Bij binnenkomst doet de beursvloer van Holland Innovation me nog het meeste denken aan Het Beste Idee van Nederland: overal promoten enthousiast gebarende uitvinders hun ontdekkingen aan wie het maar horen wil, in de hoop dat één van de luisteraars zijn (dikke) portemonnee trekt om de uitvinding verder te financieren. Op hun beurt doen investeerders een ronde over de beursvloer om te kijken wat het Nederlandse uitvindergilde de afgelopen twaalf maanden heeft bedacht. Iedereen die wil weten hoe een idee van de tekentafel naar de schappen komt, is bij Holland Innovation aan het juiste adres.
Prefab huizen (populair in Zweden)
Op het eerste gezicht lijken de meeste ideeën vooral het resultaat van een paar maanden knutselen in de schuur of de garage. Zo zie ik al snel een stand met plastic klompen die zich om de voeten heen klemmen, en daarnaast iemand die zijn ladderhouders aanprijst; die moeten ervoor zorgen dat een ladder niet meer wegglijdt op de gladde straatstenen. Even later kom ik zelfs een stand tegen die beweert dat prefab huizen (blijkbaar erg populair in Zweden) het helemaal gaan worden in ons landje.
Gelukkig zegt de eerste indruk niet alles. Op Holland Innovation staan ook veel onderzoekers die na vier jaar werk op de universiteit klaar zijn om hun eigen bedrijfje te starten en hun product aan de man te brengen. Na een paar minuten zie ik de eerste uitvindingen die wel eens een investering waard kan zijn.
Kleefklimmen is één van de ideeën die op Holland Innovation werd gepresenteerd. Dankzij sterke elektromagneten blijft de klimmer hangen aan metalen wanden en zelfs plafonds. Door de magneten om de beurt uit te schakelen komt de klimmer langzaam omhoog.
Naast een metalen wand zit twee man driftig te knutselen aan iets dat lijkt op een schaats, maar waarbij de ijzers zijn vervangen door een groot blok metaal. Volgens bedenker Edwin van der Heide kijk ik hier naar de voorbereiding op een demonstratie van het kleefklimmen. Schoenen en handschoenen met elk een sterke elektromagneet laten de klimmer kleven aan elk metalen oppervlak. “Zoiets was er simpelweg nog niet”, vertelt Van der Heide. “Op een dag hadden we dit idee, en we dachten: laten we het maken. De belangrijkste toepassing van kleefklimmen is fun, maar je kan het ook gebruiken voor onderhoudswerk in de scheepsbouw.”
Zoals de foto aangeeft, ligt een kleefklim-pak overmorgen nog niet in de winkel. De grote magneten en de loodzware rugzak die ze aandrijven maken het geheel nog niet erg praktisch. “Dit is dan ook een functioneel model. Als geld geen rol speelt kunnen we binnen enkele maanden een echt prototype bouwen.”
Miniatuurijskastjes
Dan schalt de stem van presentator Jan Douwe Kroeske door de zaal: “En nu gaan we over naar de presentatie van de kandidaten voor de Simon Stevin Gezelprijs!” Dit is een jaarlijkse wedstrijd van Technologiestichting STW. De vier meest veelbelovende onderzoekers die in 2007 promoveerden op een STW-project mogen hier het resultaat van hun onderzoek presenteren aan het publiek en een deskundige jury. De winnaar van de titel gaat naar huis met €5000.
Opvallend genoeg gaan drie van de vier inzendingen over nanotechnologie. Floor Wolbers presenteert een chip die snel een microbiopsie kan doen van kankercellen. Hiermee slaat ze een unieke brug tussen de fundamentele celbiologie en chiptechnologie. Cristianne Rijcken introduceert haar nanobolletjes aan het publiek, die vol zitten met antitumormiddelen. Met de bolletjes kunnen artsen de chemotherapie gericht naar de tumor sturen, zodat ze niet langer het hele lichaam hoeven volpompen met giftige stoffen. De cryogene microkoelers van Pieter Lerou zijn miniatuurijskastjes waarop ruimte is voor een chip. Zijn uitvinding kan een chip afkoelen tot maar liefst -200 graden Celsius, waardoor de prestaties van een chip aanmerkelijk omhoog gaan. Zo krijgt een mobiele telefoon een veel groter bereik door de vermindering van thermische ruis. Tenslotte vertelt Bastiaan Blankert zijn ideeën om waterzuivering efficiënter en goedkoper te maken door de filters te verbeteren.
