Je leest:

Europeanen sceptisch over één groot Europa

Europeanen sceptisch over één groot Europa

Auteur: | 12 december 2008

Sinds het ‘nee’ tegen de Europese Grondwet weten we dat Nederlanders niet warmlopen voor Europese eenwording. Maar zelfs ‘Europeanen’, mensen die via hun werk, studie of de liefde persoonlijk in aanraking komen met Europa, zien eenwording eigenlijk helemaal niet zitten. Dit zou ten koste gaan van de diversiteit. Dat concludeert journalist en communicatiewetenschapper Lindemarie Sneep in het pas verschenen boek “Altijd ver weg? De moeizame relatie tussen burgers en de Europese Unie”.

De relaxte instelling van Fransen, de siësta van de Spanjaarden en de directheid van Nederlanders moeten blijven bestaan. De grote verschillen maken het onmogelijk om een solide eenheid te vormen van Europese landen en hun inwoners. Alleen op economisch gebied mag de samenwerking tussen de EU-landen uitgebreid worden. Want qua economie levert de solide Europese markt voordelen op voor alle lidstaten.

Dit is de opvatting van de Europeanen die ik sprak voor mijn afstudeerscriptie. Hiervoor interviewde ik veertien Nederlandse Europeanen over hun ervaringen en kijk op de Europese Unie. “Europeanen” zijn mensen die in een ander Europees land hebben gewoond, gewerkt of gestudeerd of er de liefde van hun leven hebben gevonden. Zij hebben niet alleen een persoonlijke band met een ander Europees land, maar plukken ook de vruchten van de Europese Unie. Dankzij Brussel kunnen ze immers zonder veel gedoe in Milaan, Stockholm of Warschau wonen. Je zou dan ook verwachten dat deze groep positief is over Europese eenwording. Maar dat blijkt niet zo te zijn. Europeanen zijn net zo sceptisch over de EU als andere Nederlandse burgers.

De siësta van de Spanjaarden moet blijven bestaan, vinden Europeanen.

Verloren identiteit

In plaats van de grondwet wil de Europese Commissie een verdrag invoeren om de wet- en regelgeving voor lidstaten deels gelijk te trekken. Samenwerking en dezelfde regels zijn op sommige vlakken zoals economie, milieu, landbouw en justitiële zaken wenselijk. Maar als de lidstaten ook op het gebied van sociale zaken en onderwijs steeds meer naar elkaar toegroeien, blijft er dan nog wel iets over van de identiteit van een land? Het merendeel van de geïnterviewden vreest dan voor de eigen cultuur, hoewel eentje het allemaal een stuk positiever ziet: “Ik ben absoluut niet bang dat er bij meer integratie nationaliteiten verloren gaan of culturen minder worden. Je kunt gewoon je eigen identiteit behouden binnen een groter geheel en ik denk dat dat alleen maar goed is. De EU is te groot om allemaal hetzelfde te worden.”

Dat dit vraagstuk gevoelig ligt, blijkt uit de complexiteit waarmee het verdrag tot stand is gekomen en nog erger, hoe moeizaam het door alle betrokken landen goedgekeurd wordt. De Europese burger is (nog) niet toe aan meer eenwording als dat niet noodzakelijk is. Dat is opvallend, omdat de komst van de EU hen veel voordelen oplevert op het gebied van reizen, werken en handel. Burgers zijn zich er misschien niet van bewust in hoeverre hun continent al wordt gedomineerd door regels uit Brussel.

De vraag is of dit beeld voor alle burgers opgaat. Europeanen kijken wellicht positiever tegen integratie aan, omdat zij meer in aanraking zijn geweest met de EU door in andere lidstaten te werken, te wonen, te studeren of een relatie te hebben met een mede-Europeaan. Hierdoor hebben zij vermoedelijk een duidelijker beeld gekregen wat de EU betekent en wat dit voor eventuele gevolgen heeft op hun eigen leven. Met andere woorden: de unie is voor hen minder abstract en ongrijpbaar geworden.

Is je geliefde Italiaans? Dat betekent nog niet dat je automatisch positiever ten opzichte van de Europese Unie zult staan.

Te veel verschillen

Het opvallendste uit mijn onderzoek is dat de geïnterviewden vinden dat Europa momenteel geen eenheid is en ook niet moet worden. Dit geldt vooral op cultureel en politiek gebied, want er bestaan teveel verschillen. Zij koesteren de culturele diversiteit, omdat dit typerend is voor Europa. Zo zegt een respondent die in zijn werk contact heeft met andere landen: “Ik kan Europa niet helemaal als één geheel zien. Er zijn uiteindelijk heel veel verschillen tussen elk land, zelfs tussen Nederland en België. In smaak, in manier van doen en daar moeten we niet aan tornen.”

Op politiek terrein zien Europeanen alleen een eenheid in theorie. In de praktijk sluiten regels niet op elkaar aan, zijn landen het oneens over het gezamenlijke beleid en de besluitvorming verloopt als gevolg daarvan moeizaam. Bovendien veranderen de grenzen van Europa voortdurend en dan is het moeilijk een gemeenschappelijk gevoel te creëren. Een geïnterviewde maakt een vergelijking met de Verenigde Staten waar de grenzen al een paar honderd jaar vastliggen. “De mensen voelen zich daardoor verbonden met elkaar en zo is het één land geworden. In Europa veranderen de grenzen echter voortdurend en pas wanneer die voor langere tijd vastliggen, zou er wellicht een eenheid kunnen ontstaan”, meent hij.

