Volgens de oud-president van de VS Ronald Reagan is een econoom ‘iemand die iets ziet gebeuren en zich afvraagt of dat ook zo werkt in de economische theorie’. Vaak vinden economen pas achteraf een verklaring voor marktgedrag waarvan iedereen al aanvoelde hoe het zat. In het geval van de optieprijsformule liep de theorie echter voor op de praktijk. Economen hadden al jaren gestoeid met de vraag hoe je de prijs van een optie bepaalt, toen Black, Merton en Scholles in 1973 de formule bedachten waarvoor zij later de Nobelprijs kregen. De wiskundig zeer ingewikkelde formule bleek zo goed dat deze toch al snel werd toegepast door handelaren.
Opties zijn van alle dag, maar worden niet altijd herkend. Filmmaatschappijen kopen bijvoorbeeld vaker het recht om een boek te verfilmen dan ze dat recht ook uitoefenen. Mocht er voor een bepaald soort films ineens belangstelling ontstaan, dan kunnen de filmstudio’s daar snel aan voldoen. Mocht een dergelijke rage zich niet voordoen, dan laten zij de optie tot verfilmen onbenut. Wel hebben ze dan al betaald voor de rechten.
De bekendste financiële opties zijn puts en calls die op de optiebeurs worden verhandeld. Een call op een aandeel geeft het recht maar niet de plicht om het aandeel tegen een vooraf bepaalde prijs, de zogenoemde uitoefenprijs, in de toekomst te kopen. Een calloptie krijgt pas waarde (we zeggen de call is ‘in the money’) als de aandelenprijs uitstijgt boven de vooraf afgesproken uitoefenprijs. Want dan is de aankoop goedkoper dan de marktprijs. Een put daarentegen geeft het mogelijkheid om tegen de vooraf bepaalde uitoefenprijs te verkopen. Het verkopen van een optie heet het schrijven van een optie.
Bij een calloptie op een aandeel wordt meer risico genomen dan bij een pure belegging in het aandeel, terwijl een put het risico juist afneemt. Een call is niets anders dan een belegging in een aandeel waarbij er tegen een vaste rentevoet wordt bijgeleend om nog meer in het aandeel te kunnen investeren. De lening geeft een hefboomwerking. Stijgende aandelenkoersen leveren zo meer op dan als alleen met eigen geld wordt belegd, terwijl een daling een groter verlies geeft. De lening moet immers ook nog worden afgelost.
De bruto marktwaarde van alle uitstaande optiecontracten bedroeg vorig jaar bijna twee keer het bruto nationaal product van de VS. Een relatief klein deel wordt verhandeld via openbare beurzen, zoals de Amsterdamse optiebeurs. De Amsterdamse optiebeurs was de eerste in Europa en heeft een grote rol gespeeld. Dit kwam mede doordat in Duitsland opties aanvankelijk waren verboden, omdat ze werden gezien als een puur kansspel. En vanwege het hefboomeffect zijn opties inderdaad risicovoller dan aandelen.
Hoe groter de onzekerheid is omtrent de toekomstige aandelenkoers, des te hoger is de prijs van een call, omdat dan de kans stijgt dat de aandelenprijs ver boven de uitoefenprijs zal eindigen. Evenzo geldt dat hoe hoger de uitoefenprijs, des te lager is de prijs van een call. Daarnaast spelen de looptijd en de rentestand een belangrijke rol in de prijsbepaling. Het verwachte rendement van een call neemt toe met de onzekerheid en de hoogte van de uitoefenprijs.
Het principe van een putoptie kan worden gebruikt om het risico van een aandelenportefeuille af te bouwen zonder de put te kopen, door aandelen te verkopen en obligaties te kopen. In 1987 leidde deze microstrategie tot een macro-beurskrach waarbij de aandelenkoersen op één ochtend met 20 procent onderuitgingen. Toen het marktrisico steeg, wilden alle beleggers tegelijk aandelen verkopen. Maar er waren geen kopers. De optieformule hield met zo’n extreme gebeurtenis geen rekening.
Prof. dr. Casper G. de Vries is verbonden aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam.