In 2009 zijn er weer verkiezingen voor het Europees Parlement. Burgers mogen naar de stembus om te bepalen wie Nederland de komende jaren in Europa mag vertegenwoordigen. Om hun stem te kunnen bepalen hebben burgers informatie nodig over wat het Europees Parlement doet, welke voorstellen er door de verschillende parlementariërs zijn gedaan en wat hun plannen voor de toekomst zijn. De journalistiek heeft een belangrijke rol bij het verstrekken van die informatie, maar laat het vaak afweten. Hoe komt dat?
De Europese verkiezingen komen eraan. Maar weten we wel wat er in Brussel speelt?
Alleen aandacht bij topontmoetingen
Hoewel de besluiten van het Europees Parlement steeds belangrijker worden voor Nederland, blijkt dat de media nauwelijks over Europa in het algemeen berichten en dus ook niet over wat de verschillende Nederlandse Europarlementariërs precies doen. Onderzoek laat zien dat er buiten grote Europese gebeurtenissen zoals topontmoetingen nauwelijks nieuws is over de EU. Europa haalt het nieuws pas als er een hele directe link is met Nederland. Als dat niet zo is, lijken journalisten Europa niet relevant te vinden.
Er zijn met name twee groepen journalisten die zich met Europa bezighouden: correspondenten in Brussel die de Europese politiek verslaan en parlementaire verslaggevers die politieke discussies in Den Haag over Europa volgen. Voor het boek Altijd ver weg? De moeizame relatie tussen burgers en de Europese Unie deden Marcia Ottevanger en Bibi van den Dijck onderzoek naar hoe journalisten over Europa denken en waarom Europa zo weinig in het nieuws komt. Zij ondervroegen hiervoor journalisten die gespecialiseerd zijn in Europa: acht uit Brussel en elf uit Den Haag.
Onderzoek laat zien dat er buiten grote Europese gebeurtenissen zoals topontmoetingen nauwelijks nieuws is over de EU.
Nauwelijks nieuws uit Brussel
Correspondenten in Brussel werken voor diverse nieuwsmedia. Zij zien het als hun taak om burgers zo objectief mogelijk over Europa te informeren. Ze proberen voor geïnteresseerde leken te schrijven, omdat ze ervan uitgaan dat de meeste burgers weinig kennis van de EU hebben. Ze leggen zaken zoveel mogelijk uit, omdat Europese beleidsprocessen anders al snel te moeilijk voor burgers zouden zijn.
De correspondenten hebben een drukke baan. Er is in Brussel heel veel nieuws te halen over de EU. Dagelijks zijn er bijeenkomsten, persconferenties en vergaderingen waar journalisten informatie kunnen verzamelen. Correspondenten zouden hun werkdagen geheel met deze bijeenkomsten kunnen vullen, waardoor ze sterk moeten selecteren welke ze wel en niet bezoeken. De correspondenten noemen het een nadeel dat veel van deze bijeenkomsten weinig echt spectaculair nieuws opleveren, zoals dat volgens hen in de landelijke politiek wel het geval is. Het nieuws is vaak ook ingewikkeld en moeilijk voor burgers om te volgen en daarom niet echt geschikt om over te schrijven. Het is zoeken tussen de grote hoeveelheden nieuws naar berichten die geschikt zijn voor de krant of de televisie.
Lang niet alle politici in Europa blijken even toegankelijk voor de daar werkende correspondenten. De Europese Commissie is bijvoorbeeld niet erg transparant en geeft vooral veel positieve informatie over Europa. Correspondenten twijfelen of die informatie wel altijd juist is. Zowel via de Europese Commissie als via de Nederlandse vertegenwoordiging in Brussel krijgen de correspondenten veel informatie, maar vaak ‘off the record’. Journalisten mogen deze informatie niet echt gebruiken; de informatie is alleen bedoeld om de journalisten op weg te helpen met een bepaald onderwerp.
Correspondenten in Brussel kunnen hun dag vullen met persconferenties, vergaderingen en bijeenkomsten. Maar dat levert meestal geen ‘spannend’ nieuws op.
Weinig Europees nieuws uit Den Haag
Naast de correspondenten in Brussel houden ook Nederlandse parlementaire verslaggevers zich met Europa bezig. Voor hen is Europa echter maar één van de vele onderwerpen die zij in hun werk tegenkomen. Europa is vaak een specialisme waar slechts een van de redactieleden zich over buigt. Voor deze specialisten is Europa echter geen dagtaak, zoals Europa dat in Brussel wel is voor de correspondenten in Brussel.
Voor parlementaire journalisten is Europa vaak geen onderwerp dat al hun tijd opslokt. Europa wordt pas nieuws als het onder de volksvertegenwoordiging leeft of als het kabinet er voorstellen over doet. Het onderwerp moet dus ‘leven’ in Den Haag, anders vormt het geen nieuws. Dit kan het geval zijn als er een incident heeft plaatsgevonden, als de Nederlandse regering een belangrijk standpunt heeft ingenomen of als er een referendum over Europa wordt georganiseerd. Anders is Europa vooral geen nieuws in Den Haag. Politici spreken er in die periodes nauwelijks over en dus hebben journalisten er ook geen werk aan.
De parlementaire journalisten hebben net als hun collega’s in Brussel vaak geen spetterend nieuws over Europa in de aanbieding. Meestal is het nieuws veel saaier en voorspelbaarder dan ander politiek nieuws. Grote mensenmassa’s komen er niet voor op de been en schandalen zijn er nauwelijks. De onderwerpen zijn volgens de parlementaire journalisten vaak technisch, abstract en moeilijk. Zij denken dat Europa als onderwerp alleen voor een select publiek interessant is. Om meer aandacht te krijgen, zou nieuws over Europa concreet, actueel of spannend moeten zijn. Bovendien zou Europees nieuws een nationaal karakter moeten hebben. Een ander nadeel van Europees nieuws zou volgens de journalisten zijn dat alleen woordvoerders over Europa echt iets over Europa te zeggen hebben. Dit zijn vaak niet de meest bekende Kamerleden. Onder andere politici leeft Europa niet.
Televisieprogramma’s die zich bezighouden met de Haagse politiek, besteden alleen aandacht aan Europa als het onderwerp ‘leeft’ onder Haagse politici.
De poortwachter van het nieuws
Hoewel parlementaire journalisten dus beperkte hoeveelheden nieuws over Europa kunnen melden, hebben correspondenten grote hoeveelheden nieuws over de EU in de aanbieding. Beide groepen journalisten schrijven stukken over het nieuws dat ze tegenkomen en sturen dit door naar de landelijke redactie, die vervolgens bepaalt welke stukken in de krant komen of op televisie worden uitgezonden. Volgens de geïnterviewde journalisten vindt de redactie vrij vaak dat Europees nieuws niet belangrijk genoeg is om opgenomen te worden. Nieuws over andere onderwerpen gaat voor en verdringt Europa naar de achterste pagina’s van de krant, of verdringt het zelfs helemaal uit het televisienieuws.
Correspondenten hebben dus weinig eer van hun werk: ze schrijven wel veel over Europa, maar het komt vaak niet in de media terecht. Parlementaire journalisten hebben minder last van dit probleem omdat ze minder over Europa schrijven, maar ook als zij over Europa schrijven worden hun berichten lang niet altijd geplaatst. Een van de journalisten verklaart dit als volgt: Europa hoort niet echt in één rubriek van de krant thuis. De binnenlandredactie vindt het onderwerp te technisch en vindt dat het beter op de buitenlandpagina past, terwijl de buitenlandredactie Europa juist weer beter bij de binnenlandpagina vindt passen.
De journalisten zouden meer ruimte willen krijgen voor hun nieuws over Europa, zo blijkt uit de interviews. Zo denken ze bijvoorbeeld dat het interessant is als ze over de hele besluitvormingstrajecten van de EU zouden kunnen schrijven, zodat de burger een beeld krijgt van hoe dat beleid tot stand komt. Ze krijgen daar van de centrale redactie echter geen ruimte voor. Volgens de correspondenten en parlementaire journalisten heeft dit wederom iets te maken met de interesse die Europa oproept: omdat het publiek de EU niet belangrijk vindt, denkt ook de redactie dat het beter is weinig over Europa te schrijven. Dit zou sterker gelden voor televisienieuws, waarbij kijkers snel weg kunnen zappen, dan voor de krant. Door de keuzes die journalisten, centrale redacties en politici in Den Haag maken, lijkt de kans dat burgers via krant of televisie een afgewogen beeld van Europees beleid krijgen, al met al klein.
Dr. Chris Aalberts is docent aan de Erasmus Universiteit, Universiteit Antwerpen en de Haagse Hogeschool. Hij doet onderzoek naar de communicatie tussen burgers en politiek.