
Iemand die zichzelf doodt, wil daarmee iets bereiken. Hij tracht te ontsnappen aan martelende eenzaamheid, aan depressies, aan een ondraaglijk toekomstperspectief, aan honger of armoede, aan gezichtsverlies, aan schuldbesef, of aan ondraaglijke pijnen; de betrokkene is wellicht klaar met leven of wil herenigd worden met een overleden dierbare. De dood is derhalve niet het doel van zelfdoding. De dood ontleent zijn betekenis aan het niet meer willen doorleven, aan het stoppen van het bewustzijn. Men ziet geen andere mogelijkheid meer dan door het doden van het eigen lichaam.
In tegenstelling tot wat velen denken is suïcide (zelfdoding) slechts zelden weloverwogen. De zogenoemde balanssuïcide komt maar sporadisch voor. Het gaat vaak om impulsieve daden, ingegeven door emotionele ontreddering en de wanhoop van het moment, en om controleverlies. Het tijdsverloop tussen het plan om suïcide te plegen en de uitvoering ervan kan kort zijn, soms enkele minuten.
Evenmin is suïcide voor de betrokkenen een vrije keuze. Veel mensen die suïcide plegen, zijn depressief, of angstig en depressief, of verslaafd en depressief, of lijden aan andere psychiatrische aandoeningen die de toekomstverwachtingen ernstig inperken of vertekenen. Door suïcide te plegen beschermt men zich tegen een ‘ondraaglijke’ toekomst. Men oefent op deze manier zijn zelfbeschikkingsrecht uit, lijkt het. Maar de vraag is in hoeverre de depressieve patiënt in staat is zijn wil naar behoren te bepalen. Soms moet hij tegen zichzelf in bescherming worden genomen.

De uitvoering van suïcide is sterk cultureel bepaald. In Nederland plegen bijna geen mensen suïcide door het gebruik van vuurwapens, nog geen 4 procent. In de VS is dat meer dan 50 procent. De meest gebruikte methode is verhanging: bijna de helft van de mannen en eenderde van de vrouwen past verhanging toe. Vrouwen gebruiken vaker medicijnen.
Het aantal suïcides in Nederland schommelt de laatste tien jaar rond de 1.500 per jaar. Het aantal suïcidepogingen dat wordt behandeld in ziekenhuizen, is ongeveer tien maal zo groot: 14- tot 15 duizend per jaar. Meer mannen dan vrouwen komen door suïcide om het leven, in de verhouding 2:1. Bij de suïcidepogingen is dat precies andersom. Suïcide is meer iets voor oudere mannen, suïcidepogingen betreffen vaker jonge vrouwen en meisjes. Dat maakt al meteen duidelijk dat een suïcidepoging niet hetzelfde is als een mislukte suïcide.
Nederland heeft een laag suïcidecijfer, vergeleken met de meeste andere Europese landen. Ook zijn er regionale verschillen in Nederland. Gedurende een groot deel van de 20ste eeuw kwam suïcide naar verhouding weinig voor in de katholieke provincies, betrekkelijk vaak in de vrijzinnig protestantse landsdelen en weer vrij weinig in de orthodox-protestantse landsdelen. Volgens de belangrijkste sociologische benadering, van Durkheim (1858-1917), reflecteert het lage suïcidecijfer van Nederland een stevige sociale, culturele en economische stabiliteit.

Onder de oudere leeftijdsgroepen is het aantal suïcides de laatste 25 jaar gehalveerd. Dat is toe te schrijven aan de sterk verbeterde levensomstandigheden van ouderen en aan de kwaliteit van de gezondheidszorg, met name waar het gaat om de herkenning en behandeling van depressie.
Behandeling van suïcidaliteit omvat een keten van stapsgewijze, steeds intensievere behandelingen, al naar gelang de ernst van de depressieve of andere aandoeningen, en de ernst van het suïcidale verlangen. Telefonische hulpdiensten (Sensoor), internetdiensten (www.113Online.nl) en huisartsen hebben aan het begin van de keten een belangrijke rol om suïciderisico te herkennen en de betrokkene te verwijzen naar de geestelijke gezondheidszorg. Daar kan door zowel farmacotherapie als gesprekstherapie de suïcidaliteit worden behandeld. De gezondheidszorg kan het vraagstuk niet alleen aan. Preventie van suïcide is ook een taak van de politiek, het onderwijs, het bedrijfsleven, een taak van Pro Rail en de NS, en een taak van familieleden en vrienden om dierbaren te helpen geen suïcide te plegen.
Ad Kerkhof is hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.