In 2008 vertrok Klaas Post, conservator fossiele zoogdieren bij het Natuurhistorisch Museum Rotterdam, voor een korte expeditie naar de Pisco-Ica woestijn aan de zuidkust van Peru. Daar stuitte hij bij toeval op grote brokken schedel, stukken onderkaak en een aantal flinke tanden- qua formaat hadden ze wel wat weg van de slagtanden van een olifant. Al snel bleken de resten afkomstig te zijn van een enorme potvis. Een internationaal team van paleontologen beschrijft de ontdekking van Post deze week in vakblad Nature.

De onderzoekers gaven de nieuwe potvissoort de wetenschappelijke naam Leviathan melvillei. Leviathan is afkomstig van de Hebreeuwse naam Livyatan, die verwijst naar een mythisch zeemonster. Melvillei werd afgeleid van Herman Melville, auteur van het boek Moby-Dick dat gaat over een grote en agressieve witte potvis. De associatie met Livyatan en Melville is niet voor niets gemaakt. Met een schedel van drie meter lang en bijna twee meter breed bedroeg de totale lengte van de potvis naar schatting tussen de dertien en achttien meter. Een enorme reus dus.
Het fossiele materiaal heeft een ouderdom van twaalf tot dertien miljoen jaar. Dat betekent dat deze potvis in het Mioceen leefde. Dankzij de resten van de onderkaak en de tanden konden de paleontologen een vergelijking maken tussen de levensstijl van Leviathan melvillei en die van moderne potvissen. En er is nogal een verschil. Moderne potvissen hebben relatief kleine tanden in de onderkaak. De bovenkaak is praktisch tandeloos. Met dat gebit kan de moderne potvis heel efficiënt inktvissen naar binnen zuigen.
De tanden van de fossiele potvis zijn 36 centimeter lang en hebben een diameter van 12 centimeter. Klein kun je ze dus niet noemen. Leviathan melvillei had negen tanden in de bovenkaak en elf in de onderkaak. De fossiele potvis was een echte rover, net als de moderne orka. Zijn gebit is gebouwd om een prooi stevig vast te houden en er grote stukken af te scheuren. Vanwege zijn formaat had de roofpotvis niet voldoende aan kleine zeezoogdieren. Waarschijnlijk voedde hij zich voornamelijk met baleinwalvissen die gemiddeld zeven of acht meter lang zijn.

In het late Mioceen koelde de aarde sterk af. De roofpotvis kreeg het door zijn specifieke dieet erg moeilijk en stierf uiteindelijk uit. De moderne potvis overleefde die afkoelingsperiode wel, vanwege zijn compleet andere voedselkeuze. Later dit jaar zal het Natuurhistorisch Museum Rotterdam delen van de schedel van de roofpotvis tentoonstellen. Replica’s van de drie grootste tanden van Leviathan melvillei zijn nu al te zien.
Bron
Olivier Lambert e.a. The giant bite of a new raptorial sperm whale from the Miocene epoch of Peru, Nature vol 466: 105 – 108, 1 juli 2010