
Als de kabinetsvergadering van de Britse regering op 31 oktober 1917 in de vroege namiddag beëindigd is, komt diplomaat Mark Sykes opgetogen de kamer binnen waar de Britse zionistenleider Chaim Weizmann gespannen zit te wachten. Sykes begroet hem met de woorden: ‘Dr. Weizmann, it’s a boy!’
Hij doelt op de totstandkoming van een korte brief die de geschiedenis in zal gaan als de Balfour Declaration. De brief is niet gericht aan Chaim Weizmann zelf, maar aan een van de andere leiders van het Britse zionisme, de excentrieke bankier Sir Walter Rothschild. Tot op de dag van vandaag is de inhoud van dit kattenbelletje hoogst controversieel en de impact nog altijd voelbaar.
Dear Lord Rothschild,
Zijne Majesteits regering is de stichting van een nationaal tehuis voor het joodse volk in Palestina gunstig gezind en zal alles in het werk stellen om het bereiken van dit doel te bevorderen, waarbij wel moet worden begrepen dat er niets mag gebeuren dat de burgerlijke en godsdienstige rechten van de bestaande niet-joodse gemeenschap in Palestina, of op de rechten en de politieke status, die de joden in enig ander land genieten, aan zou kunnen tasten.
Hoogachtend, Arthur Balfour
Hoogmoed of radeloosheid?
Wat waren de beweegredenen voor de Britse regering om met deze boodschap naar buiten te treden? Was de Balfour Declaration het product van wereldvreemd idealisme of van keiharde machtspolitiek? Waren premier D. Lloyd George en zijn minister van Buitenlandse Zaken Balfour er zo zeker van dat zij na de oorlog de leidende mogendheid in het Midden-Oosten zouden worden dat ze net zo goed een deel ervan aan die arme Europese joden konden beloven?
Of waren ze juist zo bang om de oorlog te verliezen dat ze elke piepkleine kans hun zaak ten goede te keren met beide handen vastgrepen? En hoe dachten de Britten hun belofte aan de joden te kunnen rijmen met de geheime afspraken over invloedsfeer die ze maakten met de Fransen (in het Sykes-Picot verdrag) en de toezeggingen die T.E. Lawrence (of Arabia) en Henry McMahon hadden gedaan aan de Arabieren?
Geen van bovenstaande vragen heeft een eenduidig antwoord. En de positie die men kiest, hangt bijna altijd samen met het standpunt dat men inneemt in het huidige Palestijns-Israëlisch conflict. Maar tegenover deze ingewikkelde vragen staat de simpele vaststelling dat de Britten uiteindelijk weinig garen hebben gesponnen bij hun bemoeienis met Palestina. Zij wisten met instemming van de Volkenbond het mandaat over Palestina te bemachtigen, maar al hun tegenstrijdige beloften kwamen als een boemerang terug in hun gezicht.
De Balfour Declaration deed een groeiende stroom joodse immigranten naar Palestina trekken, wat tot een steeds heftiger verzet van de Arabische bevolking leidde. De Britten, die nu eens de ene groep en dan weer de andere bevoordeelde, verlieten Palestina in 1948 met de staart tussen de benen, het land achterlatend in een even bloedig als onoplosbaar conflict. Niet adequaat dus, deze Balfour Declaration.
Staat of tehuis

Toch was de Balfour Declaration zeker niet het gevolg van overhaastig diplomatiek broddelwerk. Men ging niet over één nacht ijs. Over de definitieve formulering is langdurig overlegd met hooggeplaatste personen binnen en buiten het kabinet, onder wie de Amerikaanse president Wilson. Zo werd er bewust gesproken van ‘een nationaal tehuis’ in plaats van een nationale staat.
Dit om de Arabieren niet tegen zich in het harnas te jagen, al beaamden alle betrokkenen achteraf dat men altijd een staat op het oog had gehad. Om de Arabieren tevreden te houden werd ook nog eens expliciet gemeld dat de burgerrechten en religieuze belangen van de bestaande niet-joodse gemeenschappen niet geschaad mochten worden.