De cryogene microkoeler is één van de inzendingen voor de Simon Stevin Gezelprijs. Het miniatuurijskastje koelt chips tot -200 graden Celsius, zodat de elektrische geleiding verbetert en er minder thermische ruis is. Dit laatste vergroot bijvoorbeeld het bereik van een mobiele telefoon.
Lerou is met zijn koelers een eigen bedrijf begonnen, Kryoz Technologies. Hij vertelt hoe het zover kon komen: “Dit project is ooit begonnen in 1996 met een andere promovendus. Die heeft bewezen dat je bepaalde koelcycli kan verkleinen. Mijn opdracht was om een product te maken dat je in grote hoeveelheden kan produceren. Ik heb het meer vercommercialiseerd. Na mijn promotie ben ik een jaar naar Australië gegaan om bij een telecommunicatiebedrijf te werken. Daar heb ik de koelers geïntegreerd met hun circuits. Toen zijn we met deze spin-off begonnen, omdat de markt wel zat te wachten op iemand die deze koelers ging maken.”
Na de presentaties en een (zeer) uitgebreid beraad roept de jury Cristianne Rijckers met haar nanobolletjes tot winnaar uit. Ze heeft vergevorderde plannen om net als Lerou een eigen bedrijf op te richten. De €5000 kan ze hiervoor goed gebruiken, want er is nog veel meer onderzoek nodig voordat haar idee klaar is voor de markt. “De farmaceutische industrie is zeer geïnteresseerd in deze ontwikkeling”, zegt Rijckers, “maar je moet echt in de praktijk laten zien dat het werkt vóórdat een bedrijf met je in zee wil gaan.”
Artistieke impressie van de ‘geneesmiddelenkoeriers’ die via de bloedbaan medicijnen op de juiste plaats moeten afleveren. Beeld: Mariëlle Roeters; achterzijde proefschrift Cristianne Rijcken
Biercocktail
Wat me opvalt aan de beurs is de aandacht voor gameontwikkeling. Met de uitreiking van de eerste Dutch Game Awards op 6 november 2008 lijkt het erop dat Nederland toch eindelijk een flinke game-industrie begint te krijgen. Om nieuwe bedrijfjes, die vaak bestaan uit een groepje studenten die na hun opleiding besloten games te maken, op weg te helpen is de Dutch Game Garden (DGG) in het leven geroepen. DGG voorziet de bedrijven van een werkplek en de nodige middelen om uit te groeien tot een ontwikkelaar van (inter)nationaal formaat.
Eén van de bedrijfjes onder de paraplu van DDG is Monobanda. Deze ex-studenten slaan met hun games een nieuwe weg in: ze willen de scheiding tussen het virtuele en het tastbare overbruggen, en doen dit bijvoorbeeld met een interactief schilderij. “Dit soort technologie ontwikkelen we niet alleen maar voor Nintendo, Microsoft en Sony, juist niet eigenlijk”, vertelt één van de ontwikkelaars. “We willen hiermee een bedrijf of een ziekenhuis persoonlijk maken. Zo kan je bij een bezoek aan Heineken bijvoorbeeld met echte bierflesjes schuiven en schenken, en dan maakt de computer hier een biercocktail van.”
Het onderstaande filmpje toont een andere uitvinding van Monobanda, het interactieve schilderij.
Een hele andere aanpak kom ik tegen bij de Microsoft stand. Hier tonen enkele net afgestudeerde studenten hun creatie, het Xbox 360 spel Guardian of Eden. Zij ontwierpen in opdracht van Microsoft een game voor basisscholieren met milieubescherming als thema. Het heeft iets weg van een kruising tussen Zelda en Animal Crossing. “We zijn hier tijdens ons afstuderen mee begonnen”, vertelt Nick Joore, één van de ontwerpers, “en we waren verbaasd hoe makkelijk het allemaal ging. We hebben alle tekeningen en designs voor de wereld gemaakt, de gameplay bedacht en zelfs onze eigen engine gebouwd. En dat alles in twee en een halve maand. Op de beurs zoeken we gamepublishers met wie we onze game verder kunnen uitwerken.”
