Je leest:

Evoluerende fluittalen

Evoluerende fluittalen

Het ontstaan van taal experimenteel onderzocht

Auteur: | 20 oktober 2011

Hoe klonk de eerste pratende oermens? En wat drijft de evolutie van taal? Bij taalevolutie denk je misschien aan biologische evolutie. Hoe het brein steeds beter is geworden in het verwerken van taal en hoe de sprekende mens genetisch verschilt van de niet-sprekende aap. Uit onderzoek blijkt dat niet alleen deze biologische veranderingen een rol spelen bij taalevolutie, maar dat ook culturele evolutie erg belangrijk is.

Proefpersoon tijdens experiment in de studio.
Tessa Verhoef voor NEMO Kennislink

Culturele evolutie verwijst naar de evolutie van de taal zelf. Talen worden cultureel doorgegeven van de ene generatie op de andere en dit proces vormt de taal zich. In het wetenschappelijke veld van de taalevolutie is het sinds kort populair om culturele evolutie te onderzoeken in het laboratorium. Het ontstaan van structuur in spraakgeluiden wordt op deze manier aan de Universiteit van Amsterdam nagebootst in een experiment. De gefloten speelgoedtalen die in dit experiment ontstaan hebben veel gemeen met echte gesproken talen.

Doorfluistertje

Kun je je nog herinneren dat je vroeger op school het spel ‘doorfluistertje’ speelde? Eén van je klasgenoten bedacht een bericht en fluisterde dat in het oor van de persoon naast zich. Die persoon fluisterde het vervolgens weer door aan degene ernaast en zo verder totdat het bericht de hele kring rond was geweest. De laatste persoon zei vervolgens hardop wat er werd doorgefluisterd. Meestal was dit heel wat anders dan het oorspronkelijke bericht, met vaak hilarische vervormingen.

Dit spel is eigenlijk een minuscule illustratie van de manier waarop taal wordt doorgegeven. Zoals je bij doorfluisteren vaak iets anders denkt te horen dan er is gezegd, verloopt de overdracht van taal ook niet vlekkeloos. Kinderen krijgen in hun jeugd een beperkte hoeveelheid taalvormen te horen. Op basis daarvan maken ze hun eigen taalregels en passen die toe op hun eigen taalgebruik. Van de ene generatie op de andere zullen de veranderingen die er op die manier insluipen niet heel groot zijn. Wel kan het resultaat na meerdere herhalingen aanzienlijk anders zijn, net zoals bij doorfluistertje.

Het brein vormt de taal

Tot voor kort dachten de meeste taalwetenschappers dat mensen geboren worden met speciale hersengebieden die zorgen voor de verwerking van taal. Hoe kunnen we anders verklaren dat kinderen in staat zijn taal te leren terwijl ze maar een beperkt taalaanbod krijgen? Recente onderzoeken onder leiding van professor Simon Kirby aan de Universiteit van Edinburgh wijzen op een andere mogelijkheid. Niet het brein heeft zich aangepast aan taal, maar de taal heeft zich aangepast aan het brein.

Taalevolutie is een geleidelijke ontwikkeling en aanpassing. Er is in wezen voortdurend een selectieprocedure aan de gang. Daarbij worden alleen de taalconstructies die makkelijk te leren zijn doorgegeven aan de volgende generatie taalleerders. Wat niet kan worden geleerd zal immers ook niet worden geproduceerd. Net zoals de onverstaanbare delen van het fluisterbericht niet op de juiste manier worden doorgefluisterd. Volgens Kirby kan dit proces ervoor zorgen dat talen steeds leerbaarder worden en zich zo steeds beter ‘aanpassen’ aan ons brein.

Culturele evolutie

Niet alleen levert culturele evolutie talen op die leerbaar zijn. Talen krijgen ook steeds meer structuur wanneer ze over meerdere generaties worden geleerd en doorgegeven. Wanneer een taal structuur heeft, dan kan de gebruiker van deze taal generalisaties doen.