Juist deze toevoeging geeft aan hoe weinig de Britse regering uiteindelijk met hen op had. ‘Niet-joodse gemeenschappen’ is immers een rare benaming voor een bevolkingsgroep die op dat moment meer dan negentig procent van de bevolking van Palestina uitmaakte. Ook werd er niets gezegd over hun politieke rechten. Die waren voor Arabieren blijkbaar niet nodig.
Dat er geen ‘inbreuk’ gemaakt mocht worden op de politieke status van de joden elders in de wereld werd toegevoegd op instigatie van E.S. Montagu, de minister voor India, die zelf joods was. Hij vreesde, net als veel andere anti-zionisten, dat de vestiging van een joodse staat ten koste zou gaan van de positie van de joden in Europa.
Zebra’s
Blijft de vraag waarom de Britten expliciet steun betuigden aan een bevolkingsgroep die in Engeland vrijwel geen gewicht in de schaal legde. Alsof de Britten niet genoeg problemen hadden. In de herfst van 1917 was het zeker niet ondenkbaar dat de geallieerden de oorlog zouden verliezen. In Frankrijk werd geen enkele vooruitgang geboekt. De Italianen stonden bij Caparetto aan het randje van de afgrond. Hoe de revolutie in Rusland zich zou ontwikkelen was volstrekt onduidelijk, en de Amerikaanse inzet liet op zich wachten.
Het enige lichtpuntje was dat er in het Midden-Oosten voorzichtige vooruitgang was te bespeuren: de Engelsen naderden Jaffa en Jeruzalem. Het zou niet lang meer duren of het zuiden van Palestina zou in Britse handen vallen. De afkondiging van de Balfour Declaration moest daarop vooruitlopen.
Het zou de Britten een morele basis verschaffen om Jeruzalem op de Turken in te nemen en het vervolgens niet meer af te geven. En er waren meer voordelen: een Brits-joodse alliantie was een uitstekende tegenhanger voor de coalitie tussen de Fransen en de christenen in Libanon. Het leverde de Britten een prachtige strategische positie tussen het Suez-kanaal en de rest van het Midden-Oosten.
Ook kon men misschien zo de publieke opinie in de Verenigde Staten positief beïnvloeden, en zou de verklaring een doorslaggevende rol kunnen spelen in het werven van joodse steun in de frontlinie tussen Rusland en Duitsland. Tot slot zou het de koortsachtige zoektocht naar oorlogskredieten kunnen vergemakkelijken. Niet voor niets richt Balfour zijn brief aan de excentrieke joodse bankier Rothschild – die dagelijks opzien baarde in de straten van Londen: hij reed in een koets met zebra’s ervoor.

Joden geen Engelsen
Toch was het niet alleen machtspolitiek die de Engelsen ertoe bracht het zionisme te steunen. In de literatuur duikt steevast het verhaal op dat Balfour Weizmann wilde bedanken voor zijn verdiensten ten bate van de Britse defensie. De chemicus Weizmann had een belangrijke rol gespeeld bij de vervaardiging van synthetisch aceton, een onmisbare grondstof voor dynamiet. Toen ze elkaar in 1906 voor het eerst ontmoetten zou Balfour hebben gevraagd wat Weizmann van hem wilde. ‘Een nationaal tehuis voor mijn volk’, antwoordde Weizmann, hetgeen diepe indruk op Balfour maakte volgens de overlevering. Of het onderhoud echt zo verlopen is, weten we echter niet.
Vast staat wel dat Balfour en Lloyd George beiden het zionisme een warm hart toedroegen. Een opvatting die niet voortkwam uit de gedachte dat joden óók mensen waren, net als de Engelsen, maar juist uit de overtuiging ontsproot dat joden en Engelsen in diepste wezen van elkaar verschilden. Een jood kon daarom ook nooit een échte Engelsman zijn – en had juist daarom recht op zijn eigen vaderland.
De auteur van dit artikel is historicus Sabien Onvee, conrector en docent geschiedenis op het Barlaeus Gymnasium in Amsterdam. Haar artikel is verschenen in Geschiedenis Magazine, nummer 8 uit 2007.