Op het gebied van economische samenwerking is Europa op dit moment wel één geheel. Europeanen geven aan persoonlijke economische voordelen van de EU te ervaren zoals het kunnen betalen met de euro, in alle lidstaten kunnen werken en studeren en eenvoudiger kunnen handelen met deze landen. Dat maakt de unie een gewaardeerde economische grootmacht die zich in de toekomst nog verder kan ontwikkelen. De unie kan volgens de geïnterviewden bovendien een blok vormen tegen de rest van de wereld en dat is hard nodig met snelgroeiende economieën zoals China, India en Brazilië.

Juist mensen die in het buitenland hebben gewerkt en gewoond, kunnen meer inzicht hebben in de culturele diversiteit van Europa. Wie bijvoorbeeld zakendoet met Belgen, zal eerder worden gewezen op culturele verschillen.

Stereotypen

Hun Europa-ervaring leidt bij de geïnterviewden dus tot het beeld dat een eenheid niet mogelijk en wenselijk is. Daarnaast nemen ook hun interesse in, en betrokkenheid bij de EU niet toe. Want hoewel elke geïnterviewde Europeaan van mening is dat de unie belangrijke dingen doet, leidt dat niet automatisch tot positieve associaties. Sterker nog: velen komen ondanks hun positieve buitenlandervaringen met soortgelijke stereotypen als gewone burgers. Zo zou de EU bureaucratisch en geldverslindend zijn, wat tot uiting komt in een moloch van ambtenaren die een vet salaris ontvangen terwijl ze inefficiënt werken. Ook zijn er irritaties over de maandelijkse verhuizing van Brussel naar Straatsburg en het vele vertalen binnen de Europese Commissie. Over dit laatste zegt een geïnterviewde: “Iedereen mag gewoon in z’n eigen taal praten, dus er worden een stuk of acht, negen talen gebruikt. Stel dat een Kroaat spreekt, dan wordt het vertaald naar al die negen talen, maar vervolgens ook weer van die negen talen naar de taal van die Est of die Sloveen. Dat vind ik echt werkverschaffing: er zitten meer vertalers dan dat er mensen aan het woord zijn en dat lijkt me niet meer nodig in deze tijd.”

Net als gewone burgers geven ook de Europeanen aan dat ze weinig met de EU te maken hebben. Ondanks hun ervaringen met andere lidstaten worden zij niet aangezet tot het volgen van Europese politieke ontwikkelingen. Ze informeren zich weliswaar zijdelings via de nieuwsmedia, maar gaan nooit actief op zoek naar EU-informatie. Hoogstens houden zij het nieuws bij van het land waar ze een ervaring mee hebben, maar dat brengt de unie niet dichterbij.

Europeanen hebben dezelfde stereotypen als gewone burgers: de EU is bureaucratisch en geldverslindend.

Scepsis

Kortom, na hun Europa-ervaring oordelen de geïnterviewden vooral positief over Europa, maar niet zozeer over de EU. De meesten weten er bijna niets over te zeggen en anderen doen er onverschillig of negatief over. Slechts een enkeling is wel positief. Deze positieve ervaringen worden verklaard door hun werk of het feit dat ze ervaringen hebben opgedaan met verschillende lidstaten. In beide gevallen blijkt dit echter geen garantie voor meer interesse in de EU of een positieve houding: andere respondenten hadden dezelfde ervaringen (veel Europese contacten, in verschillende Europese landen gewoond), maar zagen de unie nog steeds als ver weg en irrelevant.

Moet de EU streven naar meer politieke en culturele eenwording? Dat lijkt zinloos. De burgers die daar immers het meest positief over zouden moeten zijn, de Europeanen, zijn sceptisch en negatief over eenwording. Tijdens hun Europa-ervaring ontdekten zij grote verschillen tussen landen. Het uitbreiden van economische samenwerking tussen de lidstaten wordt wél aangeraden, omdat de geïnterviewden merken dat dit voordelen oplevert op persoonlijk en maatschappelijk niveau. Pas als burgers direct met de EU te maken hebben, tonen ze meer interesse en betrokkenheid. Tot die tijd zullen weinigen moeite doen de unie beter te leren kennen. Zelfs de Europeanen niet.

Lindemarie Sneep is redacteur bij Erasmus Magazine. Zij volgde de Master Communicatiewetenschap en de Master Media & Journalistiek. Voor het recent verschenen boekAltijd ver weg? De moeizame relatie tussen burgers en de Europese Unie (onder redactie van Chris Aalberts) schreef zij het artikel ‘Europeanen: vol van Europa, maar niet van de EU’. Dit artikel is eerder gepubliceerd in ROest , Faculteitsblad van de Faculteit der Historie- en Kunstwetenschappen, Erasmus Universiteit Rotterdam (mei 2008).

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 12 december 2008
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.