Chroom is zijn elementaire vorm een blauwwit, hard metaal met een zeer goede weerstand tegen corrosie. De Fransman Louis Nicolas Vauguelin was in 1798 de eerste die het in zuivere vorm in handen kreeg via het verhitten van het chroomtrioxide CrO3 in een houtoven. Dat oxide had hij het jaar daarvoor verkregen door het lood- en chroomhoudende mineraal crocoiet (PbCrO4, ook bekend als Siberisch rood lood) met zoutzuur te laten reageren. Het belangrijkste actuele industriële proces voor de winning van chroom is het verhitten van het mineraal chromiet (FeCr2O4) in de aanwezigheid van aluminium of silicium. De chroomhoudende ertsen zijn vooral te vinden in Zuid Afrika, Kazachstan, India, Rusland en Turkije.
Metallisch chroom
Kleur
Chroom smelt bij ongeveer 1880 ˚C. Het dankt zijn naam aan het Griekse woord χρώμα (chroma), dat kleur betekent. Het wordt sinds de negentiende eeuw in allerlei kleurrijke verbindingen gebruikt als kleurstof in verven en looizouten. Edelstenen zoals robijn en smaragd hebben hun kleur ook te danken aan chroomverbindingen.
Chroom wordt tegenwoordig vooral toegepast als legeringselement. Zo verhoogt het in staal de hardheid en de corrosieweerstand: roestvast staal (vaak roest vrij staal genoemd) bevat vaak meer dan tien procent chroom. Daarnaast wordt het uiteraard toegepast voor het verchromen: het bedekken van metalen onderdelen met een fraai glanzend beschermingslaagje van metallisch chroom. Chromateren is een chemische oppervlaktebehandeling met chroomzuur, onder andere voor aluminum. Daarbij ontstaat een typisch metaal-achtige kleuring en bovendien leidt het tot corrosiebescherming.
Verchromen is decoratief en beschermend.
Zwarte schaap
In chemisch opzicht is chroom bijzonder omdat het in vele verschillende oxidatietoestanden kan voorkomen – het kan één tot zes elektronen delen met atomen waarmee het een verbinding aangaat. Gewoonlijk is het twee-, drie- of zeswaardig positief, al zijn er ook stabiele verbindingen gerapporteerd waarin het één of vijfwaardig positief is. De Cr(II) verbindingen zijn doorgaans rood of blauw, Cr(III) verbindingen groen of paars en Cr(VI) verbindingen geel tot rood. Tweewaardig Cr(II) is niet bijzonder stabiel; het wordt gemakkelijk tot Cr(III) geoxideerd.
Chroom(III) vormt een belangrijke component in een gezond voedingspatroon. Het is komt voor in groenten, gisten, fruit en granen. Het is van belang bij de suikerhuishouding en de vetstofwisseling. Een (onwaarschijnlijk) tekort aan chroom kan hartkwalen, stofwisselingsproblemen en diabetes veroorzaken. Teveel chroom kan in huiduitslag resulteren.
Cr(VI) is het zwarte schaap van de chroomfamilie. Verbindingen met zeswaardig chroom kunnen acuut toxisch zijn – de dodelijke dosis is vaak niet meer dan een half theelepeltje (50 tot 70 mg per kilo lichaamsgewicht). Voortdurende blootstelling aan nog veel kleinere hoeveelheden leidt tot een heel scala aan gezondheidsproblemen. Het loopt uiteen van huiduitslag en neusbloedingen, tot een verzwakt immuunsysteem, nier- en leverschade en ademhalingsproblemen. Dergelijke aandoeningen komen vooral voor in industrietakken waar met chromaat gewerkt wordt.
Zeswaardig chroom geldt bovendien als kankerverwekkend indien het wordt ingeademd. Chromaatverbindingen met calcium, lood, strontium en zink zijn in dat opzicht zeer verdacht, evenals chroomtrioxide. In vrijwel alle industrietakken staat het gebruik van Cr(VI) sterk onder druk. In veel gevallen zijn strenge regels van kracht geworden of in voorbereiding.
- Chroom (Lenntech.com)
- Chroom (periodieksysteem.com)
- Chroom (Wikipedia)
- Chroom en gezondheid
Het nieuws rond chroom
Het TV programma Zembla zond afgelopen zondag een kritische reportage uit die met name betrekking had op de vergunningen die gelden voor de productielocatie van Corus in de IJmond. De makers stelden kritische vragen over de ruimte die de provincie Noord Holland de staalproducent daarbij biedt, onder andere voor de uitstoot van zware metalen. Zembla bracht ook in beeld dat een deel van de omwonenden verontrust is. Ze hebben het gevoel dat er in de directe omgeving van Corus relatief veel mensen overlijden aan longkanker.
