Je leest:

Docent praat moeizamer met migrantenouder

Docent praat moeizamer met migrantenouder

Auteur: | 17 mei 2012

De opvattingen van docenten over leren komen vaker overeen met die van autochtone Nederlandse ouders dan met die van allochtone ouders. Hierdoor verloopt de communicatie op school met die laatste groep soms moeizamer, zeggen NWO-onderzoekers Mariëtte de Haan, Inge Wissink en Ed Elbers van de Universiteit Utrecht.

In groep acht van de basisschool krijgen ouders en kinderen een advies voor het vervolgonderwijs door middel van het schooladviesgesprek. De onderzoekers analyseerden een aantal van deze gesprekken tussen docenten en ouders met verschillende achtergronden (Nederlandse, Turkse en Marokkaanse).

Uit de gesprekken bleek dat leerkrachten verschil maakten in het verklaren van de schoolprestaties van kinderen. Leerkrachten schreven de schoolprestaties van allochtone kinderen vaak toe aan ‘inzet’ (‘je best doen’). De prestaties van autochtone Nederlandse kinderen werden door leerkrachten vaker toegeschreven aan psychologische factoren, zoals concentratie of faalangst. Ook noemden autochtone Nederlandse ouders vaker oorzaken die te maken hadden met de persoonlijkheid van het kind.

Prestaties van migrantenkinderen werden vaker gezien als het resultaat van hard werk.

Andere verwachtingen

De ouders van autochtone Nederlandse kinderen en leerkrachten leken er bij voorbaat vanuit te gaan dat ze het met elkaar eens zouden zijn in gesprekken en anticipeerden daar ook op. Hierdoor kon die groep ouders vaker ‘eigen’ verklaringen in brengen waardoor ze meer invloed hadden in het gesprek en de diagnose. De gesprekken met autochtone ouders bleken ook interactiever van aard dan die met de migranten.

In de gesprekken met migrantenouders verwachtten leerkrachten juist verschillen in opvatting: daardoor hadden ze de neiging om al voordat ouders iets gezegd hadden bepaalde verklaringen die ouders zouden kunnen geven voor slechte of goede prestaties te weerleggen.

Betere communicatie mogelijk

De Haan is van mening dat de communicatie tussen leerkrachten en met name migrantenouders verbeterd kan worden door bewuster om te gaan met (vermeende) verschillen in visie, houding en gedrag. ‘Leerkrachten kunnen toetsen of er sprake is van een gedeelde visie. Ook kunnen scholen nadenken over alternatieve manieren om ouders met een migratieachtergrond de schoolcarrière van hun kinderen te laten ondersteunen, gezien de verschillen met autochtone Nederlandse ouders.’

Zo zouden scholen laagdrempelige informatie-avonden kunnen organiseren (door middel van interactieve werkvormen), waarin ouders en scholen informatie uitwisselen over hoe zij denken dat kinderen het beste geholpen kunnen worden met school. Scholen gaan vaak uit van een standaardmanier om dit te doen die is gebaseerd op een ‘traditioneel’ Nederlands middenklassegezin waarin beide ouders het Nederlandse onderwijs hebben doorlopen – en met die ervaring hun kinderen kunnen helpen.

Maar in gezinnen met een migratie-achtergrond gebeurt vindt onderwijsondersteuning vaak op een alternatieve manier plaats (bijvoorbeeld door oudere broers en zussen in te schakelen). Nagedacht moet worden hoe scholen kunnen aansluiten op deze alternatieve manieren en welke ondersteuning verder nog nodig is. Migrantengezinnen moeten hierin een actieve rol spelen.

Ander beeld van leerkracht

De Haan: ‘Wat ook opvalt is dat allochtone ouders meer afstand tot de leerkracht houden. Zij zien een groot verschil in verantwoordelijkheid voor de leerprestaties van hun kind tussen de leerkracht als professional en henzelf als ouders. Nederlanders maken dat verschil minder.’

Uit de geanalyseerde gesprekken bleek dat autochtone Nederlandse ouders gemakkelijker rollen wisselen (zich in de andere positie verplaatsen) en verantwoordelijkheden delen met de leerkracht dan ouders met een migratie-achtergrond. Ouders en leerkrachten kunnen elkaar echter makkelijker ondersteunen indien zij een (zelfde) pedagogische aanpak afspreken.

Autochtone Nederlanders zien eerder ook een rol voor zichzelf weggelegd bij de leerprestaties van hun kinderen.
Wikimedia Commons

Zo zei een autochtone Nederlandse ouder zegt bijvoorbeeld: ‘Ik hoor dat mijn dochter bij jou elke dag nog vraagt om die extra leesoefeningen. Thuis oefenen we daarom ook met het oefenboekje’. In gesprekken met ouders met een migratie achtergrond hoorden de onderzoekers ouders nogal eens zeggen: ‘U bent de leerkracht, u weet het, wat moet ik zeggen?’.

Overigens constateerden de onderzoekers dat naarmate migrantenouders hoger zijn opgeleid, ze in hun gedrag en houding meer lijken op autochtone Nederlandse ouders.

Verschillen werken belemmerend

De verschillen in visie maken het voor allochtone ouders en leerkrachten lastiger om als partners op te trekken, al proberen beide partijen dit zeker wel te realiseren, stellen de onderzoekers. Allochtone ouders zijn in deze gesprekken in het nadeel door hun gebrek aan ervaring met het Nederlandse schoolsysteem en een minder goede beheersing van het Nederlands ten opzichte van autochtone Nederlandse ouders. Daar komt bij dat hun opvoedkundige visie soms afwijkt van die van de school.

Achtergrondinformatie

Het onderzoeksproject ‘De rol van de school in de socialisatie van migrantengezinnen’ richt zich op communicatieve processen op scholen als spiegel van de wisselwerking tussen school en gemeenschap. Het is gefinancierd door de Programmaraad voor het Onderwijsonderzoek, een onderdeel van NWO, en is uitgevoerd aan de Universiteit Utrecht.

Dit artikel is een publicatie van Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
© Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), alle rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 17 mei 2012
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.