Napoleon wordt door geschiedschrijvers vaak verguisd. Maar als hij er niet was geweest, zou Kerstmis dit jaar misschien wel op 5 Sneeuwmaand 213 zijn gevallen. Voordat hij aan de macht kwam had de Franse revolutie een einde gemaakt aan alle oude normen. Onder andere uitte dat zich in het gebruik van nieuwe maten en gewichten. Daar hebben we nu nog onze huidige meter en kilogram aan te danken. Maar ook de kalender werd op een grondige wijze hervormd.
De Kalender van de Rede
De Franse Republikeinse kalender, of ‘Kalender van de Rede’, bestond uit 12 maanden van 30 dagen. Zij waren onderverdeeld in drie, tiendaagse weken. Om dat jaar met de seizoenen in de pas te brengen, waren er aan het eind vijf dagen toegevoegd. Om de vier jaar kwam daar nog een schrikkeldag bij, waarop de Revolutie werd herdacht. De maanden kregen namen die ontleend waren aan de eigenschappen van de jaargetijden. Onze Bataafse Republiek vertaalde ze als Wijnoogst-, Mist- en Rijpmaand in de herfst, Sneeuw-, Regen- en Windmaand in de winter, Kiem-, Bloem- en Grasmaand in de lente, en Oogst-, Hitte- en Vruchtmaand in de zomer.
De Franse Republikeinse kalender of ‘Kalender van de Rede’ werd op 22 september 1792 ingevoerd. Iedere dag had in de kalender zijn eigen naam . Op 1 januari 1806 werd deze kalender door Napoleon afgeschaft.
Door in het vierhonderste en vierduizendste jaar de schrikkeldag weg te laten, liep de nieuwe kalender zeer nauwkeurig in de pas. Na honderdduizend jaar zouden de seizoenen slechts vijf dagen zijn opgeschoven. Maar nog vooruitstrevender was de decimale dagindeling. Elke dag telde tien uren. Elk uur was onderverdeeld in tien minuten. Elke minuut bestond uit tien seconden.
Het ‘decimale uur’ duurde twee uren en vierentwintig minuten, de ‘decimale minuut’ 14,4 minuten. De ‘decimale seconde’ duurde 86,4 seconden. Korte tijdspannes moesten daarom worden gemeten in milliminuten of centiseconden. Bijna iedereen raakte daarvan in de war en het gaf aanleiding tot tal van misverstanden. Een jaar na zijn kroning tot keizer schafte Napoleon de nieuwe kalender dan ook af.
De Kalender van de Rede heeft het slechts dertien jaar uitgehouden. Dat staat in geen verhouding tot de vele andere kalenders die werden of nog worden gebruikt. De joodse kalender bijvoorbeeld, wijst in 2005 het jaar 5765-66 aan; de Indiase kalender het jaar 1926-27 en de islamitische kalender het jaar 1425-26. Onze huidige, Gregoriaanse kalender is in 1582 tot stand gekomen, maar is in feite een bijgestelde versie van de veel oudere, door Julius Caesar ingevoerde Juliaanse kalender. Toch is de Franse kalender een mooi voorbeeld van de verschillende keuzen die moeten worden gemaakt bij het opstellen van een kalender. Want onze kalender is in feite veel onlogischer. Kijk alleen maar naar de lengten van de maanden. Februari heeft 28 of 29 dagen, de overige maanden tellen 30 of 31 dagen. En dat zonder enig regelmatig patroon.
Maan- en zonnekalenders
Een goede kalender maken is dan ook verre van eenvoudig. De dag heeft te maken met de aswenteling van de aarde; het jaar met de draaiing van de aarde om de zon. De maand is wat dat betreft een buitenbeentje, want die is gebaseerd op de beweging om de aarde door de maan. Omdat in de oudste kalenders met maanomlopen werd gerekend, is de maand nu nog zo’n overgeleverd gebruik.
