Wat precies het voordeel is van de snuitbescherming hebben de onderzoekers niet kunnen achterhalen. Shark Bay (Haaienbaai) heeft namelijk niet voor niets die naam. Voor de tuimelaars is het een voortplantingsgebied. Er leven op dit moment meer dan 140 vrouwtjes, waarvan er veel een jong hebben, en een wisselend aantal mannetjesdolfijnen. Van deze groep vertonen vijftien volwassen dolfijnen en zeven jongen het spons-gedrag, minder dan tien procent van de totale populatie.
Slechts één van deze 22 dolfijnen is een mannetje. Het lijkt er dus op, en genetisch onderzoek ondersteunt dit, dat het gedrag van moeder op dochter wordt overgebracht. Dat bewijst dat het hier om een echte vorm van cultuur gaat. Het ‘sponzen’, zoals de ontdekkers het gedrag genoemd hebben, is daarmee het eerste waargenomen geval van een ‘materiële cultuur’ bij zeezoogdieren. (Zeeotters gebruiken weliswaar ook gereedschap, maar zij behoren niet tot de familie ‘zeezoogdieren’.)
In dolfinaria is al vaak waargenomen dat dolfijnen niet alleen van mensen, maar ook van elkaar kunnen leren. Aangezien al de ‘sponzende’ dolfijnen hoogstwaarschijnlijk dezelfde ‘voormoeder’ hebben, is de meest logische verklaring dan ook dat dit gedrag door moeders aan hun dochters geleerd wordt. Een andere uitkomst van het genetische onderzoek is dat de onderlinge verwantschap van de ‘sponzers’ zo groot is dat de uitvindster er van kort geleden moet hebben geleefd.
De reden dat het mannetjes bijna nooit lukt om de nieuwe uitvinding onder de knie te krijgen is vermoedelijk genetisch. Ze brengen namelijk evenveel tijd door met hun moeder, dus daaraan kan het niet liggen. Uit onderzoek aan chimpansees waren dit soort verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes al eerder bekend. Ook bij die diersoort leren de jonge vrouwtjes veel sneller een nieuwe truc van hun moeder dan de jonge mannetjes.
Bron:
Krützen et al., Cultural transmission of tool use in bottlenose dolphins, PNAS, 7 juni 2005