Twaalf mensen is niet veel, en zeker niet voldoende voor een representatief onderzoek naar zo’n radicale groepering. Maar dat is volgens onderzoekers Ineke van der Valk en Willem Wagenaar van de Anne Frank Stichting ook niet de bedoeling. Met hun rapportage In en uit extreemrechts willen ze vertellen hoe individuele personen in het radicale extreemrechtse circuit terechtkwamen. En vooral hoe ze er weer uit ontsnapten.

Gabberscene
Wat gelijk opvalt in het onderzoek is dat de extreemrechtse ideologie (rassenhaat, antisemitisme), radicale moorden zoals die op Fortuyn en Van Gogh en verkettering door overheid en maatschappij niet zo’n grote rol spelen voor jongeren bij het toetreden tot een extreemrechtse organisatie. Het is vooral de behoefte aan spanning, avontuur en gelijkgestemde vrienden die ze daartoe beweegt.
Enkele geïnterviewden zeiden: “Omdat ik nooit ergens bij hoorde, ik was altijd al anders en mensen vonden me raar”. En: “Mijn oude vrienden waren veel te saai, dus die was ik al kwijt”. Ze kwamen uiteindelijk via internetfora, wervingen of scenes, zoals de gabberscene en de NSBM-scene (National Socialist Black Metal), in aanraking met extreemrechts.

Van daaruit speelt geweld een grote rol in de verdere radicalisering, zowel binnen de eigen organisatie als erbuiten. Volgens Wagenaar en Van der Valk werkt geweld aantrekkelijk omdat het spannend is en status geeft. Ook lokt geweld van linkse activisten en allochtone jongeren verdere geweldpleging uit. Zo komen de jongeren vanzelf in een geweldsspiraal terecht. Volgens de onderzoekers komt dit ook doordat geweld goed past bij de zucht naar spanning en avontuur die hoort bij puberen en volwassen worden.
Net zoals volwassenwording een grote rol speelt bij de toetreding tot het circuit, zo speelt persoonlijke groei ook een rol bij de uittreding. De kick van ‘doen wat niet mag’ neemt af en er is behoefte aan een meer conventioneel, regulier sociaal geïntegreerd bestaan met een partner. Ook blijken de nieuwe vrienden minder betrouwbaar dan eerst gedacht. Tenslotte komen de jongeren erachter dat de ideologie niet klopt met de realiteit. Zo raken ze teleurgesteld in de groep.
Opvallend is dat geweld vanuit de eigen organisatie geen grote rol speelt bij het uittreden. Geweldpleging lijkt na enkele jaren acceptabel geworden.
Ex-radicalen
Wagenaar en Van der Valk concluderen verder dat als iemand uit een extreemrechtse radicale organisatie wil stappen, zijn sociale omgeving voor hem klaar moet staan. Jongeren die geen binding meer hebben met extreemrechts blijven soms toch hangen omdat ze geen vrienden buiten het circuit hebben. De onderzoekers adviseren dan ook dat onderwijs, jeugdzorg en maatschappelijk werk meer steun en hulp moeten bieden bij het verlaten van een extremistische organisatie. Zelfs in omgevingen die hiervoor bedoeld zijn, zoals de gevangenis, gebeurt dit nog te weinig.

Ex-radicalen die uit het circuit gestapt zijn, kunnen hierin een belangrijke bijdrage leveren. Zowel in de beginfase (voor de toetreding tot extreemrechts) als bij de uittreding is begeleiding van iemand die het allemaal al heeft meegemaakt van onschatbare waarde. Hulp is volgens de onderzoekers het meest effectief als het in de eigen, directe omgeving wordt aangeboden, en dan het liefst van een ervaringsdeskundige.