Seizoenen van verschillende duur Een gelijkmatig verlopende kalender is niet zo gemakkelijk gemaakt. De aarde loopt namelijk in een elliptische baan om de zon. Dichtbij de zon, begin januari, is zijn snelheid hoger dan in verderaf gelegen delen van zijn baan (verst van de zon begin juli). Het gevolg is dat de seizoenen ongelijke lengten hebben.
Als dit soort tijdseenheden nu maar netjes in elkaar zouden passen, is een perfecte kalender klaar. Maar wie de ene tijdsduur in de andere uitdrukt, krijgt met de akeligste breuken te maken. De maanomloop van Nieuwe Maan tot de eerstvolgende Nieuwe Maan duurt gemiddeld 29,53059 dagen. Van de ene lente tot de volgende lente duurt een jaar 365,24220 dagen. Een jaar neemt dus 12,36836 maanden in beslag. Daar valt geen sluitende zon-maankalender van te maken.
Al heel snel werden daarom trucs bedacht. Een op de maanloop gebaseerde kalender kan aardig in de pas blijven door de maanden afwisselend 29 en 30 dagen lang te naken. Zodra het verschil tot een dag oploopt, maakt men een korte maand eenvoudig langer. Dat gebeurt nu nog in de islamitische kalender. Per periode van dertig jaar is de maand Dhu ’l-Hidjdja elfmaal 30 in plaats van 29 dagen, en wel in de jaren 2, 5, 7, 10, 13, 16, 18, 21, 24, 26 en 29. Een beetje lastig om bij te houden, maar het werkt.
De islamitische kalender is gebaseerd op een maanjaar en daarmee een dag of tien korter dan ons (westers) zonnejaar. Hierdoor loopt de islamitische kalender dan ook niet altijd in pas met onze kalender en de seizoenen.
De islamitische kalender is daardoor een zuivere maankalender. Het jaar van twaalf maan-maanden telt 354 of 355 dagen, maar trekt zich verder niets aan van de loop van de seizoenen. Van jaar tot jaar beginnen die dan ook steeds vroeger; ze lopen in 33 jaren eenmaal het hele jaar rond. Een van de gevolgen daarvan is dat de vastenmaand Ramadan rond de langste dag kan komen te liggen. Voor hier verblijvende islamieten is dat bijzonder onplezierig, omdat hun geloof hen in de vastenmaand verbiedt tussen zonsopkomst en zonsondergang te eten en te drinken. In noordelijker gelegen streken, waar in de zomer gedurende lange tijd de middernachtszon schijnt, zou dat trouwens nog grotere problemen geven.
Om de maanmaanden in de maat te krijgen met de seizoenen moet een nieuwe truc worden bedacht. Een maanjaar is een dag of tien korter dan het zonnejaar en dus moet er om de drie jaar ongeveer een extra maand bijkomen. De Babyloniërs bedachten 25 eeuwen geleden hiervoor de dertiende maand. Omdat de joodse kalender van de Babylonische is afgeleid, kwam deze schrikkelmaand ook in de joodse tijdrekening terecht.
Rare jongens, die Romeinen…
Onze kalender is, zoals gezegd, afgeleid van de Romeinse. De Romeinen hadden hun jaar, dat begon met de lente, verdeeld in twaalf maanden: Martius (31 dagen), Aprilis (29), Maius (31), Junius (29), Quintilis (31), Sextilis (29), September (29), October (31), November (29), December (29), Januarius (29) en Februarius (28). Om het andere jaar werd een maand van 22 of 23 dagen ingelast. Februarius moest er dan vijf afstaan aan de mensis intercalaris en die extra maand telde dan 27 of 28 dagen.
In het Romeinse rijk van toen was het instellen van extra maanden toevertrouwd aan de pontifex, maar die was vaak niet ongevoelig voor steekpenningen. ’ _Kalendae_’, de eerste dag van de maand (vandaar ons woord kalender), was bijvoorbeeld de dag waarop rente moest worden betaald. Woekeraars hadden dus veel belang bij extra korte maanden.
