Hoe komt het dat we ons het lot van anderen aantrekken, zelfs als we deze personen niet kennen? Waarom helpen we anderen zonder dat we er zelf onmiddellijk iets aan hebben?
Een menselijke eigenschap is dat we ons kunnen verplaatsen in andere mensen en daarmee ook kunnen meevoelen met het lief en leed van anderen. Hierdoor zijn we bereid tot prosociaal gedrag: iets voor een ander doen zonder er zelf direct voordeel bij te hebben. Evolutionair gezien heeft de ontwikkeling van deze eigenschappen – het perspectief van een ander kunnen innemen en het empathisch vermogen – waarschijnlijk een belangrijke bijdrage geleverd aan de overleving van de mens. Interessant is dat er binnen een mensenleven ook een ontwikkeling te zien is van beide eigenschappen. Een soort mini-evolutie dus.
In het laboratorium onderzoeken we hoe mensen denken over eerlijkheid en wederkerigheid door deelnemers aan ons onderzoek een verdeelspel voor te leggen waarbij ze geld kunnen verdienen. Bij het klassieke Ultimatum Game zijn twee personen betrokken, een verdeler en een ontvanger. De verdeler mag tien munten verdelen, en beslissen wat hij zelf wil houden en wat hij aan de ander wil geven. Maar er zit een addertje onder het gras: de ontvanger mag beslissen of de verdeling wordt geaccepteerd. Als de ontvanger akkoord is, worden de munten verdeeld zoals voorgesteld. Als de ontvanger niet akkoord is, krijgen beide deelnemers niets.

Als dit spel wordt aangeboden aan kinderen van 3 jaar, blijkt dat zij alles accepteren wat wordt aangeboden, of dit nu een gelijk verdeeld aanbod is of niet. Rond de leeftijd van 7-8 jaar komt er een omslag en gaan kinderen veel belang hechten aan eerlijkheid. Zij willen alleen een aanbod accepteren als er sprake is van een gelijke verdeling. Anderzijds hebben zij geen moeite om met een ongelijke verdeling in hun eigen voordeel de deur uit te lopen. Het lijkt erop dat kinderen op deze leeftijd nog niet in staat zijn om het perspectief van de ander in te nemen.
Dat vermogen ontwikkelt zich pas in de adolescentie. Adolescenten begrijpen dat er soms iets voor te zeggen is om de verdeler iets meer te gunnen. Erg scheve verdelingen worden echter nog altijd geweigerd. Ook in de volwassenheid hechten we nog veel waarde aan eerlijkheid.
Waar komt dit gevoel van eerlijkheid dan vandaan? Tegenwoordig kunnen we met hersenscans onderzoeken naar welke hersengebieden zuurstofrijk bloed stroomt als iemand een verdeelspel speelt. Beloningsgebieden in de hersenen (zoals het ventrale striatum) worden actief bij een gelijke verdeling (een gezamenlijke opbrengst). Gebieden die met aversie of walging worden geassocieerd (zoals de insula), worden actief bij een ongelijke verdeling. Als deelnemers moeten nadenken over de alternatieven van de verdeler, worden de ‘sociale’ hersengebieden actief. Deze hersengebieden zijn belangrijk voor het zich verplaatsen in anderen.

Hier zit meteen het belangrijke nieuwe inzicht. In de kindertijd en adolescentie zijn de hersengebieden nog in ontwikkeling. De hersengebieden ontwikkelen zich bovendien in een verschillend tempo. Blijkbaar is de ontwikkeling van de hersenen een belangrijke voorwaarde voor het begrijpen van intenties van anderen.
Maar waarom werken onze hersenen zo? Waarom groeien we op tot sociale en empathische mensen? Wat heeft dit voor voordelen? Evolutieverklaringen zoeken het antwoord vooral in het belang van stabiele sociale groepen voor de overleving van de soort. Voor het vormen van dergelijke kleine gemeenschappen zijn altruïsme en prosociaal gedrag van groot belang. Mensen vertonen vaak meer prosociaal gedrag in kleine groepen en ten opzichte van mensen die ze goed kennen. Uiteraard worden gevoelens van eerlijkheid en rechtvaardigheid voor een belangrijk deel gestuurd door de ervaringen die je opdoet, welke weer invloed hebben op de zich ontwikkelende hersenen, net zoals de evolutie ook ontstaat door een interactie tussen individu en omgeving.
Eveline Crone is hoogleraar ontwikkelingspsychologie en Eric van Dijk hoogleraar sociale psychologie, beiden aan de Universiteit Leiden.