“Nee, mensen zijn géén willoze kuddedieren!” Gedragsbioloog professor Otto Adang wil meteen aan het begin van een gesprek over groepsgedrag een in zijn ogen hardnekkig misverstand uit de wereld helpen. “Ik snap het wel”, geeft hij toe, “het staat wel leuk in een kop boven een artikel, dat voetbalhooligans niet veel meer zijn dan apen. Maar dat ik mijn wetenschappelijke carrière ben begonnen met onderzoek aan chimpansees, en later relschoppers ben gaan bestuderen, is niet omdat rellende mensen en apen qua gedrag zo veel gelijkenis vertonen. De overeenkomst zit vooral in het onderzoek. Door vele uren naar apengedrag te kijken leer je als gedragsonderzoeker vooral heel goed observeren. En dat komt ook bij het bestuderen van relschoppers natuurlijk goed van pas.”
Neem bijvoorbeeld die zogenaamde voetbalsupporters die onlangs weer in alle kranten opdoken. Er is een harde kern van hooligans die in hun vrije tijd, helemaal los van voetbalwedstrijden, met elkaar afspreken om te gaan matten op een afgelegen weiland. Maar zo’n groep bestaat uit allemaal individuen die hun eigen afwegingen maken. Wat is de kans dat ik word gepakt? Wat is de kans dat ik meer schade oploop dan alleen maar een paar blauwe plekken? Aan het eind van de dag zijn dit toch allemaal jonge mannen die gewoon weer bij hun vrouw of bij hun moeder aan tafel aanschuiven.

Grenzen aan geweld
De maatschappij spreekt over het algemeen met grote afschuw over dit soort geweld. Maar dat zelfs dit soort groepen hooligans wel degelijk bepaalde mores hebben, bleek volgens Adang duidelijk in 1997. Voorafgaand aan een voetbalwedstrijd tussen AZ en Feyenoord, hadden supporters van Ajax en Feyenoord met elkaar afgesproken in een weiland bij Beverwijk. Bij de veldslag die daar volgde werd Ajax-supporter Carlo Picornie met een hamer doodgeslagen.
Bij een filmpje dat over de ‘Veldslag bij Beverwijk’ op Youtube werd gezet, schreven Feyenoorders nog triomfantelijk: ‘O kom maar eens kijken, wat er in het weiland ligt. Carlo Picornie, met zijn ogen dicht!’ “Tegelijk werd toen ook duidelijk dat hier toch echt ‘regels’ waren overtreden”, zegt Adang. “Zowel uit het Feyenoord-kamp, als uit het kamp van Ajax kwamen signalen dat dit niet de bedoeling was van dit soort vechtpartijen. De dood van deze Ajax-supporter heeft dan ook niet geleid tot een steeds verder escaleren van het geweld. Hier was duidelijk een grens overschreden, zelfs volgens de normen van de eigen groep.”
De voorwaarden en de oplossingen voor groepsgeweld
Volgens Adang zijn er vier duidelijke voorwaarden voor het ontstaan van groepsgeweld. “Voor groepsgeweld zijn per definitie twee groepen nodig. Zonder wij-zij-denken geen groepsgeweld. Wanneer één persoon in een groep een steen gooit, en de rest reageert daar met afkeuring op, dan zal dit ook niet tot een rel leiden. Vervolgens zijn gespannen verhoudingen tussen beide groepen nodig. Om een rel in de kiem te smoren moeten overheden dan ook al vroeg in de gaten hebben, bijvoorbeeld via wijkagenten, wie die groepen zijn en waar eventuele spanningen zitten. Nog voor er concrete conflicten dreigen, kunnen die wijkagenten proberen de spanningen te verminderen.”
Om een ontploffing te creëren is verontwaardiging nodig. Iets relatief triviaals kan als trigger fungeren. “Bij rellen in de Graafsewijk in Den Bosch, in 2005, ging het nota bene om een televisie-uitzending die nog niet eens op de buis was geweest, waarbij een vermeende pedofiel aan het woord kwam. Dat was al genoeg om een veel langer sluimerend conflict van een achterstandswijk met ‘de overheid’ tot uitbarsting te brengen.”
“De gelegenheid, ten slotte, maakt niet alleen de dief, maar ook de rel. Mensen maken steeds afwegingen, ook in een groep. Als het gevoel ontstaat dat je ermee weg kan komen, wanneer je geweld gebruikt, wordt de drempel om geweld te gebruiken lager.”