Gegevens van de GGD Kennemerland lijken te bevestigen dat er op bepaalde plaatsen in de regio meer longkanker voorkomt dan op basis van landelijke cijfers te verwachten is. Woordvoerder Peter Köhne zei in de Zembla uitzending dat niet te kunnen relateren aan de aanwezigheid van Corus. Daarvoor zou bijvoorbeeld het effect van roken, dat met afstand de belangrijkste veroorzaker van longkanker is, uitgesloten moeten worden.
Corus in Velsen. foto: focusopvelsen.nl
Zembla voerde ook de Belgische hoogleraar Nicolas Van Larebeke ten tonele. Deze zegt niet met zoveel woorden dat Corus de boosdoener is, maar hij vindt dat wel voor de hand liggen. In het algemeen geldt volgens Van Larebeke dat rond zware industrie sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico. Ter ondersteuning toont hij beelden uit de regio rond Triëst in Italië, waar (zowel voor rokers als niet-rokers) een correlatie werd gevonden tussen de mate van luchtverontreiniging en longkanker.
Zembla heeft zelf onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen met behulp van gevoelige massaspectrometrie-apparatuur laten uitzoeken welke zware metalen er te vinden zijn in de haren van leerlingen van basisscholen in de regio rond Corus. In de uitzending wordt gemeld dat met name voor chroom opvallend hoge waarden zijn gevonden. De kinderen op de drie onderzochte scholen hebben vijf tot veertien keer meer chroom in hun haren dan normaal, zo melden de programmamakers.
Met name dit laatste feit leidde tot veel media-aandacht. Op maandagmidddag werd duidelijk dat de berichtgeving van Zembla op dit punt niet erg zorgvuldig was. Wat in de uitzending ‘normaal’ genoemd werd, bleek betrekking te hebben op enkele dorpen in Korea en een gebied in noordoost Zweden. NRC Handelsblad citeert Marinke Stassen, projectleider van het onderzoek naar de kinderharen, die zegt dat er rond Corus nauwelijks sprake is van een verhoogde chroomwaarde als de vergelijking wordt gemaakt met een Nederlands referentiegebied. Juist daarom waren ook de haren onderzocht van kinderen uit De Rijp, ongeveer vijftien kilometer ten noordoosten van het Corus terrein.
Beeld uit Zembla-documentaire
Op dinsdagochtend voegde de Volkskrant daar aan toe dat onderzoeker Fons Smolders al eerder vergelijkbare chroomwaarden vond in de haren van Nijmeegse studenten. De Utrechtse hoogleraar milieu-epidemiologie Bert Brunekreef stelt in die krant dat er weinig reden is Corus als bron voor de chroomconcentraties te zien. Hij merkt op dat de schaar waarmee het kinderhaar is afgeknipt óók chroomsporen kan hebben achtergelaten.
Wie er het rapport nog eens op naslaat kan lezen dat er volgens de onderzoekers zelf ‘vrijwel zeker’ géén sprake is van een verhoogd gezondheidsrisico als gevolg van de gevonden chroomconcentraties. Toch kondigde minister Jacqueline Cramer van Milieu dinsdagmiddag aan het RIVM opdracht te geven te onderzoeken of kinderen uit Wijk aan Zee en Beverwijk inderdaad een hogere concentratie chroom in het haar hebben dan andere Nederlandse kinderen. Ze zei dit in haar antwoord op kamervragen van Wijnand Duyvendak van GroenLinks.
Inmiddels publiceerde Zembla op haar website een commentaar van de Utrechtse hoogleraar toxicologie Martin van den Berg, die de keus voor de referentielocatie van de Nijmeegse onderzoekers ter discussie stelt. Wie kijkt naar de hoeveel fijnstof die in De Rijp wordt aangetroffen, kan concluderen dat de milieubelasting er gering is. Maar juist voor de giftige variant van chroom valt op deze redenering het nodige af te dingen. Chroom VI, zo betoogt Van den Berg, lost vrij gemakkelijk op in water, mist en andere aerosolen. Met de overwegend uit de zuidwesthoek waaiende zilte zeewind kan het gemakkelijk in De Rijp terecht komen. Daarom hoeft het volgens hem geen verwondering te wekken dat ook daar relatief veel chroom in de haren van de kinderen is aangetroffen.
Van den Berg concludeert op de Zembla site verder dat in landen waar onderzoek is gedaan naar chroom (o.a. VS, Spanje, Zweden, Korea) de haarconcentraties van chroom in de referentiegebieden rond de 0,2 ppm liggen. Dit is dus wel degelijk lager dan de aangetroffen concentraties in het Nijmeegse onderzoek (Beverwijk 1,95 ppm; Wijk aan Zee 1,73 ppm; De Rijp 1,66 ppm).