Je leest:

DNA-onderzoek aan Bizon laat mens vrijuit gaan

DNA-onderzoek aan Bizon laat mens vrijuit gaan

Auteur: | 25 november 2004

Een verandering in het milieu – en niet bejaging door mensen – leidde in het Pleistoceen waarschijnlijk tot het ineenstorten van de bizonpopulaties in Siberië, Alaska en Canada. Dat blijkt uit een DNA-onderzoek aan fossiele bizons dat deze week in het wetenschappelijke tijdschrift Science staat.

Een verandering in het milieu – en niet bejaging door mensen – leidde in het Pleistoceen waarschijnlijk tot het ineenstorten van de bizonpopulaties in Siberië, Alaska en Canada. Dat blijkt uit een DNA-onderzoek aan fossiele bizons dat deze week in het wetenschappelijke tijdschrift Science staat.

Het hoofddoel van het onderzoek van een internationale groep van 27 onderzoekers was om uit te zoeken hoe de bizons zich de afgelopen tienduizenden jaren over Noord-Amerika verspreidden. De onderzoekers bestudeerden de genetische diversiteit in een collectie van meer dan vierhonderd fossiele bizons die zijn gevonden in Siberië, Alaska en het noorden van Canada – een gebied dat Beringia wordt genoemd. Van elk individu bepaalden de wetenschappers vervolgens de volgorde van 685 basenparen op een stuk DNA van de mitochondriën. Dit DNA muteert snel en is daarom geschikt voor dit soort evolutionaire studies. Ruim tweehonderd fossielen werden bovendien gedateerd met behulp van de radioactieve koolstofmethode.

Extractie van DNA uit fossiele bizonbotten. Klik op de afbeelding voor een grotere versieFoto: Henry Wellcome Ancient Biomolecules Centre, Oxford University

Uit de genetische gegevens blijkt dat ongeveer 37 duizend jaar geleden het aantal bizons in Beringia sterk begon terug te lopen. Dat is veel eerder dan dat er grote aantallen mensen woonden en jaagden. De eerste aanwijzingen van menselijke activiteit in het gebied zijn namelijk van pas 12 duizend jaar geleden. De afname in de bizons in Beringia is waarschijnlijk gerelateerd aan een veranderend milieu, zo stellen de onderzoekers. Er was 37 duizend jaar geleden eerst een periode van opwarming. Tijdens deze periode breidden wouden zich uit. Deze bossen zijn slecht begaanbaar voor de kuddes bizons. Bovendien is er in de bossen veel minder geschikt voedsel voor bizons dan op steppes. Na de warme periode brak er een koude en droge periode aan. Een of meerdere van deze veranderingen kunnen de bizons de das om hebben gedaan.

In de honderdduizend jaar ervoor maakten de bizons het overigens uitstekend. Er moet toen een landbrug tussen Siberië en Alaska zijn geweest die het mogelijk maakte dat de dieren vanuit Siberië Noord-Amerika introkken. Later zou ook de mens via deze verbinding dit continent betreden. Een opmerkelijke uitkomst van het onderzoek is dat de bizons die tegenwoordig nog in Noord-Amerika leven, afstammen van een populatie die ten zuiden van een ijsmassa voorkwam en zich zo’n twintigduizend jaar geleden uitstrekte over het continent. Tot nu toe werd algemeen aangenomen dat de voorouders van deze bizons toen juist in het noorden vertoefden.

De schedel van een fossiele bizon. Klik op de afbeelding voor een grotere versieFoto: Henry Wellcome Ancient Biomolecules Centre, Oxford University

Het bizononderzoek maakt het aannemelijk dat klimaatveranderingen leidden tot het uitsterven van andere dieren die in het Pleistoceen voorkwamen zoals sabeltandtijgers, mammoeten en wilde paarden. Sommige wetenschappers zijn daar echter niet van overtuigd en blijven bij de alternatieve oorzaak: bejaging door de mens. De auteurs van het Science-artikel erkennen dat het niet is uitgesloten dat de jacht een rol heeft gespeeld bij het uitsterven van de bizons in Beringia. Maar het DNA-onderzoek maakt het op zijn minst onwaarschijnlijk dat jacht de enige factor is.

Dit artikel is een publicatie van NEMO Kennislink.
© NEMO Kennislink, sommige rechten voorbehouden
Dit artikel publiceerde NEMO Kennislink op 25 november 2004
NEMO Kennislink nieuwsbrief
Ontvang elke week onze nieuwsbrief met het laatste nieuws uit de wetenschap.