De kwaliteit van ons landschap hangt één op één samen met belangrijke maatschappelijke uitdagingen op het gebied van voedsel- en waterzekerheid, klimaatverandering, en verlies van biodiversiteit. Uiteindelijk raken deze thema’s ook aan vraagstukken rond armoede, migratie en algeheel welbevinden. Het herstellen van landschapskwaliteit is dan ook een van de belangrijkste uitdagingen van onze tijd. Economie en ecologie zijn hecht met elkaar verbonden via het natuurlijk kapitaal in de bodem en het landschap.
Ecosysteemdiensten
Het landschap zit vol met ‘natuurlijk kapitaal’. De bodem, lucht, water en alles wat daarin leeft, leveren ons een breed scala van zogenoemde ecosysteemdiensten. De meest voor de hand liggende ecosysteemdiensten zijn het voedsel dat we eten, het water dat we drinken en de plantaardige grondstoffen die we gebruiken voor brandstof, bouwmateriaal en medicijnen.
Er zijn ook veel minder zichtbare ecosysteemdiensten, zoals de regulering en buffering van het klimaat, natuurlijke bescherming tegen overstromingen door bossen, de opslag van miljarden tonnen koolstof in (veen)bodems, of de bestuiving van planten en bomen door bijen en andere insecten. Misschien nóg abstracter zijn de culturele ecosysteemdiensten, zoals de inspiratie die we ontlenen aan in het wild levende planten en dieren, en de natuurlijke omgeving, en de identiteit die we ontlenen aan het landschap waarin we opgroeien of wonen.
Het verlies van natuurlijk kapitaal door menselijk handelen is een goed voorbeeld van een fenomeen dat aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw werd beschreven als ‘de tragedie van de meent’. In een artikel in Science uit 1968 beschreef de Amerikaanse bioloog Garrett Hardin het principe van de tragedy of the commons, waarbij één boer op de korte termijn maximale winst voor zichzelf haalt uit de gemeenschappelijke weidegrond van het dorp (de ‘meent’) en daarmee op de lange termijn het hele dorp dupeert.
Het is voor iedereen schadelijk wanneer eigenbelang en eigen economisch gewin vóór het algemeen belang gaan. Het is dus niet logisch om waardevolle ecosystemen uit te putten en te vernietigen, om op korte termijn winst te kunnen maken. En toch is dit precies wat er gebeurt bij ons huidige beheer van ecosystemen: natuurlijke rijkdommen worden opgeofferd omwille van kortetermijngewin.

Landschapsherstel niet zonder mensen
Als je weet dat nu al een kwart van al het landoppervlak op aarde zwaar is aangetast door ons eigen handelen, ligt het voor de hand om ook na te denken over landschapsherstel. Dorre of gedegradeerde bodems zou je liefst weer veranderen in gezonde, vruchtbare, functionerende landschappen, waarin biodiversiteit, productiviteit en lokale gemeenschappen in balans zijn.
Dergelijk landschapsherstel gaat verder dan alleen maar herstel van de bodem en de natuur op die bodem. Een landschap is ook een gemeenschap van mensen die er hun bestaan opbouwen. Hun rol is bepalend voor de invulling en de toekomst van het landschap. Herstel van landschappen is cruciaal om de uitputting van de bodem en ander natuurlijk kapitaal teniet te doen. Maar daarvoor zijn dan wel nieuwe bedrijfs- en verdienmodellen nodig. Om landschapsherstel ook op de lange termijn duurzaam te maken, is het nodig om duurzame verdienmodellen te ontwikkelen en investeerders met ‘geduldig’ kapitaal te betrekken.
Haalbaar herstel…
De aarde telt ongeveer 14,5 miljard hectare landoppervlak (naast 36,5 miljard hectare water). Ga je uit van een kwart aangetast landoppervlak, dan is dat dus ruim 3,5 miljard hectare. Naar schatting zou meer dan de helft daarvan, te weten 2 miljard hectare, hersteld kunnen worden. Dat is een oppervlak zo groot als de Verenigde Staten en China samen! Driekwart van dat te herstellen oppervlak lijkt geschikt voor het creëren van veerkrachtige landschappen, die ecologisch herstel combineren met duurzame voedselproductie die is afgestemd op de draagkracht van het systeem.
In 2011 werd in de Duitse stad Bonn een doel gesteld door het Duitse ministerie van Milieu, en de internationale natuurkoepel International Union for the Conservation of Nature (IUCN). In de zogeheten Bonn Challenge legden zij vast dat in 2020 een oppervlak van 150 miljoen hectare ontboste grond en ander vernield natuurlijk landschap (een oppervlakte van drie keer Spanje) hersteld zou moeten zijn. In 2014 werd dat doel nog verder aangescherpt. In de New York Declaration werd vastgelegd dat naast de 150 miljoen hectare uit de Bonn Challenge, nog eens 200 miljoen hectare voor het jaar 2030 opnieuw bebost zou moeten worden.
…maar een trage werkelijkheid
Natuurorganisaties en overheden werken al vele jaren, ieder vanuit eigen invalshoeken, aan het herstel van landschappen. Toch is de effectiviteit daarvan en de schaal en snelheid waarmee dat gebeurt bij lange na niet genoeg om de ambities van de Bonn Challenge te realiseren.
Een deel van de uitdaging zit in de financiering. Ecologische herstelwerkzaamheden worden nu vooral gefinancierd door publiek geld en fondsen met het perspectief van natuurherstel. De private sector is hierbij nauwelijks betrokken. Die private sector, dus bedrijven en investeerders met ‘geduldig kapitaal’, zijn een belangrijke ontbrekende schakel. Wanneer private partijen actief zouden worden in het herstel van landschappen, omdat ze daar – in hun eigen jargon – duurzame business cases in zien, dan kan dat het herstelproces versnellen en opschalen. Investeerders en ondernemers moeten daarvoor een langetermijnsamenwerking aangaan met agrarisch ondernemers en andere landgebruikers.
Eén taal voor boeren, bedrijven en natuurbeschermers
Tot dusver zijn bedrijven en investeerders niet heel actief betrokken bij het herstel van landschappen. Dit gebrek aan betrokkenheid is grotendeels te wijten aan de kloof die gaapt tussen het bedrijfsleven en de organisaties die zich bezighouden met initiatieven voor landschapsherstel. Voor een grotere betrokkenheid van bedrijven en investeerders moeten de barrières tussen lokale gemeenschappen, niet-gouvernementele organisaties (NGO’s), boeren, bedrijven, universiteiten, ecologen, economen en beleidsmakers worden weggenomen. Om dit te kunnen bereiken heeft de Stichting Commonland een gemeenschappelijke taal ontwikkeld; een taal die de investeerders kunnen begrijpen maar die ook voor boeren en andere lokale en internationale ondernemers, experts en natuurorganisaties begrijpelijk is.