De ME lijkt de ideale tegenstander die uiteenlopende relschoppers kan verenigen.
ANP Photo, Rijswijk
Uit deze vier voorwaarden volgt ook een logisch recept voor de aanpak van rellen, stelt Adang. “Het gaat om een combinatie van preventie en repressie. Door, heel traditioneel, met massaal politieoptreden de kans te vergroten dat relschoppers gepakt worden, beperk je alleen maar de gelegenheid, en ben je dus aan het eind van de keten bezig de escalatie te beteugelen. Tegelijkertijd versterk je met massale repressie de wij-zij tegenstellingen. Veel zinvoller lijkt het om al bij het ontstaan van spanningen tussen groepen in te grijpen en met empathie heel gericht de orde te handhaven.”
Gedragswetenschapper Otto Adang studeerde biologie in Utrecht, bij de toenmalige vakgroep Gedragsbiologie van professor Jan van Hooff. Adang was daar één van de biologen voor wie de wetenschappelijke carrière begon aan de rand van de gracht rond de groep chimpansees in de Arnhemse dierentuin van de familie Van Hooff, Burgers Zoo. In de jaren tachtig was hij als promotieonderzoeker ook betrokken bij de totstandkoming van de film ‘Chimps onder elkaar’, van cineast Bert Haanstra. Sinds 2004 is Adang lector Openbare orde & Gevaarbeheersing aan de Politieacademie te Apeldoorn. In 2016 werd hij tevens benoemd tot bijzonder hoogleraar Veiligheid en collectief gedrag, aan de Groningse Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen.
Groepsgedrag
Adang benadrukt dat individuen steeds hun eigen afwegingen maken, ook tijdens collectief gedrag. “Dat kan op heel veel verschillende manieren gebeuren. Iemand kan bij een demonstratie besluiten om een steen op te pakken en die naar de politie, of naar een gebouw te gooien. Vervolgens kijkt hij – het gaat bij geweld maar zelden om vrouwen – wat de reactie van de rest van de groep is. Slaat zijn idee aan, en volgen meer mensen zijn gedrag? Of wordt het stenen gooien afgekeurd?”

“Ook bij de spreekkoren in voetbalstadions zie je dat soort afwegingen. Een groepje Feyenoordsupporters kan bijvoorbeeld gaan staan springen en zingen: ‘wie niet springt, is een Jood’. Als je vervolgens de camerabeelden van zo’n supportersvak analyseert, zie je echt niet allemaal willoze mensen die de moeite nemen om te gaan staan springen, omdat ze niet voor ‘Jood’ uitgemaakt willen worden. Iedereen maakt daar, zelfs onder groepsdruk, zijn eigen individuele keuze.”
Hoe relatief het fenomeen ‘groepsgedrag’ is, bleek volgens Adang ook bij het beruchte ‘Project X’ in het Groningse dorp Haren. Een meisje dat in 2012 een uitnodiging voor haar verjaardagsfeestje op Facebook had gezet, had de bedoeling om maar een beperkte groep mensen uit te nodigen. Maar door de instelling van de website stuurde ze de uitnodiging naar iedereen op het wereldwijde web die het maar wilde lezen. In de massa mensen die die avond daadwerkelijk naar Haren kwam – ‘Waar is het feestje? HIER is het feestje!’ – braken uiteindelijk ongeregeldheden uit en werden ook vernielingen gepleegd. Adang werd vervolgens lid van de commissie die het uit de hand lopen van dat ‘Facebookfeestje’ van overheidswege onderzocht.
“Wat opviel was dat de overgrote meerderheid van de mensen echt voor een lolletje naar Haren was gekomen”, zegt Adang. “Toen het eerste geweld tegen de Mobiele Eenheid werd gepleegd, zag je dus ook dat een aanzienlijk deel van de mensen het niet meer grappig vond en naar huis ging. Het was uiteindelijk maar een relatief klein groepje dat willens en wetens echt over de schreef ging. En dat zie je bij het meeste ‘groepsgeweld’. Als tien procent van een groep daadwerkelijk meedoet met het geweld, dan is het al heel veel.”