Generalisatie voorbeeld.
Tessa Verhoef voor NEMO Kennislink

Stel je een speelgoedtaal voor, waarin het woord voor een geel vierkant ‘lu-ga’ is. Het woord voor een rood vierkant is ‘mi-ga’ en dat voor een gele cirkel ‘lu-bo’. Wat is dan het woord voor een rode cirkel? Als je generalisatie zou gebruiken dan zou je zeggen: ‘mi-bo’. Uit de voorbeelden kun je namelijk afleiden dat ‘ga’ iets zegt over de vierkante vorm, ‘lu’ iets zegt over de gele kleur, ‘bo’ verwijst naar de ronde vorm en ‘mi’ naar de rode kleur.

De psychologie beschrijft overgeneralisatie als een veel voorkomend denkpatroon bij mensen. Het blijkt dus dat mensen erg graag generaliseren en dat ze soms zelfs voorbeelden negeren als deze niet passen binnen de ontdekte regel.

De structuur in taal kan er voor zorgen dat we woorden of uitingen al kunnen raden zonder dat we ze ooit eerder hebben geleerd. Het maakt de taal voorspelbaar. En dus leerbaarder. Een taalleerder hoeft niet alle voorbeelden te leren om toch een goede spreker te zijn. Dit komt doordat de structuur van de taal door culturele evolutie steeds beter aansluit bij de verwachting van de leerder. Dit principe hebben ze aan de Universiteit van Edinburgh al succesvol gesimuleerd met computermodellen en experimenten met proefpersonen.

Evoluerende fluittalen

In samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Edinburgh wordt er aan de Universiteit van Amsterdam gewerkt aan een nieuw experiment. Dit experiment heeft als doel om het ontstaan van structuur in spraak te onderzoeken. Hoe kun je nu met proefpersonen die al een taal spreken het ontstaan van dit type structuur bestuderen?

Daar hebben de onderzoekers iets op bedacht. Ze lieten mensen geen bestaande gesproken talen leren, maar verzonnen fluittalen. De proefpersonen moesten met een trekfluit fluitsignalen imiteren en onthouden. Daarna moesten ze alle geluiden nog eens produceren. Dit ging niet foutloos omdat ze eigenlijk net niet genoeg tijd kregen om alle geluiden helemaal perfect te kunnen onthouden. De volgende persoon in het experiment kreeg dan de producties van de voorgaande persoon te leren. Op deze manier werd een ‘ketting’ van leerders gecreëerd.

De onderzoekers vergeleken de producties van een proefpersoon met die van de persoon ervoor. Ze ontdekten dat de signalen later in de ketting steeds beter werden gereproduceerd. Met andere woorden: de fluittalen werden inderdaad leerbaarder. Ook vergeleken ze de producties van de laatste persoon in de ketting met de set geluiden die de eerste persoon moest leren. In dit geval zagen ze dat er geleidelijk structuur was ontstaan in de fluittaal. Deze structuur is vergelijkbaar met de structuur die aanwezig is in de uitspraak van gesproken talen.

Dit soort experimenten laat zien dat regelmatigheden in taal kunnen ontstaan doordat de taal van generatie tot generatie wordt doorgegeven. De taal ondergaat hierbij een selectieprocedure waarbij alleen leerbare structuren ‘overleven’. Op deze manier zorgt de evolutie van taal ervoor dat de taal zich aanpast aan het brein.

Bronnen:

  • Kirby, S., Cornish, H., Smith, K. (2008). Cumulative cultural evolution in the laboratory: An experimental approach to the origins of structure in human language. Proceedings of the National Academy of Sciences, 105(31), 10681-10686.
  • Verhoef, T., Kirby, S. & Padden, C. (2011). Cultural emergence of combinatorial structure in an artificial whistled language. In L. Carlson, C. Hölscher & T. Shipley (Eds.), Proceedings of the 33rd Annual Conference of the Cognitive Science Society (pp. 483-488). Austin, TX: Cognitive Science Society.
  • Verhoef, T. & Boer, B.G. de (2011). Cultural emergence of feature economy in an artificial whistled language. In E. Zee & W. Lee (Eds.), Proceedings of the 17th International Congress of Phonetic Sciences (pp. 2066-2069). Hong Kong: City University of Hong Kong.
Dit artikel is een publicatie van Kennislink (correspondentennetwerk).
© Kennislink (correspondentennetwerk), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 20 oktober 2011
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.