Het originele Romeinse kalenderjaar begon vroeger op 20 maart en telde 304 dagen, verdeeld over 10 maanden: Martius (31 dagen), Aprilis (29), Maius (31), Junius (29), Quintilis (31), Sextilis (29), September (29), October (31), November (29), December (29). Later werden daar nog twee maanden (Januarius (29) en Februarius (28)) aan toegevoegd en het begin van het kalenderjaar verschoven naar januari. Deze kalender zou uiteindelijk de basis gaan vormen voor onze kalender zoals we die nu kennen. klik op de afbeelding voor een grotere versie
Tegen de tijd dat Julius Casar aan de macht kwam was de chaos compleet. De ene streek had maanden voorsprong gekregen op naburige gebieden, zodat aan data op brieven en vooral contracten geen touw meer viel vast te knopen. Het begin van het jaar was toen trouwens al naar Januarius verschoven. Caesar ontbood uit Egypte de astronoom Sosigenes. Die werkte met gezwinde spoed aan de eerste kalenderhervorming. Het jaar 46 v.Chr. kreeg 445 dagen om de lente weer in de lente te laten beginnen. Februari kreeg eens in de vier jaar een extra dag, zodat het jaar gemiddeld op 365,25 dagen uitkwam. Verder werden de namen van de maanden en hun aantal dagen vastgelegd. Ter ere van Julius Caesar werd zijn geboortemaand Quintilis voortaan Julius (juli) genoemd. Omdat keizer Augustus in het jaar 8 nog een kleine verbetering invoerde, werd de maand Sextilis vanaf die tijd Augustus genoemd.
De Gregoriaanse kalender
Vanuit de moderne astronomie valt snel te verklaren dat ook de Juliaanse kalender uit de pas liep. De aarde draait niet in 365,25 dagen om de zon maar in 365,24220 dagen. Een eeuw moet daarom ruim 36524,22 dagen duren en dat is 0,78 dag korter dan 36525 dagen. De lente begon daardoor steeds vroeger, en in de zestiende eeuw was het verschil opgelopen tot tien dagen. Als dat zo doorging kwam Kerstmis geleidelijk aan in de zomer te liggen. Paus Gregorius XIII herstelde de orde. Hij schrapte de dagen tussen 4 en 15 oktober 1582. Bovendien zouden alleen eeuwjaren die deelbaar waren door 400 nog schrikkeljaar zijn (1700, 1800 en 1900 waren geen schrikkelljaar, 2000 was dat wel). Een snelle berekening leert dat het ‘Gregoriaanse jaar’ hierdoor 365,2425 dagen duurt, 26 seconden te lang. Dat zijn 86.400 seconden teveel in 3333 jaar, en dat scheelt precies een dag.
Tijd voor een nieuwe kalender?
Nu zijn er natuurlijk al voorstellen gedaan om in de verre toekomst de jaartallen die deelbaar zijn door vierduizend te laten vervallen als schrikkeljaar; onze kalender loopt dan net als de voormalige Franse na 20.000 jaar één dag uit de pas. Maar is het niet veel zinniger om voor die tijd een echte kalenderhervorming uit te voeren en voorgoed af te rekenen met het verouderde gebruik van onregelmatig verlopende maanden?
Het aantal werkdagen plus zaterdagen per maand schommelt nu namelijk tussen 24 en 27 en de maandelijkse statistieken, belangrijk voor de economie, kunnen daardoor niet rechtstreeks met elkaar worden vergeleken. Een maandelijkse produktie kan stijgen terwijl de produktie per werkdag daalt en omgekeerd. Een tweede bezwaar van de huidige kalender is dat een bepaalde datum van jaar tot jaar op een andere dag van de week valt. De om de vier jaar voorkomende schrikkeldag maakt dat nog ingewikkelder. Ook de dagen van maand tot maand (25 december, 25 januari, 25 februari, enz.) vallen steeds op een andere dag van de week. Om te weten te komen op welke weekdag een bepaalde datum valt, moet of een (computer)berekening worden uitgevoerd, of een zogenaamde eeuwigdurende kalender worden gebruikt.