Groepsidentiteit
Groepsgedrag is volgens Adang een optelsom van veel individuele afwegingen. Toch is het ook meer dan dat, want die individuen reageren wel op de aanwezigheid van anderen. Daardoor ontstaat er een soort groepsgevoel. Adang: “Op het moment dat mensen zich identificeren met een bepaalde groep, en zich niet alleen als individu maar als zeker ook lid van die groep onrechtvaardig behandeld voelen door een andere groep – de overheid, andere supporters, wie dan ook – dan wordt de drempel om geweld te gebruiken verlaagd.”
“De groepsidentiteit waar al die verschillende individuen zich mee kunnen identificeren, is flexibel en dynamisch”, stelt Adang, “want we maken allemaal deel uit van verschillende groepen tegelijkertijd. Dat kan variëren van etnische en religieuze groepen, zoals Joden versus Palestijnen of Hutu’s versus Tutsi’s, tot gelegenheidsgroepen zoals de groep die in Haren ontstond: mensen die toevallig op één en hetzelfde Facebookberichtje reageerden. Mensen staan vervolgens voor de keuze zich te conformeren aan de normen van die groep, maar ze kunnen er zich ook aan onttrekken wanneer zij het idee hebben dat die normen te ver opschuiven. Daarom gingen honderden van de ‘feestgangers’ in Haren ook naar huis toen de sfeer omsloeg, nog voor het zichtbaar uit de hand begon te lopen.”
Wat volgens Adang cruciaal is voor het ontstaan van groepsconflicten is niet alleen het ‘wij-denken’, er moet ook een ‘zij’ zijn. “Bij Project-X was dat niet de brave burgerij van Haren. Op één auto na die in de brand is gestoken, is er ook niet veel geweld tegen de inwoners van Haren gebruikt. Het liep pas uit de hand toen er een ‘zij’ op het toneel kwam, in de vorm van de Mobiele Eenheid.”
Groepsidentiteit is per definitie heel flexibel, stelt Adang. “Op het ene moment kan je familieman zijn, maar op zondagmiddag kan het vooral relevant zijn dat je AZ-supporter bent. In de ene context ben je ‘man’ of ‘vrouw’, in de andere ‘Nederlander’ of ‘Europeaan’. Vervolgens gedraag je je naar de normen die bij die groep horen. Dat maakt dus dat je als wetenschapper, maar ook als overheidsdienaar die iets aan problematisch groepsgedrag wil doen, erg alert moet zijn op het gebruik van het woord ‘wij’ of ‘zij’. Wie wordt daarmee bedoeld?”
Theedrinken
Waar conflicten tussen groepen mensen kunnen worden teruggebracht tot een clash van ‘wij’ versus ‘zij’, draait het beheersen van die conflicten volgens Adang om het herdefiniëren van die ‘wij’ en ‘zij’. “Op het moment dat je de definitie van ‘wij’ weet te verruimen tot het punt dat ‘zij’ er ook bij gaan horen, dan haal je de angel per definitie uit een conflict. Sommigen deden er heel schamper over toen Job Cohen, de voormalig burgemeester van Amsterdam, het ooit had over theedrinken met andere bevolkingsgroepen in zijn stad. Maar in dat letterlijke en figuurlijke theedrinken lijkt wel een deel van de oplossing voor veel dreigende conflicten te zitten. Op het moment dat groepen er achter komen dat ze met vergelijkbare problemen te maken hebben, verminderen de tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen zienderogen. Zo’n beweging zag je bijvoorbeeld in de Culemborgse wijk Terwijde, waar Marokkaanse en Molukse groepen tegenover elkaar kwamen te staan. Dat conflict doofde uit toen deze mensen letterlijk met elkaar om de tafel gingen zitten en elkaar vonden in één groepsgevoel: dat ze de conflicten meer dan spuugzat waren.”

Vredelievende apen
“Hoe je het ook wendt of keert, per saldo zijn we allemaal gevoelig voor wat anderen in de groep doen”, zegt Adang. “Dat zit nu eenmaal in onze biologie, als sociale wezens. Daarom heb ik me in het begin van mijn carrière ook erg verzet tegen die krantenkoppen over ‘voetbalapen’, alleen maar omdat ik mij als getrainde apenonderzoeker op dat moment ging verdiepen in voetbalsupporters. Een vrouw op de huishoudbeurs lijkt uiteindelijk niet meer of minder op een sociale aap dan een voetbalsupporter op een weiland bij Beverwijk. Sterker nog, ik durf in navolging van de Canadese taalkundige en psycholoog Steven Pinker wel te stellen dat we als mensen met zijn allen een heel eind zijn gekomen sinds we ons van de apen hebben afgesplitst. Een mannelijke adolescente chimpansee heeft een kans van, grof geschat, een kwart om een gewelddadige dood te sterven. Voor jongen mensenmannen ligt die kans tegenwoordig, een beetje afhankelijk van waar je woont, op minder dan een procent. Als je mensen dan toch met apen wilt vergelijken, dan zijn we in de afgelopen eeuwen wel heel vredelievende apen geworden.”