Je leest:

Doek in de dijk

Doek in de dijk

Auteur: | 19 oktober 2012

Om een dijk te versterken kan je deze natuurlijk verbreden, of een extra damwand aanleggen. Maar simpelweg een stuk doek plaatsen blijkt ook te helpen – en dat is een stuk goedkoper.

Het verticaal aanbrengen van een stuk geotextiel in het midden van een dijk kan het proces van piping (zie kader hieronder) flink afremmen, toonden onderzoekers van Deltares deze maand aan. En dat is goed nieuws, want piping komt veel voor bij Nederlandse dijken, en kan deze doen verzakken of bezwijken.

Piping

Het drukverschil tussen het water aan weerszijden van een dijk veroorzaakt stroming van grondwater. Het water beweegt zich hierbij door het zand langs de onderkant van de kleidijk, en neemt zandkorreltjes mee op zijn weg. Na verloop van tijd ontstaan hierdoor een soort minuscule tunneltjes (pipes), die gaan fungeren als voorkeurspaden voor het water. Als er niet wordt ingegrepen vreten deze pipes zich langzaam maar zeker een weg door de dijk heen. Er ontstaan dan doorgaande kanaaltjes door de onderkant van de dijk, die er toe kunnen leiden dat deze bezwijkt.

Geotextiel

Het geheim van de methode zit in de eigenschappen van het geotextiel. Dit laat water door, maar houdt zand tegen, waardoor de pipes zich niet door het doek heen kunnen bewegen. Het textiel wordt als een soort schutting verticaal in de dijk geplaatst, en zorgt zo dat deze minitunneltjes niet door de hele dijk heen gaan lopen. Door speciaal ingeweven glasvezeldraad kan het textiel bovendien vervormingen in de grond en veranderingen in temperatuur en spanning registreren, en zo het hele proces in de gaten houden.

“Wel moet je voor elke dijk weer ander type geotextiel gebruiken”, vertelt Ulrich Förster, de projectleider bij Deltares, die nauw bij het experiment betrokken was. Het werkt als een filter, de openingen moeten dus worden aangepast aan de korrelgrootteverdeling van het zand in de dijk.

Schematische weergave van dijk met geotextiel. De dijk van klei staat op het zand. Grondwater stroomt vanaf het buitenwater door het zand, en komt aan de droge kant weer aan het oppervlak (kwel). Hierbij stroomt aan de droge kant zand uit – het begin van de pipe. Als er niet wordt ingegrepen vreet deze zich vervolgens langzaam maar zeker naar de waterzijde van de dijk. De vertical blauwe streep is het scherm van geotextiel.
U. Förster, Deltares, met toestemming

IJkdijk

De onderzoekers deden hun proef op een testdijk (de zogenaamde IJkdijk) in Bellingwedde in Groningen. Ze brachten een speciaal soort geotextiel aan over een lengte van 15 meter. Het doek werd bevestigd in de kleilaag van de dijk, en liep nog 50 centimeter door in het onderliggende zand. Hierna voerden ze de waterdruk tegen de dijk op, zodat het proces van piping in gang werd gezet.

En het werkte: hoewel al snel geconcludeerd werd dat er sprake was van piping in de dijk, werd het doorgroeien van de pipingkanaaltjes door het geotextiel succesvol gehinderd. Acht dagen hield het geotextiel het pipingproces tegen – daarna werd het experiment gestopt. “In de praktijk is dit meestal ook ongeveer de periode dat een hoogwatersituatie duurt en er risico op piping is”, aldus Förster.

Een experiment waarbij geotextiel wordt ingezet om piping tegen te gaan. IJkdijk, Bellingwolde
Deltares, met toestemming

Het experiment werd uitgevoerd in opdracht van het waterschap Rivierenland. Nu de test geslaagd is gaat dit waterschap bekijken of het textiel volgend jaar op een langer dijktraject in Rivierenland kan worden uitgeprobeerd. “Dan zal het textiel niet in de dijk worden geplaatst”, vertelt Förster, “maar net er achter.” Dit vanwege de betere uitvoerbaarheid en controleerbaarheid. Ook op deze manier zullen alleen korte pipes ontstaan, die tot aan het geotextiel lopen, is de verwachting.

Zie ook:

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 19 oktober 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.