De Franse sterrenkundige Camille Flammarion (1842-1925) bedacht daarom een universele kalender van 12 maanden, gebaseerd op het kwartaal. Elk kwartaal telt drie maanden van achtereenvolgens 31, 30 en 30 dagen. Op 31 juni is er los van de week een midzomerdag. 31 december is om de vier jaar een eveneens los van de week staande schrikkeldag.
Deze universele kalender bestaat op die manier uit viermaal dertien weken van 91 dagen. De eerste dag van de eerste maand van elk kwartaal is een zondag. Ook het jaar begint daardoor steeds op zondag. Wanneer deze kalender zou worden ingevoerd in een jaar dat met een zondag begint (1995, 2006, 2012), zal de overschakeling dan ook onopgemerkt voorbijgaan.
Universele kalenderEen nieuwe universele kalender, zoals deze wordt voorgesteld op de internetpagina van ’ Calendar Reform’ (zie extra links), zou een eind maken aan al dat geschuif met die dagen.
Het universeel kalenderjaar bestaat uit 12 maanden over 4 kwartalen. Elk kwartaal bestaat uit drie maanden van respectievelijk 31, 30 en 30 dagen. Op 31 juni is er los van de week een midzomerdag (W in de afbeelding) en om de vier jaar is 31 december een eveneens los van de week staande schrikkeldag (W* in de afbeelding).
Een aantal voordelen van een dergelijke universele kalender zouden zijn, dat: - Elk jaar precies hetzelfde is (de data vallen altijd op dezelfde dagen); 1 januari zou daarmee altijd op een zondag vallen - Elk kwartaal precies even lang duurt, dus altijd 13 weken van precies 91 dagen. - Elk kwartaal op zondag begint en op zaterdag eindigt - Elke maand precies 26 weekdagen (zondagen niet meegerekend) heeft.
Voor de bijgelovigen onder ons is er echter één nadeel aan de universele kalender: er is maar liefst vier keer per jaar een ‘vrijdag de 13e’…!
Al in 1923 probeerde de Volkenbond, de in 1946 opgeheven voorloper van de Verenigde Naties, de universele kalender in te voeren. Tegenstanders richtten echter een actieve World Calendar Association op. Achter de schermen probeerde de paus te voorkomen dat er eensgezindheid ontstond over het hervormingsvoorstel. Dat lukte, want na verscheidene malen op de agenda te hebben gestaan, trokken de VN in 1955 tenslotte hun handen van de kalender af. Pas in 1963 verklaarde het Tweede Vaticaans Concilie niet langer tegen de invoering van de nieuwe kalender te zijn, zolang de week van zeven dagen en de zondag maar gevrijwaard blijven. Dus geen verstoring tussendoor door los van de week staande dagen, “tenzij zeer ernstige redenen naar voren komen die ter beoordeling staan van de Heilige Stoel”.
De paus is kennelijk degene die beslist. Het is daardoor onzeker wanneer nieuwe kalender zal worden ingevoerd. Tot het zover is zullen we dus met het oude, chaotische verloop van weekdagen moeten blijven leven. Maar misschien vinden velen dat wel prettig. Een kleine mate van onvoorspelbaarheid – is dat niet juist wat we nodig hebben, in een bestaan dat wordt geregeerd door agenda’s en de wijzers van de klok?
Zie ook:
- Calendar Zone (Eng.)
- Calendar Conversions (Eng.)
- The Islamic Calendar (Eng.)
- The Hindu (Indian National) Calendar (Eng.)
- The French Republican Calendar (Eng.)
- Sounding Circle (Eng.)
- De internetpagina van Calendar Reform, met voorstellen voor een nieuwe wereldkalender (Eng.)
- The World Calendar I (Eng.)
- The World Calendar II (Eng.)