner om meer aandacht voor chimpansees dan voor bonobo’s, door te stellen ‘dat chimpansees het veel beter hebben gedaan dan bonobo’s, die immers bijna zijn uitgestorven.’
In hun artikel in Nature trekken de auteurs de conclusie dat de gewelddadige chimpanseetrekken deel uitmaken van natuurlijk gedrag, en dus niet het gevolg zijn van menselijk ingrijpen. Die conclusie lijkt terecht. De tegenoverliggende hypothese, de zogenoemde inmengingshypothese, was wellicht logisch in de tijd dat Jane Goodall een bananenkamp voor haar apen creëerde, maar die tijd is voorbij. Het meeste bewijs voor gewelddadig gedrag van in het wild levende mensapen komt van chimpanseegroepen die nooit enig extra voedsel kregen van mensen.
Zelf ben ik ook vaak genoeg getuige geweest van de agressie van chimpansees, om te begrijpen dat zij ook zonder inmenging van de mens prima in staat zijn om elkaar het leven zuur te maken. Ik wil dan ook niet betwisten dat zij die agressie gebruiken om dominantie in de groep te verwerven of om hun territorium uit te breiden. Nee, waar ik op wil hameren is de exclusieve focus op slechts één apensoort en slechts één geslacht en op de zeer speculatieve aard van de claim dat we voortdurend in oorlog zijn vanaf het moment dat de mensapen en de mens in de evolutie uit elkaar zijn gegaan.

Ofschoon er archeologische vondsten zijn die wijzen op individuele doodslag die honderdduizenden jaren teruggaat, is er tegelijkertijd ook geen bewijs voor systematische oorlogsvoering in de periode voor de landbouwrevolutie van circa twaalfduizend jaar geleden. Er zijn gewoon geen harde gegevens waaruit blijkt dat oorlogsvoering voor die tijd op grote schaal geschiedde.
Er is wel ruimte voor een ander scenario. Stel eens dat we afstammen van vredelievende apen die zich aan de grenzen van hun territorium zonder geweld met elkaar vermengden, zoals wilde bonobo’s dat tegenwoordig ook doen. In plaats van met elkaar te vechten, hebben zij seks en soigneren zij elkaar. Als we uitgaan van de Ardipithecus als een verre voorouder van de mens, dan lijkt het er op dat wij in ieder geval anatomisch meer verwant zijn aan bonobo’s dan aan chimpansees. Onze voorouders ontwikkelden misschien pas later meer agressie en territoriumgedrag, dat uiteindelijk culmineerde in een territoriale strijd op het moment dat wij boer werden en land en een veestapel gingen bezitten. Dat was immers een min of meer logische reden om oorlog te voeren.
Ondertussen ontwikkelde zich aan een zijtak van de stamboom de chimpansee, die ook agressiever werd, mogelijk door een hogere populatiedichtheid en strijd om voedsel en territorium, zoals de mensen die ook door de landbouw leerden kennen. Maar dat gedrag leek nooit op oorlogsvoering, zoals we die bij de mens kennen. Er zijn bij chimpansees nooit georganiseerde legergevechten waargenomen. Het waren eerder ongeorganiseerde opportunistische overvallen. Dat maakt de vergelijking met oorlogsvoering problematisch. Het bovenstaande scenario is met de huidige kennis net zo plausibel en in overeenstemming met onze geschiedenis en prehistorie, als het bloedige scenario dat telkens terugkeert in de krantenkoppen.
Onbevooroordeeld
In de zuivere wetenschap zouden alle mogelijkheden onbevooroordeeld moeten worden overwogen. Dit betekent dat je rekening moet houden met het vrouwelijk chimpansee-perspectief – vrouwelijke voortplanting, samenwerking, competitie, en zorg voor nakomelingen — als ook met de make-love-not-war-bonobo. Deze vredelievende aap brengt sommige wetenschappers wellicht in verlegenheid zoals hippies dat in de jaren zestig deden met hun ouders, maar het is belangrijk dat wij voor een zuivere vergelijking alle vier de kwadranten in ogenschouw nemen en ons niet beperken tot slechts één van de vier.