Je leest:

Fobie te lijf bij vaginisme

Fobie te lijf bij vaginisme

Auteur: | 18 december 2008

Vrouwen met vaginisme kunnen geen geslachtsgemeenschap hebben. Ook andere dingen, zoals vingers en tampons, willen vaak niet naar binnen. Psychologen van het LUMC en het Academisch Ziekenhuis Maastricht ontwikkelden een behandeling waarbij patiënten onder begeleiding wennen aan het zelf inbrengen van objecten in de vagina.

Geen geslachtsgemeenschap kunnen hebben terwijl je het wél wilt. Voor vrouwen met vaginisme is dit de soms levenslange realiteit. Dr. Moniek ter Kuile (Gynaecologie-Seksuologie) probeert deze vrouwen te helpen. “We zijn in 2000 begonnen met onderzoek naar de behandeling van primair vaginisme: als geslachtsgemeenschap nog nooit gelukt is, ook al wil een vrouw dat graag”, legt Ter Kuile uit. Bij secundair vaginisme ontstaan de problemen nadat vrouwen eerder wél geslachtsgemeenschap konden hebben.

Nare ervaringen

Vrouwen met vaginisme kunnen geen dingen in hun vagina binnenlaten. Meestal vormt niet alleen de penis een probleem, maar kan de vrouw ook geen tampon of vinger bij zichzelf inbrengen. Fysieke oorzaken zijn er zeer zelden. Meestal sluit de vagina zich doordat de vrouw zelf haar bekkenbodemspieren onbewust aanspant. Soms alleen al bij de gedáchte aan geslachtsgemeenschap. Waarom de vrouwen hun spieren aanspannen, is onbekend. “Seksueel misbruik wordt vaak genoemd, maar dat zien wij niet terug”, zegt Ter Kuile. “Wat wel mee kan spelen is een sterk religieuze achtergrond waarin seks ‘slecht’ was, of nare ervaringen als kind met bijvoorbeeld zetpillen of plasproblemen.” Pogingen tot geslachtsgemeenschap zijn vaak pijnlijk, waardoor het probleem alleen maar verergert.

Vrouwen met vaginisme kunnen geen objecten in hun vagina binnenlaten, zelfs niet wanneer zij dat zelf wel willen.

De standaardbehandeling bestaat uit cognitieve gedragstherapie. “Die kan plaatsvinden in een groep of door zelfstudie. Vrouwen moeten tijdens de behandeling thuis oefenen met het inbrengen van vingers en andere objecten in hun vagina.” In vakbladen zijn juichende verhalen verschenen over het succes van die therapie, maar dat was helaas niet de Nederlandse ervaring. Ter Kuile onderzocht daarom samen met onderzoekers van het Academisch Ziekenhuis Maastricht het effect van cognitieve gedragstherapie bij 117 vrouwen. De resultaten waren teleurstellend: direct na de behandeling kon 14 procent van de vrouwen gemeenschap hebben, na een jaar 20 procent.

Inbrengfobie

“We vroegen ons af waarom het bij deze vrouwen niet werkte. Al snel bleek dat velen de oefeningen thuis niet uitvoerden. Ze vonden telkens excuses om het uit te stellen: te druk of te moe, ongesteldheid, enzovoort. Ze zagen er gewoonweg huizenhoog tegenop.” Dat bracht de onderzoekers op een idee: misschien ging het hier niet om een seksuologisch probleem, maar om een fobie voor het toelaten van een object in het lichaam. “Een extra aanwijzing hiervoor is dat één op drie patiënten voor het eerst problemen ervaart als het niet lukt om een tampon in te brengen – dat is niets seksueels”, aldus Ter Kuile. “We besloten daarom de behandeling aan te passen. Fobieën kun je het beste bestrijden met stapsgewijze exposure: de patiënt telkens een beetje méér laten ervaren van wat haar bang maakt, zodat ze leert dat die angst onterecht is en ze juist positieve ervaring opbouwt.”

In de praktijk betekent dit dat de patiënte onder begeleiding van een psycholoog oefent met het inbrengen van bijvoorbeeld vingers in de vagina, met gebruik van glijmiddel. “Het helpt als vrouwen zien dat het wél past, dat het geen pijn doet en dat er niets kapot gaat. Van één vinger gaan ze naar twee, drie en vier vingers, tot ze een omvang bereiken die groter is dan de omtrek van de penis van hun partner. Die moeten ze thuis ook opmeten.” In het LUMC begeleiden drie vrouwelijke psychologen de oefeningen. “Wij raken zelf de vrouw niet aan, we coachen alleen.” Vooraf voerde een gynaecoloog overigens wel een lichamelijk onderzoek uit om mogelijke lichamelijke oorzaken uit te sluiten. De studie was alleen open voor vrouwen met een vaste partner, en deze moest ook aanwezig zijn bij de begeleide oefeningen en thuis meedoen met oefeningen.

Negen van de tien vrouwen die aan het onderzoek deelnamen, konden binnen drie weken geslachtsgemeenschap hebben. Of de vrouwen hier ook daadwerkelijk plezier aan beleven, is onbekend.

Seks binnen een week

De therapie bleek een daverend succes: van de tien vrouwen die haar volgden, konden er negen binnen drie weken geslachtsgemeenschap hebben: een succespercentage van 90 procent. Bij vijf vrouwen lukte het zelfs binnen een week. “Of de vrouwen nu ook echt plezier beleven aan de gemeenschap, weten we niet.” Binnenkort zullen de resultaten van de studie met tien vrouwen gepubliceerd worden in de Journal of Consulting in Clinical Psychology. Ter Kuile is nu bezig met een vervolgstudie met uiteindelijk zeventig patiënten. “Internationaal is er veel belangstelling voor wat we hier doen; deze therapie is een doorbraak in de behandeling van deze ‘lastige’ klacht.”

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).
© Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 18 december 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.