Opvallend is dat zowel Monobanda als de jongens van Guardian of Eden weinig programmeurs in hun teams hebben. De mensen van Monobanda zijn allemaal afkomstig van de Hogeschool van de Kunsten in Utrecht, van de opleiding Design for Virtual Theater and Gaming (DVTG). Twee makers van Guardian of Eden volgden een opleiding Grafisch & Multimedia Design en Communicatie & Multimedia Design, de derde deed het harde programmeerwerk. Blijkbaar hoef je tegenwoordig geen honderdduizend regels programmeertaal te kunnen schrijven om een mooie game te maken.
De game Guardian of Eden, nog een conceptuele game voor de Xbox 360, is gemaakt door drie Nederlandse studenten tijdens hun afstuderen. De game is bedoeld voor basisschoolleerlingen, het doel is om het mooie Eden te beschermen tegen milieuvervuiling.
Glasblazers
Dat Holland Innovation heel veel lijkt op Het Beste Idee van Nederland blijkt als ik op de beurs ineens Erland Bakkers tegen het lijf loop. Bakkers is één van de juryleden van het populaire televisieprogramma, maar komt hier voor zichzelf. “Ik zit niet alleen in de jury, maar ik ben dagelijks in de innovatie actief. Ik vind het goed om hier de hoogtepunten op het gebied van innovatie in Nederland in de gaten te houden.” Op de vraag of hij nog iets interessants heeft gezien raadt hij de 3D printer aan. “Het is eigenlijk een rapid prototyping techniek met kleuren. Ik wist dat het bestond, maar dit is de eerste dat ik hem ga zien.”
Op Bakkers’ aanraden ga ik dan ook op zoek naar de printer, en loop al snel tegen een soort werkplaats aan voor driedimensionale ontwerpen. Het blijkt het Protospace laboratorium te zijn van de Universiteit Utrecht. Hier kunnen ze alle getekende ontwerpen in drie dimensies nabouwen, en het mooie is: het is voor iedereen toegankelijk. “We krijgen hier studenten, ondernemers, gamedevelopers, glasblazers, sieradenmakers en uitvinders”, vertelt Siert Wijnia, één van de medewerkers. “Een gamedeveloper wilde weten hoe zijn figuurtje in de game er in 3D uit zou zien, dus hebben we het even voor hem uitgeprint.”
Hier staat ook de 3D printer waar Bakkers naar verwees. De techniek werkt als volgt: je voert een ontwerp in, waarna de printer een keramisch materiaal laagje voor laagje op de plaat spuit en inkleurt. Denk aan een suikertaart die laagje voor laagje wordt opgebouwd. Het resultaat is bijvoorbeeld een gekleurd schaalmodel van een gebouw (handig als je architect bent) of iets heel nieuws, zoals een combinatie van een USB-stick en een flessenopener.
In het Protospace lab kan iedereen een 3D print krijgen van zijn of haar ontwerp. In de hoeken een paar voorbeelden van de prints van Protospace.
Het kost nu nog zo’n honderd euro om een model te printen, maar die kosten worden een stuk lager als je meerdere prototypes achter elkaar maakt. En dat is precies de bedoeling van Protospace, want heel Nederland moet gebruik gaan maken van het lab. Wijnia: “Op dinsdagen en donderdagen is het lab open voor het publiek. Je betaalt je eigen materiaalkosten, verder kan je van alles gebruik maken. Het lijkt ons leuk als scholen hier met de lessen Handvaardigheid een dagje langskomen om de mogelijkheden van de moderne werkplaats te proeven.”
Stomverbaasd
Nanotechnologie, milieubesparing, gamedesign – innovatie in Nederland is springlevend. Zowel uit de laboratoria van de universiteiten als uit de zolderkamers blijven de ideeën stromen. Toch is er nog veel ruimte voor verbetering, te beginnen op de middelbare scholen. Siert Wijnia van het Protospace lab vertelt: “Voor mijn vorige werkgever reisde ik de wereld over, en ik was stomverbaasd toen ik zag hoe mensen in andere landen naar techniek kijken. Bijna overal zijn technische studies populaire opleidingen, zowel bij jongens als meisjes. In Nederland heeft het nog steeds een ‘nerdy’ reputatie.”
Om dit te veranderen moeten vooral jongeren gaan inzien dat techniek een belangrijk vakgebied is, niet in het minst om te zorgen dat Nederland haar reputatie behoudt als technologisch vergevorderd land. Gelukkig zijn er beurzen als Holland Innovation om ons hieraan te herinneren.