Door de val van het kabinet Balkenende II komen de volgende Tweede-Kamerverkiezingen al heel dicht bij: 22 november 2006 is het zover. Als de opkomst het niveau van de meest recente Kamerverkiezingen haalt, dan stellen tegen de tien miljoen mensen op die dag met hun partijkeuze een politieke daad. Zo maakten op 22 januari 2003 om precies te zijn 9.654.475 Nederlandse burgers een keuze uit de partijen die toen streden om hun stem, bijna 80 procent van alle kiesgerechtigde burgers. Op 15 mei 2002 stemde een vergelijkbaar aantal kiezers, goed voor een opkomst van 78,9 procent. Je hoeft geen kwantitatief onderzoeker te zijn om dat indrukwekkende cijfers te vinden.
“Elections are the lifeblood of democracy”, aldus de openingszin van een recent boek over verkiezingen en kiesgedrag. Verkiezingen als levenssap of, in een fraaier beeld, het kloppende hart van de representatieve democratie. Mensen hebben gevochten voor en zijn gestorven in de strijd om algemeen kiesrecht. In verschillende landen is die strijd nog gaande En hoewel verkiezingen niet mogen worden gelijkgesteld aan ‘democratie’ als zodanig, zal het moeilijk zo niet onmogelijk zijn om een erkende, functionerende democratie te vinden zonder verkiezingen. Ook het politieke bestel dat we in Nederland kennen, heeft als wezenlijk onderdeel dergelijke periodieke, vrije, eerlijke en competitieve verkiezingen.
Kiezers stellen op de verkiezingsdag een daad. Zij gaan stemmen of niet. En als zij gaan, kiezen zij uit het zeker in Nederland ruime aanbod van partijen en door partijen opgestelde kandidatenlijsten. Binnen de lijst is er vervolgens de keuze tussen individuele kandidaten, een keuze die door het verlagen van de drempel van voorkeurstemmen in de loop der tijd effectiever is geworden. We hebben dat bijvoorbeeld bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart dit jaar gezien, toen in meerdere gemeenten de door partijen aangebrachte lijstvolgorde door kiezers werd verstoord. Dat was voor sommigen even wennen. Maar goed, die specifieke keuze voor een bepaalde partij of persoon staat centraal in kiezersonderzoek: waarom of waardoor stemmen mensen zoals zij doen?
Hoewel tal van onderzoekers meer gegevens en betere analysetechnieken hebben dan ooit, lijkt het begrip van het electoraat en het inzicht in het individuele kiesgedrag kleiner dan ooit. Het kiezers-onderzoek heeft zich sterk ontwikkeld, zowel in breedte als in diepgang, maar die ontwikkeling wordt nog ruim overtroffen door veranderingen die het electoraat heeft ondergaan.
- Geschiedenis kiezersonderzoek (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
- Vernieuwd kiezersonderzoek (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
- Personen en personalisering (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
- Op zoek naar de allochtone kiezer
- Politieke veranderingen in Nederland 1971-1998
Kiesgedrag wordt mede bepaald door formele en feitelijke mogelijkheden en beperkingen, door de institutionele omgeving. Willen we verkiezingen, kiezers en kiesgedrag begrijpen, dan zullen we de institutionele vormgeving van het electorale proces moeten bekijken. Die institutionele omgeving maakt bijvoorbeeld een specifiek Nederlandse vorm van strategisch stemmen mogelijk. Er gaan stemmen op het kiesstelsel te veranderen.
- Strategisch stemmen (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
- Burgerforum (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
En verder:
De afgelopen gemeenteraadsverkiezingen:
- De ene raad is de andere niet en zeker geen Tweede Kamer (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
- En we gaan over tot de orde van de dag (Kennislinkartikel van Joop van Holsteyn)
Dit dossier is gebaseerd op de oratie van Professor Joop van Holsteyn die hij 16 juni 2006 hield als bijzonder hoogleraar Kiezersonderzoek aan de Universiteit Leiden. Klik hier voor de gehele oratietekst van professor Van Holsteyn.